Volg ons op YouTube

De geboorte van het Brood des levens

‘Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, Mozes heeft u niet gegeven het brood uit den hemel, maar Mijn Vader geeft u het ware Brood uit den hemel. Want het Brood Gods is Hij Die uit den hemel nederdaalt, en Die der wereld het leven geeft. Zij zeiden dan tot Hem: Heere, geef ons altijd dit Brood. En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten, Joh. 6:32-35.’

Ik ben het Brood des levens, Hij, de Heere Jezus Christus is uit de hemel gekomen om hongerigen te voeden en hen het eeuwige leven te geven. ‘Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam van den eniggeboren Zone Gods, Joh. 3:18.’ Alle mensen worden geboren in zonden, gericht op zichzelf en opstandig tegen God. Als u sterft zonder dat u opnieuw geboren wordt, door het geloof in de Heere Jezus Christus, dan zult u voor eeuwig van God gescheiden blijven. Net als de duivel en zijn engelen, zult u dan geworpen worden in de hel. Satan weet dat hij nog een korte tijd heeft, in die tijd probeert hij de mensen te verblinden voor de heerlijke Evangelieboodschap. Hij weet dat als mensen niet zullen bouwen op het ‘fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen, Efeze 2:20,’ zij niet behouden zullen worden. Vandaar dat vandaag de dag, zoveel verdeeldheid en verschillende visies zijn ontstaan op de uitleg van de Bijbel. Wij worden opgeroepen om te bouwen op het fundament dat gelegd is. Wij mogen niet iets nieuws bedenken, de leer van de Bijbel vermengen met die van de wereld of een systeem maken van de Bijbelse leer, waardoor de Bijbelse boodschap beperkt wordt. Het is één van de vele listen van satan om mensen te bedriegen en ze te laten bouwen op menselijke inzichten en ze af te houden van de zaligheid. Het is niet zo dat we gered zijn als we een verlangen in ons hart hebben om de Heere te kennen en afgezonderd leven van de wereld. Het is ook niet zo dat we gered zijn als we belijden een christen te zijn en zeggen te geloven dat de Heere Jezus voor onze zonden is gestorven. We zijn pas een kind van God als we wedergeboren zijn door het geloof in de Heere Jezus en dat houd in, dat we zo leven, zoals Hij dat van ons vraagt. Dan nemen we het hele Oude Testament en het hele Nieuwe Testament als het Woord van God dat vandaag nog net zo actueel is als toen het geschreven werd. Dan leven we niet naar eigen inzichten of dat van een ander, dan is het ons verlangen om God in alles te gehoorzamen. Men kan dat zien aan onze levenswandel en horen aan ons spreken. Als Gods Woord iets zegt dan is dat voor ons heilig, zo heilig, dat we er alles voor aan de kant zetten.

Wat een genade dat vandaag de blijde Boodschap nog mag klinken, Er is een Verlosser, Jezus Zoon van God, Hij is gekomen om zondaren zalig te maken. U bent welkom! U mag komen zoals u bent, om te worden zoals Hij dat van u vraagt. God zal door de werking van Zijn Geest uw leven veranderen naar het beeld van Zijn Zoon, de Heere Jezus Christus. Zoals de Heere Jezus Zijn wil onderworpen heeft aan de wil van Zijn Vader zo onderwerpen wij onze wil aan Hem.

‘Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst, Jes. 9:5.’

Bij dit heerlijke feit willen we stilstaan.

De wereld viert eens in het jaar Kerstfeest op 25 en 26 december. Misschien is het goed om even stil te staan bij de herkomst van dit feest. We moeten dan ver terug in de tijd en komen uit bij de goddeloze Nimrod, kleinzoon van Cham. De goddeloze Nimrod was een man van geweld, hij jaagde niet alleen op dieren maar ook op mensen (Gen. 10:10). Onder zijn bevel wordt de toren van Babel gebouwd. Hij trouwt met zijn moeder Semiramis die de koningin van Babel wordt. Nadat Nimrod op een gewelddadige manier om het leven komt, begint Semiramis haar invloedrijke macht over Babel te verliezen. Zij stimuleert de mensen om de zon te aanbidden, als een eerbetoon aan haar man Nimrod. Semiramis verteld het volk dat ze door haar man, die toen vereerd werd als de god Marduk, bevrucht was en een zoon zal baren. Deze zoon zou een reïncarnatie zijn van haar man. Volgens de geschiedenis wordt haar zoon Thammuz geboren op 25 december. Semiramis krijgt de titel, “Koningin des hemels” en de geboorte wordt gevierd als het feest saturnalia, het feest ter ere van de onoverwinnelijke zon “Mitras”. Na hun dood worden Nimrod en zijn vrouw Semiramis vereerd als Marduk en Astarte. Thammuz zou zijn gestorven en weer opgestaan. Zijn dood werd jaarlijks herdacht. De vrouwen beweenden dan zijn dood. ‘En Hij bracht mij tot de deur der poort van het huis des HEEREN, die naar het noorden is, en zie, daar zaten vrouwen, bewenende den Thammuz, Ezech. 8:14.’

Er zou nog veel meer te schrijven zijn over deze heidense overleveringen en hun goddeloze afgoderijen. De HEERE zelf, noemt het in Ezechiël, grote gruwelen. En spreekt Zijn oordeel uit: ‘Daarom zal Ik ook handelen in grimmigheid; Mijn oog zal niet verschonen en Ik zal niet sparen; hoewel zij voor Mijn oren met luider stem roepen, nochtans zal Ik hen niet horen, Ezech. 8:18.’

De Heere is een Heilig God en wil gediend worden op Zijn manier en naar Zijn voorschrift. Weg met al die afgoden. ‘Daarom zult gij Mijn bevel onderhouden, dat gij niet doet van die gruwelijke inzettingen die vóór u zijn gedaan geweest, en u daarmede niet verontreinigt; Ik ben de HEERE uw God, Lev. 18:30.’ Als het Volk Israël ergens kwam waar afgoden gediend werden, dan moesten zij de altaren vernietigen en alles wat daarmee te maken had opruimen. Het was en is, een gruwelijke zaak in de ogen van God, dat de afgoden gediend worden. ‘Gij zult ganselijk vernielen al de plaatsen alwaar de volken die gij zult erven, hun goden gediend hebben, op de hoge bergen en op de heuvelen en onder allen groenen boom. En gij zult hun altaren afwerpen en hun opgerichte beelden verbreken en hun bossen met vuur verbranden en de gesneden beelden hunner goden nederhouwen, en gij zult hun naam tenietdoen uit diezelve plaats, Deutr. 12:2,3.’ Er mocht geen spoor overblijven van de afgoderijen. Het volk van God mocht niet handelen naar eigen inzicht. ‘Gij zult niet doen naar alles wat wij hier heden doen, een ieder al wat in zijn ogen recht is, Deutr. 12:8.’ Misschien zouden wij zeggen, jammer om die altaren te vernietigen, je kunt ze toch schoonmaken en de naam des HEEREN er op plakken. Nee, wij hebben de Heere te gehoorzamen. Denk aan de stam van Juda, ‘Want ook zij bouwden zich hoogten en opgerichte beelden en bossen, op allen hogen heuvel en onder allen groenen boom, 1 Kon. 14:33.’ door deze zonden haalden zij de toorn van God over zichzelf. De Heere eist volkomen gehoorzaamheid. ‘Al dit woord hetwelk ik ulieden gebied, dat zult gij waarnemen om te doen; gij zult daar niet toedoen en daarvan niet afdoen, Deut. 12:32.’ Als wij het onreine vermengen met het heilige dan wordt het onheilig. Het is een gruwel in Gods oog. Weg van die afgoderijen, ‘En ik hoorde een andere stem uit den hemel, zeggende: Gaat uit van haar, Mijn volk, opdat gij aan haar zonden geen gemeenschap hebt, en opdat gij van haar plagen niet ontvangt, Openb.18:4.’

Vandaag de dag menen de christenen een kerstboom in huis te kunnen nemen omdat zij er geen afgoden mee dienen maar als symbool van het Licht zien. Sommigen beweren zelfs dat er een mooie symboliek van Vader, Zoon en heilige Geest in zichtbaar wordt. De waarheid is echter, dat we het onreine met iets heiligs menen te mengen, waardoor we onheilig bezig zijn. Sterker nog, als we de symboliek en de betekenis onderzoeken, dan is het een grote afgoderij. ‘Zo zegt de HEERE: Leert den weg der heidenen niet, en ontzet u niet voor de tekenen des hemels, dewijl zich de heidenen voor dezelve ontzetten. Want de inzettingen der volken zijn ijdelheid; want het is hout dat men uit het woud gehouwen heeft, een werk van des werkmeesters handen met de bijl. Men pronkt het op met zilver en met goud; zij hechten ze met nagelen en met hamers, opdat het niet waggele, Jer. 10:2-4.’ Natuurlijk kunnen we deze lijn niet één op één doortrekken naar de kerstboom. Toch zegt de tekst voldoende. We lezen in de Bijbel op vele plaatsen dat de heidense volken hun afgoden dienden onder en bij de groene bomen. De ballen in de boom, zijn de symbolische tekenen van de vruchtbaarheid, terwijl de ballen ook de kwade geesten uit huis zouden weren. Zouden wij deze heidense symbolen dan in huis halen en dan zeggen de geboorte van de Heere Jezus te gedenken, op de dag dat de heidenen de geboorte van hun zonnegod gedenken? ‘Daarom zult gij Mijn bevel onderhouden, dat gij niet doet van die gruwelijke inzettingen die vóór u zijn gedaan geweest, en u daarmede niet verontreinigt; Ik ben de HEERE uw God, Lev. 18:30.’

De eerste 4 eeuwen van de kerkgeschiedenis werd de geboorte van de Heere Jezus niet herdacht. Langzaam maar zeker zijn de christenen overgegaan tot het vieren van Kerst op een heidense wijze. De geschiedenis zoals de kinderen op school en in de kerken leren, zit vol met informatie die niet afkomstig is uit de Bijbel.

Jozef ging samen met zijn ondertrouwde vrouw Maria, die hoogzwanger was, op reis naar Bethlehem om beschreven te worden. Aangekomen in Bethlehem zoeken zij onderdak maar nergens kunnen zij een plaatsje vinden. Er is geen plaats voor de Heere Jezus. Dan gaan Jozef en Maria een stalletje binnen, waar het kindje, de Heere Jezus geboren wordt. Maria en Jozef wikkelen Hem in doeken en leggen Hem in de kribbe, een voerbak voor de beesten. Terwijl de herders in het veld zijn bij hun kudde, gaat midden in de winternacht, de hemel open en zingen de engelen, “Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.” De herders laten hun schapen in de steek en gaan naar de stal om de Heere Jezus te aanbidden. Ondertussen zijn de drie wijzen uit het oogsten onderweg om de geboren Koning der Joden te aanbidden. Zij volgen de ster en komen uiteindelijk ook in de stal waar ze goud, wierook en mirre, als geschenk achterlaten.

Natuurlijk zijn er meerdere variaties van dit prachtige kerstverhaal in omloop maar hoe Bijbels is dit alles? In de Bijbel vinden we twee gedeelten waar de geboorte van de Heere Jezus beschreven staat. Mattheüs 1 en 2 en Lukas 2. Gods Woord is ons gegeven om ons de Waarheid te verkondigen. Het verteld ons wie God is, de Almachtige, de Heilige en Rechtvaardige en van Zijn Zoon de Heere Jezus Christus, De Weg de Waarheid en het Leven, Die gekomen is om zondaren zalig te maken. Als wij Bijbelse vertellingen door willen geven, dan is het belangrijk dat we geen woorden af of toedoen, zoals we in de Bijbel lezen (Deut. 4:2, 12:32. Spr. 30:6, Openb. 22:19).

In de Bijbel vinden we niets over de ezel van Jozef en Maria, we lezen niets over een stalletje en we zullen zien, dat zelfs de voerbak niet past binnen dit geheel. De herders zaten niet midden in de koude winternacht buiten maar hadden hun schapen in de stal. Er kwamen ook geen drie wijzen in de stal van Bethlehem. Hoe komt het toch dat we de eenvoudige Bijbelse Boodschap van redding voor zondaren niet durven geloven en wel geloven in de leugens die de duivel ons op de mouw spelt? Wij zijn niet beter dan de mensen die rondom de Heere Jezus waren en niet geloofden in Zijn Woord. ‘Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen. Die was een mensenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar en de vader derzelve leugen, Joh. 8:4.’ Laten wij er voor waken om de duivel te volgen, laten wij zijn leugens ontmaskeren en hem geen eer bewijzen maar weerstaan in de Naam van de Heere Jezus.

Vanuit de Bijbel kunnen we weten dat Zacharias de vader van Johannes de Doper, een priester was die hoorde tot de afdeling van Abia. Zijn priesterdienst viel in de tiende week van het Joodse jaar. In deze week kreeg hij de boodschap dat zijn zoon Johannes geboren zou worden. De geboorte van Johannes viel op het Pesachfeest. Tijdens de 6e maand zwangerschap van Elizabeth, de moeder van Johannes, komt de engel Gabriël bij Maria, de moeder van Jezus om haar haar zwangerschap aan te kondigen. Als we deze tijd doorrekenen dan komen we uit op het Loofhuttenfeest. De Heere Jezus is geboren in de nazomer, september/oktober. Jozef en Maria komen in Bethlehem aan en zoeken onderdak. Vanuit Lukas 2:7 weten we dat er voor hen geen plaats was in de herberg. Het is belangrijk om te weten dat de Joden strenge wetten hadden als het gaat om hygiëne, reiniging en voedsel. Een herberg was een gemeenschappelijke ruimte waar absoluut geen bevalling mocht plaatsvinden. Dat was en is bij de Joden onrein. De Zoon van God is vanuit de heilige hemel gekomen om zondaren zalig te maken en voor Hem was geen plaats, omdat Hij onrein was (wegens geboorte). Ze moesten een andere plaats zoeken. Vanwege het Loofhuttenfeest waren er naast de bestaande huizen, primitieve hutten gemaakt om daar zeven dagen te verblijven. Naar alle waarschijnlijkheid hebben Jozef en Maria hun intrek genomen in zo’n tijdelijk verblijf. Als de Heere Jezus geboren is, wordt Hij in doeken gewikkeld en in de kribbe gelegd. In zo’n hut stonden houten bakken om het brood in te bewaren, zo’n bak noemt men in het Grieks een “phatne”, wat wij vertalen in kribbe. De Heere Jezus werd als een brood in doeken gewikkeld en in een broodbak gelegd. Wat een rijkdom in de woorden van onze Heiland: ‘Ik ben het Brood des levens’ Hij de Zoon van God, geboren in Bethlehem, wat Broodhuis betekent, noemt Zichzelf het Boord des levens. Hij is gekomen om hongerigen te voeden. ‘En als Hij gedankt had, brak Hij het (brood), en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis, 1 Kor. 11:24.’

We hebben gezien dat de Heere Jezus geboren is eind september, begin oktober. De herders waren in de velden van Efratha, nabij Bethlehem. De offerdieren in de tempeldienst kwamen allen uit Efratha. Wat een blijde Boodschap komt er die nacht tot de Herders. De Hemel gaat open en hen wordt verkondigd dat de Zaligmaker geboren is. Zij, die de wacht hielden over de offerlammeren, mochten het eerst horen dat het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt, geboren is. Wat een blijdschap! De engelen roepen het uit: Ere zij God, in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen. Wat een wonder, God de Vader, gaf Zijn opdat wij mensen weer vrede met Hem zouden vinden, ja dat is Zijn welbehagen. Na acht dagen hebben Maria en Jozef, de Heere Jezus laten besnijden, 33 dagen daarna brengen zij in de tempel het armenoffer. Hieruit kunnen wij opmaken dat de wijzen uit het oogsten er nog niet geweest zijn met hun goud, wierook en mirre. We lezen ook dat de wijzen de ster gevolgd zijn en in het huis komen waar zij Maria en het Kindeken vinden (Matth. 2:11). Maria was dus al in een huis. Uit het feit dat Herodes, nadat hij een diep onderzoek had ingesteld, alle kinderen van twee jaar oud en daaronder laat doden, kunnen we opmaken dat de wijzen niet direct na de geboorte bij de Heere Jezus zijn geweest. Ook vinden we in de Bijbel niet dat er drie wijzen zijn geweest, maar enige wijzen (Matth. 2:1). Het aantal drie is afkomstig van de heidense legendes over de drie koningen.

Hoe komt het toch dat we zo gemakkelijk de leugen geloven, we volgen de mening van mensen en dat is nu juist wat God ons verbied. ‘Doch tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen die geboden van mensen zijn, Matth. 15:9.’ De dingen die wij van mensen hebben geleerd, durven we bijna niet na te laten. De “goede gewoonten” naar overleveringen, zijn voor ons heilig geworden. ‘Doch tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen die geboden zijn der mensen. Want nalatende het gebod Gods, houdt gij de inzettingen der mensen, als namelijk wassing der kannen en drinkbekers; en andere diergelijke dingen doet gij vele, Mark. 7:7,8.’ Het is zo moelijk om afstand te doen van dat wat zo gewoon is geworden, het is beangstigend om deze dingen los te laten. En toch is dat juist wat God van ons vraagt, als Hij zegt dat we ons kruis op moeten nemen om Hem te volgen. ‘Zo laat ons dan tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, Zijn smaadheid dragende. Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende, Hebr. 13:13,14.’ De mensen en meningen moeten wij eens achter laten en dan zullen wij voor God staan. Hebben wij Hem dan gediend naar Zijn voorschrift of naar eigen invulling en overlevering van de heidenen? Dat zal het verschil maken in het oordeel.

‘Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden, Joh. 3:17.’ Wat een liefde heeft onze hemelse Vader ons geopenbaard in het zenden van Zijn Zoon. Hij Heeft geen lust in onze dood maar daarin dat wij ons bekeren en leven. ‘Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam van den eniggeboren Zone Gods, Joh. 3:18.’ In Hem te geloven zoals Hij dat van ons vraagt zal alleen ons behouden. Het zal ons niet baten door het op onze manier te doen, Hij zal ons moeten veroordelen. Hij is gekomen om de werken der duisternis te verbreken. ‘En dit is het oordeel, dat het Licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht; want hun werken waren boos, Joh. 3:19.’

Lieve vrienden, wandelen wij in het Licht met de Heere Jezus of dienen wij de Heere op onze eigen manier? Durven wij werkelijk uit te komen voor de Waarheid van Gods Woord en laten wij alles achter wat voor Gods heilig oog niet bestaan kan? Kom prijst den Heere, geeft Hem alle lof, eer en aanbidding. Wat een wonder van genade om te mogen zeggen. Ik ben verlost, God heeft mij getrokken uit de duisternis tot Zijn wonderbaar Licht. ‘Die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis, en overgezet heeft in het Koninkrijk van den Zoon Zijner liefde, Kol. 1:13.’ Het is genade, en in die genade willen wij roemen, Wat een heerlijk feit, Jezus is gekomen om zondaren zalig te maken. Allen die daarin mogen roemen, willen Hem volgen, al kost dat het leven. ‘Want ik ben verzekerd dat noch dood noch leven, noch engelen noch overheden noch machten, noch tegenwoordige noch toekomende dingen, Noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere, Rom. 8:38,39.’

‘t Hoofd omhoog, de Heer zal komen.

Hij komt met bazuingeschal;

zijn bevel wordt dra vernomen;

ja, Hij komt, die komen zal.

Geest en bruid, zij roepen samen:

kom, o bruidegom en hoofd,

schenk vervulling op het amen;

doe zoals U hebt beloofd!

Als een kind werd U geboren

op de dag, door God bepaald.

Satan heeft zijn macht verloren,

maar de prijs hebt U betaald.

In een weg van smart en lijden

bracht U ons verlossing aan;

slechts verneed’ring, smaad en strijden

vond U op uw levensbaan.

Maar U komt, U haalt in luister

uwe bruid van de aarde af;

U werpt Satan in de kluister,

en aanvaardt de heersersstaf.

Heerlijk delen we in uw ere,

in uw grootheid, nooit aanschouwd.

Schitt’rend straalt Uw glorie, Here

zoals nimmer is ontvouwd.

Blijde hoop, met U te leven

in uw heerlijkheid, o Heer.

Eeuwig uwe troon te omgeven,

daar te zijn uw kroon en eer.

Daar, in uwe troon gezeten,

aan des vijands macht ontrukt,

is het leed der aard’ vergeten,

dat ons, pelgrims, hier vaak drukt.