Bijna behouden
‘En zie, er kwam een tot Hem en zeide tot Hem: Goede Meester, wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe? En Hij zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan Eén, namelijk God. Doch wilt gij in het leven ingaan, onderhoud de geboden. Hij zeide tot Hem: Welke? En Jezus zeide: Deze: Gij zult niet doden; gij zult geen overspel doen; gij zult niet stelen; gij zult geen valse getuigenis geven; Eer uw vader en moeder; en: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven. De jongeling zeide tot Hem: Al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af; wat ontbreekt mij nog? Jezus zeide tot hem: Zo gij wilt volmaakt zijn, ga heen, verkoop wat gij hebt en geef het den armen, en gij zult een schat hebben in den hemel; en kom herwaarts, volg Mij. Als nu de jongeling dit woord hoorde, ging hij bedroefd weg; want hij had vele goederen, Matth. 19:16-22.’
Wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe? Wat kan ik doen om de hel te ontvluchten? Wat kan ik doen om behouden te worden? Wat moet ik doen om zalig te worden? Kan ik eigenlijk wel iets doen om behouden te worden? Zo maar wat vragen die in de loop van de geschiedenis heel wat keren zijn gesteld. Zo kwam ook de rijke jongeling of jonge man tot de Heere Jezus met zijn vraag. Laten wij luisteren naar dat wat deze geschiedenis ons persoonlijk te vertellen heeft.
Het is nog maar even geleden dat de Heere Jezus Zijn zegende handen op de kinderen gelegd had. Zijn woorden waren zo eenvoudig en tegelijk zo vol betekenis: ‘Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert hen niet; want derzulken is het Koninkrijk Gods. Voorwaar zeg Ik u: Zo wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt gelijk een kindeken, die zal in hetzelve geenszins ingaan, Mark. 10:14,15.’ Zo ontvankelijk en vol vertrouwen een kind is, zo zal een ieder zijn, die het Koninkrijk der hemelen binnengaat. Met andere woorden, als wij het kinderlijke vertrouwen niet kennen, dan kunnen wij op dit moment niet de hemel binnengaan. Als wij niet hebben leren leven uit het geloof, dat is met een kinderlijk vertrouwen dat mij al mijn zonden om Jezus Christus wil vergeven zijn, dan zijn wij niet behouden. Ieder mens wil iets doen om behouden te worden, zo zagen we in de vragen die gesteld worden en zo zien we dat ook in deze geschiedenis, waarin de jonge man tot de Heere Jezus komt.
Hij spreekt de Heere Jezus aan met: ‘Goede Meester’, hieruit blijkt dat hij de Heere Jezus niet kende als de God van hemel en aarde, Die hier voor hem stond als Mens. Tegelijk erkende hij Hem wel als een goede Meester, dat is een Rabbi of onderwijzer en vroeg Hem om raad. ‘Wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe?’ In zijn beleving stond hij tegenover een goed mens en vroeg Hem wat hij zelf voor goeds moest doen om het eeuwige leven te verdienen. De Heere Jezus Die het hart van deze jonge man kende, wilde hem iets leren. ‘Wat noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan Eén, namelijk God.’ Dat kon de jongeman weten uit de Thora en bijvoorbeeld psalm 14 en 53 zoals wij ook lezen in de brief van Paulus aan de Romeinen ‘Allen zijn zij afgeweken, tezamen zijn zij onnut geworden; er is niemand die goed doet, er is ook niet tot een toe, Rom. 3:12.’ Alle mensen zijn van God afgeweken en er is niemand die goed doet. God alleen is goed en daar staat de jonge man, oog in oog met de Heere Jezus, de Messias, de Zoon van God, God en Mens in één Persoon. Hij doorgrond en kent het hart van de jonge man en van een ieder van ons.
Om de jongeman en ons te overtuigen van het feit dat wij niet goed zijn zegt Hij: ‘Wilt gij in het leven ingaan, onderhoud de geboden.’ De HEERE God had met het volk Israël een verbond gesloten en zij hadden belooft te zullen leven naar Zijn geboden. Op het houden van deze geboden zouden zij grote zegeningen ontvangen en de vloek bij het overtreden. ‘Vervloekt zij, die de woorden dezer wet niet zal bevestigen, doende dezelve, Deut. 27:26.’ De jongeman uit deze geschiedenis kende de geboden maar verstond ten diepste niets van haar betekenis. Als de Heere Jezus hem zegt: ‘Gij zult niet doden; gij zult geen overspel doen; gij zult niet stelen; gij zult geen valse getuigenis geven; Eer uw vader en moeder; en: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven.’ Dan reageert hij met de volgende woorden: ‘Al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af; wat ontbreekt mij nog?’ Hij begreep dus niet dat in zijn hart al deze zonden leefde.
U heeft waarschijnlijk nog nooit een mens gedood maar wie van ons kent niet de momenten waarin we boos zijn en een ander verwensen? Welke lelijke verwensingen zijn er in u en mijn hart niet opgekomen? ‘Gij hebt gehoord dat tot de ouden gezegd is: Gij zult niet doden; maar zo wie doodt, die zal strafbaar zijn door het gericht. Doch Ik zeg u: Zo wie ten onrechte op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! (nietsnut, leeghoofd) die zal strafbaar zijn door den Groten Raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur, Matth. 5:21,22.’ Misschien beroemt u er zich net als de jongeling op dat u geen overspeler bent. Maar kunnen wij dit vasthouden in het Licht van Gods Woord? ‘Gij hebt gehoord dat van de ouden gezegd is: Gij zult geen overspel doen. Maar Ik zeg u, dat zo wie een vrouw aanziet om dezelve te begeren, die heeft alrede overspel in zijn hart met haar gedaan, Matth. 5:27,28.’ Misschien bent u niet schuldig aan grote diefstallen, maar heeft u uzelf nooit iets toegeëigend wat eigenlijk niet van u was? Heeft u altijd eerlijk gehandeld? Weet u zeker dat als God uw kasboeken en uw levenslange handel en wandel nakijkt u onschuldig bent? De jongeman beleed dat hij nog nooit gelogen had. Durft u dat ook te zeggen in de wetenschap dat een leugentje om bestwil ook een leugen is? Het eren van vader en moeder is wel één van de zonden waaraan ieder zich schuldig heeft gemaakt, is het niet met de daad dan wel met de gedachten. Wat een verschrikkelijke ondankbaarheid naast de zonde, als we bedenken dat vader en moeder dag en nacht voor ons hebben klaargestaan, natuurlijk hebben ook onze ouders gebreken maar is dat een reden om hen niet te eren? De jongeling had volgens eigen belijdenis zijn naaste lief, misschien zegt u dat ook maar wat brengt u er in de praktijk van terecht? Loopt u met een boogje om een zwerver heen of geeft u hem een sneetje brood? Spreekt u vol lof over uw naasten of is kwaadspreken gemakkelijker? Bent u verblijd als u hoort dat er een grote zondaar tot geloof gekomen is of pakt u uw meetlat? Deelt u uw goederen met hen die het niet zo breed hebben of zelfs armoede lijden of denkt u, dat doet een ander wel. Helpt u uw arme naaste of veroordeelt u zijn manier van leven? Lieve vrienden, wie van u durft nu nog met de rijke jongeling te zeggen dat wij al deze geboden gehouden hebben? Moeten wij het niet uitroepen, “O Heere wij hebben gedaan wat kwaad is in Uw oog”?
Misschien hebben de vorige woorden u niet overtuigd en durft u nog steeds te zeggen: ‘Al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af; wat ontbreekt mij nog?’ Luister dan naar dat wat de Heere Jezus toen en nu sprak. ‘Zo gij wilt volmaakt zijn, ga heen, verkoop wat gij hebt en geef het den armen, en gij zult een schat hebben in den hemel; en kom herwaarts, volg Mij.’ De Heere Jezus wist dat de ongelovige, niet wedergeboren mens, niets begreep van de functie van de wet. De zondaar krijgt de spiegel van Gods wet voor zich, opdat hij daarin zijn zondige natuur zou zien. Als wij gewerkt hebben en we kijken in de spiegel dan zien we hoe zwart we zijn, dan komen we tot de ontdekking dat we gewassen moeten worden. Die spiegel kan ons niet wassen, daar is water voor nodig. Zo is de wet gegeven tot ontdekking, opdat wij zouden uitzien naar reiniging zoals David: ‘Ontzondig mij met hysop, en ik zal rein zijn; was mij, en ik zal witter zijn dan sneeuw, Ps. 51:19.’ Dat is ook het onderwijs dat Paulus ons gegeven heeft in zijn brieven en dan bijzonder de Romeinen en Galaten brief. ‘Want zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder den vloek; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen, Gal. 3:10.’
We zien hier hoe levensbelangrijk de wet is. God heeft de wet gegeven opdat zondaren zouden zien dat zij zondig zijn. De wet is niet gegeven om wettisch te worden maar om te vluchten tot Hem die alleen verlossen kan van zonde, vloek en oordeel. ‘Wij weten nu dat al wat de wet zegt, zij dat spreekt tot degenen die onder de wet zijn; opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld voor God verdoemelijk zij. Daarom zal uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd worden voor Hem; want door de wet is de kennis der zonde, Rom. 3:19,20.’ Door de wet te houden zal geen mens zalig worden, want die wet is niet te houden!
De Heere Jezus zag in dat de jonge man het nog steeds niet begreep en zij tegen hem: “Verkoop alles wat je hebt en geef het aan de armen, dan zul je een schat in de hemel hebben, kom terug en volg Mij”. Door deze eenvoudige woorden kwam in één keer openbaar wat er werkelijk in het hart van deze jonge leefde. Al mijn rijkdom verkopen? Nee dat nooit!
Lieve vrienden, wat is rijkdom een verschrikkelijk armoede als het u in de weg staat om Jezus te volgen. Deze jonge man had veel goederen, hij zat er aan vast en wilde het niet kwijtraken. Hierin kwam openbaar dat hij meer belang stelde in zijn goederen dan in zijn behoud. Hij had het geld liever dan God. Zo was het in de dagen van de Heere Jezus en zo is het nu nog. De Heere Jezus heeft het zo kernachtig gezegd. ‘En wie zijn kruis niet draagt en Mij navolgt, die kan Mijn discipel niet zijn, Luk. 14:27.’ We moeten dit beeld plaatsen in haar context. Iemand die in die tijd zijn of haar kruis op zich nam, wist dat het einde gekomen was. Alles werd achter gelaten om te eindigen aan het kruis. Nu, zo mogen wij alles achter laten om Jezus te volgen. Dat is het einde van ons oude leven en het begin van ons nieuwe leven. ‘Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden, 2 Kor. 5:17.’
U en ik, wij leven in het laatste der dagen. Nog een kleine tijd en er zal geen tijd meer zijn. Het ogenblik dat wij voor God moeten verschijnen is bijna gekomen, hoe zal het dan met u zijn? Is het voor u een blij vooruitzicht dat u streelt? U hebt in dit leven uw kruis op mogen nemen en hebt Jezus leren volgen. Met vallen en opstaan hebt u leren inzien dat alleen genade u red van de dood, u hebt leren schuilen in de wonden van de Heere Jezus. U weet dat er van uzelf geen goeds te verwachten is en dat u alleen door het geloof in de Heere Jezus Christus voor eeuwig behouden bent. ‘Want zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods, En worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing die in Christus Jezus is, Rom. 3:23,24.’ O wat een dag zal het zijn om oog in oog te staan met Hem die u gekocht heeft. Ja, u mag weten dat u niet met zilver en goud bent gekocht maar met het dierbaar bloed van de Heere Jezus en nu mag u Zijn duur gekocht eigendom zijn. Een dikke streep door alles wat van de wereld is, genade alleen, het hoofd omhoog in een verlangend uitzien naar zijn komst. O lieve vrienden, als het bij u niet zo is, dan is er iets mis. Dan zit u nog vast aan uw aardse spullen en hebt u werkelijk nog niet leren inzien hoe waardevol de Heere Jezus is. Dan is Hij voor u nog niet alles geworden!
Misschien zijn het niet uw spullen, maar is het uw studie, uw werk, uw carrière of wat dan ook. Alles wat u lief hebt boven de Heere Jezus is teveel en zal uw zaligheid in de weg staan. Niet uw werken kunnen u behouden. Al bent u de hele dag bezig met liefdadigheid of hebt u uw werk gemaakt van Bijbelonderzoek, als u niet weet wat het is om van genade alleen te leven dan zal het alles tegen u getuigen. ‘Niet een iegelijk die tot Mij zegt: Heere, Heere! zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen, maar die daar doet den wil Mijns Vaders, Die in de hemelen is. Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam duivelen uitgeworpen, en in Uw Naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk aanzeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij die de ongerechtigheid werkt, Matth. 7:21-23.’ Misschien bent u evangelist en wijst u anderen de weg naar de hemel terwijl u zelf voor eeuwig verloren moet gaan. O, denk toch ernstig na over de Waarheid die ons in Gods Woord geleerd wordt. Beseffen wij nog wie God is, Hij is een Heilig God, een verterend vuur. Alleen het bloed van de Heere Jezus kan ons redden. Vlucht dan tot Jezus in het geloof dat Hij met Zijn bloed heeft betaald voor al uw zonden, dan zult u leven. ‘Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest, Rom. 8:1.’ Het is niet het woord “Jezus” dat ons red. Het is het bloed van de Zoon van God dat ons red. En allen die gered zijn zijn wedergeboren, zij zijn vernieuwd in hun denken, in hun handel en wandel. Het leven van hen is gericht op de hemel en niet op de aarde. Als de mode, uw auto, uw huis, uw geld, uw computer, uw telefoon of wat dan ook nog uw leven beheerst, dan bent u niet gereed om te sterven. De Heere Jezus wil u helemaal, Hij moet u alles zijn.
Wat is uw keuze, gaat u nu bedroefd weg omdat u vele goederen hebt of ziet u de waarde in de Heere Jezus en volgt u Hem? Nog een kleine tijd en onze tijd wordt eeuwigheid….
Roem, wereld, uw schatten!
Gij kunt niet bevatten,
Hoe rijk ik wel ben.
Heb alles verloren,
Maar Jezus verkoren,
Wiens rijkdom ik ken.
Nu ben ik de zijne;
Zijn goed is het mijne;
Dat maakt mij zoo rijk :
En zoo zal ik blijven,
Als gij met uw schijven
Verzinkt in het slijk.