Volg ons op YouTube

Afval der heiligen, of zekerheid van behoud?

Is er afval der heiligen, met andere woorden, kan iemand die tot geloof gekomen is nog verloren gaan of is er zekerheid van behoudenis? Deze vraag is al door veel mensen gesteld. Het kan een enorme worsteling zijn voor hen die nog steeds niet gekomen zijn tot de rust en vrede in Christus. Toch kunnen ook zij die net tot geloof gekomen zijn, bestreden worden met deze vragen. Wat leert God ons in Zijn Woord?

‘En indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere, Die een iegelijk mildelijk geeft, en niet verwijt; en zij zal hem gegeven worden. Maar dat hij ze begere in geloof, niet twijfelende; want die twijfelt, is een baar der zee gelijk, die van den wind gedreven en op en neder geworpen wordt. Jak. 1:5,6.’ Wat een heerlijke woorden vol van troost. Laten wij de wijsheid van God begeren, Hij geeft overvloedig en stuurt ons nooit weg. Hij roept ons op om niet te twijfelen, want dat maakt ons als een baar der zee. Het ene moment vol geloof en het volgende moment vol ongeloof. Je hoort wel eens uitspraken als: ‘zo in de wolken en zo in de kolken’, ‘zo genoten en zo weer toegesloten’ maar is dit ook Bijbels of is dit een pure bevinding van hen die nog iets van zichzelf verwachten?

Een tekst die veel stof doet opwaaien vinden we in Hebreeën. ‘Want het is onmogelijk, degenen die eens verlicht geweest zijn en de hemelse gave gesmaakt hebben en des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn, En gesmaakt hebben het goede woord Gods en de krachten der toekomende eeuw, En afvallig worden, die, zeg ik, wederom te vernieuwen tot bekering, als welke zichzelven den Zone Gods wederom kruisigen en openlijk te schande maken, Hebr. 6:4-6.’ Deze tekst laat ons duidelijk zien dat niet alle mensen die menen behouden te zijn, ook daadwerkelijk behouden zijn. Er zijn mensen die leven onder de verkondiging van Gods Woord. Velen gaan zondag aan zondag naar een kerk of bijeenkomst waar zij het Woord Gods horen prediken. Sommigen hebben diepe indrukken, anderen hebben veel kennis en bijzondere gaven van uitlegging. Weer anderen zijn zo overtuigd van de waarheid dat zij anderen tot nadenken zetten. Maar helaas, hoe veel van deze mensen komen op een gegeven moment tot de conclusie, dat hun geloof hen uiteindelijk geen houvast geeft. Zij vallen af, verlaten de kerk of groepering waar zij aangesloten waren en zoeken hun vreugde in de wereld. Bij veel mensen gebeurt dit niet zomaar, allerlei zaken kunnen hier de aanleiding van zijn. Pijnlijke ervaringen, scheuringen in de gemeenten of woordenwisselingen die diep door het hart snijden. Toch moeten wij van deze mensen zeggen dat de belijdenis van hun lippen niet de belijdenis van het hart is geweest. Zoals de Heere Jezus het zei in de gelijkenis van het zaad in de akker: ‘Maar die in steenachtige plaatsen bezaaid is, deze is degene die het Woord hoort en dat terstond met vreugde ontvangt; Doch hij heeft geen wortel in zichzelven, maar is voor een tijd; en als verdrukking of vervolging komt om des Woords wil, zo wordt hij terstond geërgerd, Matth. 13.’ Dit tijdgeloof is niet bestand tegen de beproevingen. Als we het leven van deze mensen bekijken dan zien we vaak dat zij geen betere mensen maar juist slechtere zijn geworden. Het is alsof zij de vreugde die zij moesten missen in de tijd dat zij een zogenaamd net leven leefde, nu alsnog in willen halen. ‘Want indien zij, nadat zij door de kennis van den Heere en Zaligmaker Jezus Christus de besmettingen der wereld ontvloden zijn, en in dezelve wederom ingewikkeld zijnde, van dezelve overwonnen worden, zo is hun het laatste erger geworden dan het eerste, 2 Petr. 2:20.’ Gods Woord is niet lovend over hen die de Heere Jezus de rug toekeren. Zij hebben het bloed onrein geacht en vertreden. ‘Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden, Maar een schrikkelijke verwachting des oordeels, en hitte des vuurs, dat de tegenstanders zal verslinden. Als iemand de wet van Mozes heeft tenietgedaan, die sterft zonder barmhartigheid onder twee of drie getuigen; Hoeveel te zwaarder straf, meent gij, zal hij waardig geacht worden, die den Zone Gods vertreden heeft, en het bloed des testaments onrein geacht heeft, waardoor hij geheiligd was, en den Geest der genade smaadheid heeft aangedaan? Hebr. 10:26-29.’

Het is voor ons mensen moeilijk om te beoordelen of iemand nu wel of niet gered is. Dit is ook niet aan ons. Wij worden niet gevraagd om rechter te zijn over onze naasten. Wij zien maar aan wat voor ogen is, wij horen de mooie woorden van iemand lippen maar kunnen niet in het hart kijken. God en God alleen is Rechter, Zijn ogen doorlopen de ganse aarde en Hij doorzoekt het hart. Hijzelf weet in welke harten Zijn Goddelijke liefde is uitgestort.
Als we door een wijngaard lopen dan zien we veel verschillende wijnstokken staan, de ene wijnstok heeft ranken zonder vrucht, de andere een beetje en de volgende veel vrucht. Zo is het ook in het geestelijke leven. Jezus is de ware Wijnstok. Hij roept alle mensen om te komen. ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven, Matth. 11:28.’ Als wij komen en in Hem worden ingeënt dan zullen we vrucht dragen. Vele mensen belijden met hun mond en door bepaalde daden dat zij gekomen zijn tot deze ware Wijnstok maar de vrucht wordt niet gevonden. Wij hoeven niet te oordelen over elkaars vrucht dat doet God de Vader, De Landman en Zijn oordeel zal aan het licht brengen of wij werkelijk zijn ingeënt of dat wij maar voor een tijd aan de wijnstok geplakt waren. ‘IK ben de ware Wijnstok, en Mijn Vader is de Landman. Alle rank die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg; en alle die vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht drage. Gijlieden zijt nu rein om het woord dat Ik tot u gesproken heb. Blijft in Mij, en Ik in u. Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelve, zo zij niet in den wijnstok blijft, alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft. Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen. Zo iemand in Mij niet blijft, die is buitengeworpen gelijkerwijs de rank, en is verdord; en men vergadert dezelve, en men werpt ze in het vuur, en zij worden verbrand. Indien gij in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven, zo wat gij wilt, zult gij begeren, en het zal u geschieden. Hierin is Mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt; en gij zult Mijn discipelen zijn, Joh. 15:1-8.’

De oproep is hier niet om te komen tot Jezus maar in Hem te blijven. Als we de rust en de vrede in het offer van de Heere Jezus hebben leren kennen door de wedergeboorte, dan hebben wij de Heilige Geest ontvangen. Daar is de liefde van God in ons hart uitgestort, al het oude is voorbijgegaan en vanaf dan leven we een nieuw leven. Stromen van leven vloeien door ons heen. Zoals de sappen door de rank stromen en vrucht voortbrengen, zo zullen wij vrucht dragen omdat wij in Christus Jezus zijn. Een wijnrank zonder vrucht is een dode rank, deze wordt verwijderd en in het vuur geworpen. Een rank die weinig vrucht draagt wordt zodanig bewerkt, dat hij veel vrucht gaat dragen. De Landman zelf draagt daar zorg voor. De Wijnstok is de oorzaak van het leven. De oproep aan alle gelovigen die gekomen zijn tot het leven in Jezus, de ware Wijnstok, is dat wij blijven in Hem.

Ernstige woorden, die aanzetten tot zelfonderzoek. Ben ik een kind van God? Zijn de vruchten in mijn leven vrucht van mijzelf, tot eer en heerlijkheid van mijzelf of is het alles uit Hem, door Hem en tot Hem?

Misschien is het nu voor sommigen nog niet duidelijk of er nu wel of geen afval der heiligen is. Kun je vandaag een kind van God zijn en morgen niet meer? Met andere woorden, is er wel zekerheid van geloof en behoud? ‘Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; Welke niet uit den bloede, noch uit den wil des vleses, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn, Joh. 1:12,13.’ Als wij in het geloof de Heere Jezus Christus aannemen, Hem omhelzen en ons leven in Zijn hand overgeven dan zijn wij vanaf dat moment wedergeboren. ‘Een iegelijk die gelooft dat Jezus is de Christus, die is uit God geboren; en een iegelijk die liefheeft Dengene Die geboren heeft, die heeft ook lief dengene die uit Hem geboren is, 1 Joh. 5:1.’ Met andere woorden, vanaf dan zijn wij geestelijk geboren en van kinderen des toorns liggend onder de vloek van een rechtvaardig God, zijn wij geworden kinderen van de Vader, Die nooit meer op ons zal toornen en schelden. (Jes. 54:9) Vanaf dat moment zijn wij vervuld met liefde tot God en al Zijn kinderen.

Er is geen verdoemenis meer voor hen die in Christus Jezus zijn! ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven, Joh. 5:24.’ Zoals we ook lezen in Romeinen 8:1 ‘Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest.’ Broeders en zusters, wij wandelen in het Licht met Jezus, en brengen vrucht voort die uit Hem gevonden wordt (Hosea 14:9). Vruchten van de wedergeboorte ‘Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid, Gal. 5:22.’ Moeten wij dan ons best doen om zoveel mogelijk van deze vruchten voort te brengen? Nee! ‘Zonder Mij kunt gij niets doen’ als wij in Hem blijven dan brengen wij vrucht voort. Aan het kruis op Golgotha is de wet vervuld, daar is de toorn Gods geblust daar is voor ons de zaligheid verworven. Daar hing de Heere Jezus geworden tot een vloek. Hij nam al onze schuld en zonden op Zich, wat een liefde. Wat heeft het Hem gekost om ons te verlossen, wie kan er in dat Licht, nog leven in de zonden? ‘En dit is de getuigenis, namelijk dat ons God het eeuwige leven gegeven heeft; en ditzelve leven is in Zijn Zoon. Die den Zoon heeft, die heeft het leven; die den Zone Gods niet heeft, die heeft het leven niet. Deze dingen heb ik u geschreven, die gelooft in den Naam van den Zone Gods; opdat gij weet dat gij het eeuwige leven hebt, en opdat gij gelooft in den Naam des Zoons van God, 1 Joh. 5:11-13.’

Het is leven, in en door het geloof, met het oog omhoog en het hart naar boven. ‘Het geloof nu is een vaste grond der dingen die men hoopt, en een bewijs der zaken die men niet ziet, Hebr. 11:1.’ Luisterend naar Zijn dierbare stem. ‘Mijn schapen horen Mijn stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij; En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken. Mijn Vader, Die ze Mij gegeven heeft, is meerder dan allen, en niemand kan ze rukken uit de hand Mijns Vaders. Joh. 10:27-29.’ Wat een troost, niemand zal ze uit Mijn hand rukken. We zijn gekocht door het dierbare bloed van het Lam, we zijn verlost van de macht van satan, dood en hel, om eeuwig met Hem te leven. ‘Hieraan kennen wij dat wij in Hem blijven, en Hij in ons, omdat Hij ons van Zijn Geest gegeven heeft. En wij hebben het aanschouwd en getuigen dat de Vader Zijn Zoon gezonden heeft tot een Zaligmaker der wereld. Zo wie beleden zal hebben dat Jezus de Zone Gods is, God blijft in hem en hij in God. En wij hebben gekend en geloofd de liefde die God tot ons heeft. God is Liefde; en die in de Liefde blijft, die blijft in God en God in hem. Hierin is de liefde bij ons volmaakt, opdat wij vrijmoedigheid mogen hebben in den dag des oordeels, namelijk dat gelijk Hij is, wij ook zijn in deze wereld. Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees buiten; want de vrees heeft pijn, en die vreest, is niet volmaakt in de liefde. Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft, 1 Joh. 4:13-19.’

Zijn wij wedergeboren, dan verwachten wij het alleen nog maar van Hem, eeuwig leven hebben wij ontvangen en niemand kan ons ooit nog rukken uit Zijn lieve handen! Amen, Hallelujah.

De herdersfluit.

Eens ging ik langs het lage riet,

dat ruisen kan en anders niet,

toen langs mijn pad een herder kwam,

die één van deze halmen nam,

en die besnoeide en besneed

en maakte tot zijn dienst gereed.

Door dit gekorven rietje, dat

als dood hij in zijn handen had,

die stemmeloze stengel, zond

hij straks de adem van zijn mond.

En als hij blies, zo zong het riet

en als hij zweeg, verstomde ‘t lied:

de zoete, pas ontwaakte stem

bestond en leefde slechts door hem.

Zo gaf ik gaarne wens en wil

in ‘s Heeren hand en hield mij stil.

Zo dan, als door een rieten fluit,

bij zwijgend eigen stemgeluid,

Gods adem door mij henen blies.

Hoe grote winst, bij klein verlies!