Bloedbruidegom
‘En het geschiedde op den weg, in de herberg, dat de HEERE hem tegenkwam en zocht hem te doden. Toen nam Zippóra een stenen mes en besneed de voorhuid haars zoons, en wierp ze voor zijn voeten, en zeide: Voorwaar, gij zijt mij een bloedbruidegom. En Hij liet van hem af. Toen zeide zij: Bloedbruidegom, vanwege de besnijdenissen, Ex. 4:24-26.’
In den beginne schiep God de hemel en de aarde en ziet het was zeer goed in de ogen van God. Totdat door de ongehoorzaamheid van de mens de dood in de wereld is gekomen. Vanaf dat moment tot aan de nieuwe schepping, is alles aan het aftakelen. De ongehoorzaamheid van de eerste mens komen wij tegen in alle mensen. Onze harten zijn ten diepste vijandig tegenover gehoorzaamheid. Terwijl gehoorzaamheid de eis van God is met de belofte van zegen. Hij belooft Zijn rijke zegen aan allen die Hem gehoorzaam zijn. ‘En al deze zegeningen zullen over u komen en u aantreffen, wanneer gij der stem des HEEREN uws Gods zult gehoorzaam zijn, Deutr. 28:2.’ Tegelijk zullen zij die ongehoorzaam zijn gestraft worden. ‘Daarentegen zal het geschieden, indien gij der stem des HEEREN uws Gods niet zult gehoorzaam zijn om waar te nemen dat gij doet al Zijn geboden en Zijn inzettingen, die ik u heden gebied, zo zullen al deze vloeken over u komen en u treffen, Deutr. 28:15.’
God Zelf is steeds de eerste die in Zijn genade de mens opzoekt. Adam en Eva, kropen nadat zij gezondigd hadden, weg voor God maar Hij zocht hen op, slachtte een dier en bedekte hun naaktheid met dierenvellen. God zoekt de naakte zondaar op, reinigt van alle schuld en zonden door het bloedige offer van Zijn Zoon en overkleed hen met de mantel der gerechtigheid. Dit heerlijke genade principe heeft God al direct na de zonde geopenbaard. Desondanks zien we hoe de mensenmassa zich van God losmaakt en leeft zoals het zelf wil leven zonder zich druk te maken over God. Als God deze goddeloosheid niet langer kan verdragen, verdelgt Hij al wat leeft door water en bewaart Noach, Zijn gehoorzame knecht met zijn familie en de dieren in de Ark. God sluit een verbond met Noach. Maar ook Noach is een zondig mens en we zien hoe hij zich dronken drinkt. Cham zijn zoon, maakt zijn naakte vader bespottelijk en haalt zo de vloek over zijn nakomelingen. Als de mensen zich vermeerderen zien we hoe zij zich niet richten op de God van hemel en aarde maar zichzelf tot god verheffen. In hun grote hoogmoed bouwen zij een hoge toren en in hun zelf gemaakte Babel zoeken zij de eenheid en hun houvast. Babel betekent “poort Gods” en zo heeft de duivel opnieuw door middel van de hoogmoed, de mens verleid zichzelf tot god te maken. We zien ook vandaag, dat mensen god in zichzelf zoeken, er is een geloof in de mens, in de techniek en de wetenschap. Maar God heeft deze zogenaamde poort tot de goddelijke eenheid, veranderd in een grote spraakverwarring. Hun ongehoorzaamheid aan God werd tot een wereldwijde vloek. Wij allen zien de gevolgen van deze ongehoorzaamheid. Het is niet alleen onmogelijk om iemand uit een ander continent te verstaan maar ook onder hen die het Woord van God lezen is er één grote spraakverwarring. Maar hebt goede moed, nog een kleine tijd en alles wordt nieuw. God is doorgegaan met Zijn plan, Hij verkoos Abram tot Zijn knecht. ‘De HEERE nu had tot Abram gezegd: Ga gij uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis, naar het land dat Ik u wijzen zal. En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen en uw naam groot maken; en wees een zegen. En Ik zal zegenen die u zegenen, en vervloeken die u vloekt; en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden, Gen. 12:1-3.’ Abram moest in gehoorzaamheid de Heere volgen en uitgaan naar het land dat de Heere hem zou wijzen. Tot een groot volk zou hij worden en allen die Abram en zijn volk zouden zegenen zouden gezegend worden en vervloekt zouden zij zijn die hen vervloekten. Hoe zien we de waarheid van deze profetische belofte in de hele wereldgeschiedenis.
Als Abram 99 jaar oud is komt God om Zijn verbond met Abram te bevestigen. ‘Ik ben God, de Almachtige, wandel voor Mijn aangezicht en zijt oprecht. En Ik zal Mijn verbond stellen tussen Mij en tussen u, en Ik zal u gans zeer vermenigvuldigen, Gen. 17:1b,2.’ God verandert Abram’s naam in Abraham en belooft hem een groot nageslacht dat zal wonen in het land Kanaän, terwijl de Heere hun God zal zijn. In dit verbond stelt God in dat al wat mannelijk is besneden moet worden op de achtste dag. Dat zal voor heel het natuurlijk nageslacht van Abraham, tot een verbondsteken zijn. ‘En wat mannelijk is, de voorhuid hebbende, wiens voorhuids vlees niet zal besneden worden, dezelve ziel zal uit haar volken uitgeroeid worden: hij heeft Mijn verbond gebroken, Gen. 17:14.’ Ook hier zien we hoe God de nadruk legt op het volgen van Zijn bevel en de straf die volgt op de ongehoorzaamheid.
Abraham, ook wel de vader van alle gelovigen genoemd, is diep beproefd geworden. Het leek erop alsof Gods belofte nooit in vervulling zou gaan. Eindelijk is toch Izak geboren. Wat een blijdschap zal dit geweest zijn voor Abraham en Sarai. Als Izak zo’n 30 jaar oud is, moet Abraham gaan om zijn enige zoon, de zoon van de belofte, te offeren. Wat een diepe beproeving. Wat zou er nu ooit nog uitkomen van Gods belofte? Maar Abraham kreeg zijn zoon als uit de dood terug. Abraham bewees zijn gehoorzaamheid in de weg van het geloof, dwars door de onmogelijkheid heen. Uit Izak, de zoon van de belofte, is Jakob geboren. Jakob worstelt met God en wil Hem niet laten gaan tenzij hij gezegend wordt. God verandert zijn naam Jakob in Israël. Israël betekent, strijder Gods of strijder met God. En zo zien we dat God Zijn verbond bevestigd. Hij verkiest mensen en volvoert Zijn plan, dwars door alles heen. Uiteindelijk komt Jakob / Israël, op wonderlijke wijze in Egypte terecht. De Heere zegent Zijn volk: ‘Zo werden de kinderen Israëls vruchtbaar en wiesen overvloediglijk, en zij vermeerderden en werden gans zeer machtig, zodat het land met hen vervuld werd, Ex. 1:7.’
De nieuwe koning van Egypte zag in dit machtige volk een groot gevaar en begon het volk van God te verdrukken. Maar hoe meer zij verdrukt werden hoe meer zij groeiden. De koning gaf bevel aan twee godvrezende vroedvrouwen om bij de geboorte de jongetjes van Israël te doden. Maar deze vrouwen vreesden God en waren Hem meer gehoorzaam dan de mensen. Hoe heerlijk zien we steeds in de Godsvreze, de combinatie van geloof en gehoorzaamheid en daaropvolgend de zegen van de Heere. Uiteindelijk krijgen de Egyptenaren het bevel om alle Israëlitische zonen die geboren worden te doden. We zien hoe satan alles in het werk stelt om de zegen van God te vernietigen.
In deze grote verdrukking, wordt Mozes, de man Gods geboren. Op wonderlijke wijze wordt zijn leven gespaard en groeit hij op aan het hof van Farao. Als Mozes groot geworden is, ziet hij op een dag hoe zijn volk verdrukt wordt. Hij ziet hoe een Egyptenaar een Hebreeuwse (Israëliet) man slaat. Mozes is verontwaardigd, kijkt om zich heen, slaat de Egyptenaar dood en begraaft hem onder het zand. De volgende dag ziet hij twee Hebreeuwse mannen vechten. Hij vraagt aan hen waarom zij dit doen. Dan zegt er één: ‘Wie heeft u tot een overste over ons gezet? Zegt gij dit om mij te doden, gelijk gij den Egyptenaar gedood hebt? Ex. 2:14.’ Mozes schrikt, het is bekend geworden wat hij gedaan heeft. Als hij hoort dat Farao hem wil doden, vlucht hij naar het land Midian. Daar wordt hij opgenomen in het gezin van de priester Rehuël en trouwt met diens kleindochter Zippóra. Mozes is een vreemdeling in een ver land en daarom noemt hij zijn zoon Gersom. Ondertussen gaat het volk van God gebukt onder de zware last van de Egyptenaren. Zij roepen tot God, Die gedenkt aan Zijn verbond met Abraham, Izak en Jakob en Mozes stuurt om hen te verlossen. Soms lijkt het alsof God ons niet hoort maar weet dat Hij voorzeker hoort en verlost op Zijn tijd en op Zijn manier. Hij is een Verlosser, die redt van de nood, dwars door de dood.
Vanuit een brandende braambos openbaart God zich aan Mozes als de IK ZAL ZIJN DIE IK ZIJN ZAL en roept hem om te gaan naar Faro en het volk uit Egypte te voeren. Mozes vreest God en beeft bij deze verschrikkelijke opdracht die Hij moet uitvoeren. “Wie ben ik, Wie zal mij geloven? Ik kan niet spreken en ik ben niet opgewassen tegen de Farao en het volk.” Mozes ziet op de onmogelijkheid van de opdracht, hij denkt aan zijn eigen onvermogen maar God leert hem om te bouwen en te vertrouwen op God alleen. God laat Mozes Zijn wonderbare kracht zien in de wondertekenen die ook Mozes moet gebruiken om te getuigen tegenover Farao. Wat een onmogelijke opdracht, te moeten gaan naar zo’n machtige Farao in de wetenschap dat zijn hart verhard zal zijn. Wat een boodschap moest Mozes brengen. Als Farao zou blijven volharden in zijn opstand tegen God, moest Mozes zeggen: ‘Alzo zegt de HEERE: Mijn zoon, Mijn eerstgeborene is Israël. En Ik heb tot u gezegd: Laat Mijn zoon trekken, dat hij Mij diene, maar gij hebt geweigerd hem te laten trekken; zie, Ik zal uw zoon, uw eerstgeborene doden, Ex. 4:22,23.’ Hoe heerlijk zien we in deze boodschap de Evangelische profetie van de Heere Jezus, Christus. Hosea sprak terugkijkend en vooruitziend ook deze woorden. ‘Als Israel een kind was, toen heb Ik hem liefgehad, en Ik heb Mijn zoon uit Egypte geroepen, Hosea 11:1.’ Toen de lang beloofde Messias geboren werd, moest Hij vluchten naar Egypte en zo kwam ook deze profetie in vervulling. ‘En (Jezus) was aldaar (in Egypte) tot den dood van Herodes; opdat vervuld zou worden hetgeen van den Heere gesproken is door den profeet, zeggende: Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen, Matth. 2:15.’ Hoe groot is God, hoe heerlijk is Zijn plan en hoe zeker volvoert Hij Zijn raadsbesluiten.
Mozes is met zijn vrouw en zonen op weg naar Egypte om de boodschap van God over te brengen. Dan, in de herberg, komt God hem tegen, Mozes is in grote nood, God zoekt hem te doden. Hoe is dit mogelijk, Mozes is op weg gegaan in gehoorzaamheid om de onmogelijke opdracht van God uit te voeren en dan gebeurt dit. Lieve vrienden, Mozes en al Gods kinderen moeten steeds opnieuw leren te volgen en hun hele leven in gehoorzaamheid te onderwerpen aan de wil van God. Een kind en knecht van God, die anderen de Weg tot God de Vader mag wijzen, moet zelf op die Weg wandelen. Als wij anderen wijzen op de Zaligmaker, onze Heere Jezus Christus, dan moeten wij Hem wel kennen. Als wij anderen vermanen om gehoorzaam te zijn, moeten wij dan zelf niet gehoorzaam zijn? Mozes was ongehoorzaam aan Gods bevel. Zijn vrouw Zippóra begreep het. Mozes was gezwicht voor zijn familie en had om de lieve vrede, niet geluisterd naar Gods bevel. Ieder kind uit het geslacht van Abraham, moest op de achtste dag besneden worden. Mozes woonde in Midian, ook daar kende zij de besnijdenis maar dan pas op huwbare leeftijd. Misschien heeft hij zich geschaamd voor zijn vrouw, misschien hebben zij samen getwist over dit punt. We weten het niet, één ding is zeker, Mozes is ongehoorzaam geweest. Wat een les ook voor ons. Volgen wij Gods Woord of volgen wij mensen en de tradities die mensen ons nagelaten hebben? Hebben wij God werkelijk boven alles lief en gehoorzamen wij Hem dwars tegen alles in? Alleen in de weg van gehoorzaamheid zal God ons gebruiken tot heil van onze naasten. Mozes was op het eerste gezicht gehoorzaam, maar door het ontdekkende werk van Gods Geest kwam hij erachter dat hij een verbondsbreker was. ‘En wat mannelijk is, de voorhuid hebbende, wiens voorhuids vlees niet zal besneden worden, dezelve ziel zal uit haar volken uitgeroeid worden: hij heeft Mijn verbond gebroken, Gen. 17:14.’ God trekt door en Mozes meent te moeten sterven. ‘Toen nam Zippóra een stenen mes en besneed de voorhuid haars zoons, en wierp ze voor zijn voeten, en zeide: Voorwaar, gij zijt mij een bloedbruidegom, Ex. 4:25.’ Waarschijnlijk ligt Mozes ziek op bed, niet in staat om zijn zoon te besnijden, dan neemt Zippóra een stenen mes en besnijd haar zoon, ze raakt zijn voeten aan en zegt: ‘Gij zijt mij een bloedbruidegom.’ Mozes, met dit bloed heb ik je vrijgekocht. ‘En Hij liet van hem af. Toen zeide zij: Bloedbruidegom, vanwege de besnijdenissen, Ex. 4:25.’ Wat een wonder, direct op de daad van gehoorzaamheid volgt Gods zegen. God laat Mozes in leven en Zippóra heeft haar man als opnieuw gekregen, voorwaar hij is haar een bloedbruidegom.
Lieve vrienden, wat een les in deze enkele verzen zo midden in een geschiedenis over het volk Israël. Deze verzen worden door sommigen betiteld als zogenaamde onverklaarbare zwerfteksten. Ik geloof dat God ons hier een duidelijke les leert. Volgen, in het geloof de Heere volgen, dwars door de onmogelijkheid, leunend op Zijn alvermogen. Niet onze wil, maar Zijn wil geschiedde. Door onze eigenwijze wil hebben wij allen de dood verdiend. Buiten Gods reddende genade gaan wij allen gebukt onder de slavernij van de zonde, satan geeft zich niet gewonnen en miljoenen verkiezen de leugen boven de waarheid. Jezus, de Zoon van God is gekomen, Hij is de weg van Bethlehem tot Golgotha gegaan in volkomen gehoorzaamheid aan Zijn hemelse Vader. Hij heeft gehoorzaam de drinkbeker van toorn gedronken opdat wij behouden zouden worden. Vrienden, deze Jezus is aan het kruis gespijkerd. Hij droeg plaatsvervangend Gods oordeel over de zonde van de mensen, opdat wij in eeuwigheid niet meer veroordeeld zouden worden. Allen die in het geloof tot Hem gaan, ontvangen vergeving van zonden en het eeuwige leven. Het is Gods Geest die net als bij Zippóra ons onze ongehoorzaamheid in gedachten brengt. Het oordeel van de dood hangt boven ons hoofd en wij hebben een Verlosser nodig. God Zelf heeft ons de Verlosser geopenbaard in Zijn Woord. Jezus de Messias. Hij gaf zijn bloed opdat Wij zouden leven. Ons afkerend van de zonde en komend in het geloof vinden wij bij Hem het leven. Daar waar wij Hem gelovig omhelzen worden wij één met Christus. Als het ware gaan wij daar met Hem de dood in en staan wij met Hem op in het nieuwe leven. Dat is de doop in de Heilige Geest. Daar wordt ons hart besneden. ‘In Welken gij ook besneden zijt met een besnijdenis die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van Christus; Zijnde met Hem begraven in den doop, in welken gij ook met Hem opgewekt zijt door het geloof der werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft, Kol. 2:11,12.’
O dat heerlijke allesreinigeinde bloed waarmee hij ons vrijkocht van het welverdiende oordeel. ‘In Welken wij hebben de verlossing door Zijn bloed, namelijk de vergeving der misdaden, naar den rijkdom Zijner genade, Ef. 1:7.’ Vergeving, vrijheid, gemeenschap en eeuwig leven, wat een rijkdom. Bij dat wat Hij leed in onze plaats, kunnen wij niet genoeg stilstaan. Doet dat tot Mijn gedachtenis. ‘En Hij nam brood, en als Hij gedankt had, brak Hij het en gaf het hun, zeggende: Dat is Mijn lichaam, hetwelk voor u gegeven wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. Desgelijks ook den drinkbeker na het Avondmaal, zeggende: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed, hetwelk voor u vergoten wordt, Luk. 22:20-21.’ In het geloof mogen wij delen in al Zijn weldaden die Hij voor ons verworven heeft. Het volk Israël is dwars door het onmogelijke, bevrijd uit Egypte, om eindelijk dwars door de woestijn te komen in het hun beloofde land. En zo mogen wij die rusten in het volbrachte werk van onze Heiland, verlost uit het Egypte van de zonde, dwars door deze woestijn reizen naar het lang beloofde land. Het hemelse Kanaän, het Kanaän der ruste, daar waar God in een eeuwige zondeloze volmaaktheid geprezen zal worden. O wat een heerlijke dag zal dat zijn.
Kom vrienden, zijn wij gehoorzaam aan God? Is onze wil onderworpen aan Zijn wil? Hebben wij alles van onszelf al opgeofferd in dankbaarheid voor dat wat Hij voor ons geofferd heeft? Denk aan Mozes, niet onze afkomst, niet onze positie, maar de gehoorzaamheid aan God zal ons redden van de dood. Is het dan om iets in ons? Nee alles uit Hem, Het is Zijn genade, Het is Zijn offer en het is Zijn Geest die ons gehoorzaam maakt. Geprezen zij Zijn grote Naam.
Wie willen wij volgen? Wie willen wij gehoorzamen? O God, kom en breek onze wil, opdat wij U gehoorzaam zijn en straks als U terugkomt niet openbaar zullen komen als onwilligen en ongehoorzame mensen die voor eeuwig verloren moeten gaan. Neem ons leven, laat dat Heere, toegewijd zijn aan Uw eer. Amen.
Wij komen, Heer, door U genood,
door U verlost van zonden,
om als gedoopten in uw dood
uw liefde te verkonden.
Gij zelf hebt ons deez’ dis bereid,
terwijl Gij werdt verraden;
Gij, die aan ’t kruis gestorven zijt,
met onze schuld beladen.
Wij zijn gewassen in uw bloed,
en door uw Geest herboren.
Gij hebt ons – welk een heerlijk goed! –
tot kind’ren Gods verkoren.
Gij schonkt ons Gods gerechtigheid,
wat zou ons nog doen beven?
Eens zult G’ ons eer en heerlijkheid
in ’t huis uws Vaders geven.
Dus zitten wij vol blijdschap aan;
Gij gaaft ons brood en beker.
Gij stierft – en Gij zijt opgestaan,
dit maakt ons heil nu zeker.
Uw liefde blijft ons altijd bij,
zij zal ons veilig leiden,
totdat we U in der zaal’gen rei,
daarboven, lof bereiden.
Wilco Vos Veenendaal 26-06-2014