Volg ons op YouTube

De geest is wel gewillig maar het vlees is zwak. Mattheus 26:41

Het is al weer 30 jaar geleden dat de Heere Jezus in Bethlehems stal geboren is als we Hem zien wandelen langs het meer van Galilea. Zojuist is Hij veertig dagen en veertig nachten in de woestijn geweest waar Hij verzocht werd van de duivel. Jezus, Gods Zoon, was gedoopt door Johannes waarbij de hemel geopend werd en een stem uit de hemelen klonk: ‘Deze is Mijn Zoon, Mijn geliefde, in denwelken ik mijn welbehagen heb.’(Matth. 3:17) Hij moest direct daarna in de eenzaamheid van de woestijn verzocht worden. ‘Indien Gij Gods Zoon zijt.’ (Matth. 4:2) Zo klonk de satanische stem. God had gesproken, ‘Deze is Mijn Zoon’ en satan probeert alles in twijfel te trekken. Wat een les voor ons. Als wij de voetstappen van de Heere Jezus mogen drukken, dan kunnen we er zeker van zijn, dat satan ons zal verzoeken. Hij zal alles in het werk stellen om ons aan het twijfelen te maken. Hij weet dat als wij vol twijfel zijn, wij niet vol vreugde kunnen zijn en dus niet kunnen roemen in God. Hij weet dat als wij ongelovig zijn, er van ons niets uit gaat.(Matth. 5:13) En daarom heeft hij juist met hen die Jezus willen volgen zijn handen vol. In het paradijs kwam hij tot Eva en sprak ‘Is het ook zo, dat God gezegd heeft’ (Gen. 3:1). Hoor hoe hij de waarheid Gods in twijfel trekt. En zo kwam hij ook tot Jezus. Satan de mensenmoorder de leugenaar van de beginne is niet veranderd. Hij is nu veel listiger geworden, hij heeft nu ruim 6000 jaar ervaring in het aanvallen van mensen, hij weet precies waar de zwakke plekken zitten. In alles om ons heen ervaren we zijn aanwezigheid, ongewild kom je in aanraking met satanische beelden en geluiden. We worden iedere dag verzocht. Maar wat een troost om te mogen weten dat zelfs Jezus, de Zoon van God, verzocht is geweest. Hij is staande gebleven, Hij kon niet vallen, Jezus, God en mens, volmaakt, heilig, zonder zonden, vol van genade en liefde moest deze weg gaan om hen die in duisternis zaten te brengen tot het Licht. (Matth. 4:16)

En als Jezus dan wandelt langs het meer van Galilea dan ziet Hij twee vissers aan het werk en zegt tot hen: ‘Volgt Mij na, en Ik zal u vissers der mensen maken.‘ Wat een boodschap, ben je aan het werk en dan komt daar een man die je weg roept bij je werk, je werk wat je lust en je leven is. Wat doen zij? Zij verlaten direct hun netten en volgen Hem. We zien hier hoe Jezus spreekt als machthebbende. Deze mannen zijn Petrus en Andreas, twee broers. De eerste discipelen van de Heere Jezus. Even verderop zien we nog twee mannen aan het werk op het schip van hun vader. Het zijn Jakobus en Johannes twee vissers. Ook zij worden geroepen en volgen direct de Heere Jezus. En zo heeft Jezus in Zijn omwandelingen 12 discipelen om Zich heen verzameld die Hem volgden en onderwijs van Hem ontvingen. Zij werden aangesteld als Apostelen om te prediken dat het koninkrijk der hemelen nabij is gekomen. (Matth. 10) Als we zo de geschiedenis van Jezus omwandelingen bekijken dan is er met name één discipel die ons opvalt, het is Petrus.

Of we nu willen of niet soms moeten we glimlachen als we hem zien in het heetst van de strijd, wat een vuur, een enthousiasme en een impulsiviteit. Maar tegelijk zien we hoe lief hij Jezus heeft. Hoe kan dit toch? Omdat Jezus hem eerst heeft liefgehad. Hij trok Petrus achter zijn netten vandaan en liet hem Zijn Goddelijke liefde ervaren. Op een gegeven moment hebben zij de hele nacht gevist en niets gevangen, Jezus zegt tot Petrus: ‘steek af naar de diepte, en werp uwe netten uit om te vangen.’ Petrus zegt: ‘Meester, wij hebben de hele nacht gearbeid en niets gevangen; maar op Uw woord zal ik het net uitwerpen.’ En dan gebeurt het wonder, het net zit zo vol dat het scheurt, er moet een schip bij komen om te helpen en dan zitten de beide schepen zo vol met vis dat zij bijna zinken. Als Petrus dat ziet, valt hij aan de knieën van Jezus en zegt: ‘Heere, ga uit van mij, want ik ben een zondig mens.’(Matth. 5:8) Petrus werd vervuld met heilige eerbied als hij ziet wie God is. Wat een majesteit en macht, wat een heerlijkheid wordt er geopenbaard in de Zoon van God. Petrus voelt zijn eigen nietigheid, zijn zonde en zijn zwakheid. Hoe is het mogelijk dat Jezus met Petrus om kan gaan? Petrus begrijpt het niet. Maar, Petrus wat zeg je nu toch, moet Jezus weg gaan? Je hebt Hem zo nodig, je zult nog leren dat je zonder Hem niets doen kan. (Joh. 15:5)

Toch is het zo in het leven van hen die Jezus hebben lief gekregen, zij kunnen niet zonder Hem, en tegelijk begrijpen ze niet dat zo’n Heilig God met hen gemeenschap wil hebben. De liefde versmelt het hart en maakt dat we kleine gedachten van onszelf krijgen. Tegelijk maakt die onuitsprekelijke liefde een verlangen in ons hart naar nog meer liefde. We willen niet meer zonder Hem leven. We verlangen ieder ogenblik naar meer gemeenschap. Petrus moest leren te sterven aan zichzelf, hij moest leren leven in het gelovig vertrouwen dat wat God doet goed is. ‘Vreest niet, van nu aan zult gij mensen vangen.’ De hele nacht had hij niets gevangen maar op Jezus woord hadden ze twee schepen vol. En zo moest Petrus leren dat ook het mensenvangen alleen kon op Jezus bevel en door Zijn wonderbare kracht.

Als we Jezus in het oog hebben dan hebben we niet in de gaten dat we leven, dan beseffen we niet of we fietsen, lopen of in de auto rijden, ons hart is in de hemel en Hij draagt ons. We denken aan het schip wat in nood was, de discipelen pijnigden zich in de nacht om het schip vooruit te krijgen. (Mark 6:45) En dan, zo tegen de morgen, zien we Jezus wandelen op het water. De discipelen denken dat het een spook is, ze worden ontroerd en schreeuwen van bangheid. Maar dan spreekt Jezus : ‘Zijt goedsmoeds, Ik ben het, vreest niet.’ Als Petrus dat hoort zegt hij, ‘Heere als Gij het bent, zo gebied mij tot U te komen op het water.’ (Matth. 14:28) Wat een geloof heeft Petrus hier, hij gelooft dat Jezus hem de kracht zal kunnen geven om op het water te lopen. En dan horen we Jezus zeggen: ‘Kom’ en Petrus klimt van het schip en wandelt op het water om tot Jezus te komen. Hier wordt hij gedragen op arendsvleugelen. In Zijn kracht kunnen we bergen verzetten. We hebben niet in de gaten dat we op het water lopen, want Hij draagt ons. Maar, als we maar even onze Jezus uit het oog verliezen en zien op de omstandigheden dan kan bange vrees ons hart vervullen. Petrus verliest zijn Meester uit het oog, doordat hij ziet op de wind en dan kan het niet langer goed gaan. Hij wordt bevreesd en zinkt in het water, terwijl hij roept: ‘Heere behoud mij!’ En Jezus strekt Zijn hand uit, grijpt hem en zegt: ‘Gij kleingelovige, waarom hebt gij gewankeld?’ Wat een les voor ons. Als we Jezus in het oog hebben, dan is ons hart bevrijd van alle vrees, dan kunnen wij staande blijven omdat we wandelen in Zijn licht met het schild van het geloof(Ef. 6:16). Maar één blik op de omstandigheden en ons schild zakt weg, dan zijn we niet bestand tegen de pijlen die op ons afvliegen. In het geloof kunnen we bergen verzetten, maar in ons ongeloof struikelen we over een zandkorrel. En toch, wordt niet moedeloos als het ongeloof ons aanvecht, waak op, grijp uw schild van het geloof en zie op Jezus uw Zaligmaker. Wij moeten soms vallen, zodat we leren dat er in ons geen kracht is en dat daardoor ons oog op God gericht mag zijn. God wil alle eer ontvangen. En in Hem zijn wij meer dan overwinnaars.

We horen Petrus zeggen ‘Heere tot wie zullen wij anders heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwige levens, Joh. 6:68.’ Petrus was er van overtuigd dat Jezus, de Zoon van de levende God is. En als hij dit getuigt dan zegt Jezus: ‘Zalig zijt gij, Simon Bar-Jona want vlees en bloed heeft u dat niet geopen-baard maar Mijn Vader, die in de hemelen is. En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus , en op deze Petra zal Ik mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen, Matth. 16:17,18’ De gemeente zal gegrond zijn op deze belijdenis. Alle leden van deze zalige gemeente hebben de belijdenis in hun hart en op hun tong, dat Jezus is de Christus de Zoon van de levende God. De Messias die komen zou. De Redder van de mensen. Zij kennen de kracht van Zijn bloed, de kracht van Zijn liefde. De Apostelen zouden uitgaan en prediken dat Jezus Christus het enige fundament van onze behoudenis is. ‘Want niemand kan een ander fundament leggen dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus, 1 Kor. 3:11.’ De gemeente wordt samengevoegd tot een heilige tempel in de Heere en zij steunen op de uiterste hoeksteen, Jezus Christus. (Ef. 2:21) De Enige grond van onze redding is Jezus Christus, de Apostelen hebben ook niets anders gepredikt dan de behoudenis in Hem alleen. ‘Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing, 1 Kor. 1:30.’ ‘Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u dan Jezus Christus en dien gekruisigd 1 Kor. 2:2’

De Heere Jezus gaat, nadat Hij gezegd heeft dat de gemeente op deze belijdenis zal gegrond worden verder met Zijn discipelen te vertellen dat Hij veel zal moeten lijden van de ouderlingen, overpriesters en schriftgeleerden, dan zal Hij gedood en ten derde dage weer opgewekt worden. (Matth. 16:21) En wat doet Petrus? Hij begint de Heere Jezus te bestraffen en zegt: ‘God zij u genadig; dit zal u geenszins geschieden.’ Petrus zegt eigenlijk, God zal er voor zorgen dat dat niet zal gebeuren. Wat begreep Petrus toch weinig van de werkelijke inhoud van Christus werk. Wat kunnen we in onze ijver toch dwaze dingen zeggen. Als Christus niet zou lijden en sterven en niet zou opstaan, dan zou Petrus geen zaligheid kennen. Dan zou Petrus nooit verlost zijn geworden uit de helse klauwen satan, maar voor eeuwig zijn omgekomen. Petrus zat zo vol goede bedoelingen, hij had zijn Meester zo lief maar in werkelijkheid deed hij zijn Meester pijn. Jezus keert zich om en zegt tot Petrus, ‘Ga weg achter Mij, satanas, gij zijt mij een aanstoot; want gij verzint niet de dingen die Gods zijn, maar die der mensen zijn, Matth. 16:23.’ Door verkeerde liefde stond hij Jezus in de weg en daarom noemt Jezus hem een satan, op dit moment was Petrus een verzoeker een tegenpartij. Petrus en wij met hem willen van geen verdrukking horen. Maar Jezus zegt: ‘Zo iemand achter Mij wil komen, die verlochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij. Want zo wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar zo wie zijn leven verliezen zal om Mijnentwil die zal het vinden, Matth. 16:24,25.’ Het leven met Christus is een kruisdragend leven, een leven waarin alles ons lijkt te ontvallen en juist dat is nodig om met Hem te overwinnen. Zonder kruisdragen, zijn we geen volgelingen van onze Heere Jezus. Dit kruis kan zich op vele manieren voordoen, maar ten alle tijden betekent het een kruisigen van het vlees en een zien op Jezus onze Overwinnaar en dan alleen kunnen wij dit kruis dragen. Wat een strijd kan het zijn om kruisdrager te zijn. Vandaag hebben we moed en zijn we gewillig om het te dragen maar morgen willen we het in stukken slaan. Maar weet dat Hij ons in alles is gelijk geworden, zonder de zonden, Hij kent onze pijnen, ons verdriet en ons uitzien. Hij kent onze zwakheden en, hoe groot! Hij weet precies hoe zwaar ons kruis moet zijn. Hij heeft eerst onze schouders gemeten voordat Hij het kruis er op legde. Hij heeft ons een kruis gegeven opdat wij niet in onszelf zouden roemen maar in Hem die al onze liefde waardig is. Hij die zichzelf vrijwillig aan het kruis liet nagelen om onze zonden. Hij heeft de helse angsten willen lijden om ons er van te bevrijden, zouden wij dan dat lichte kruis niet willen dragen? Maar laten wij bedenken, dat wij nu weten wat het werkelijke werk van Christus was, Petrus kon dit nog niet weten. Petrus wist nog niet hoe Jezus daar straks als een vloek zou hangen, om zijn en onze vloek weg te nemen.

Petrus, Jacobus en Johannes, de drie discipelen die Jezus het meest bij Zich had, mochten met Hem mee de berg op. Jezus zocht de eenzaamheid op om te bidden. Hij wilde stil zijn, dichtbij Zijn Vader zijn met heel Zijn hart. Teruggetrokken uit het rumoer van alle dag. Wat heerlijk dat ook wij 7 dagen per week 24 uur per dag mogen schuilen bij God, God die al onze gedachten kent, bij Hem die al de schuilhoeken van ons hart ziet, voor Hem hoeven we geen geheimen, geen schaamte en geen terughoudendheid te hebben. Hij zal ons nooit ledig wegsturen, nooit zeggen, nu even niet. Nee Hij verwijt ons nooit iets. Al roepen we duizendmaal om kracht tegen de zonde en moeten we steeds weer ervaren dat we zo krachteloos zijn. Hij wil ons leren, dat we zonder Hem niet kunnen doen.

Maar Jezus ging om te bidden, Hij kende geen zonde, Hij was in alles oprecht en had niet te vechten tegen de zonden, toch is Hij verzocht geworden en kwam Hij dagelijks in aanraking met de onreinheid van onze zonden. De drie intimi, mochten met hem mee. Zojuist heeft hun Meester hen verteld van het lijden wat aanstaande is, we zouden denken dat ze nu wel met hun Meester mee zullen zuchten en voor Hem bidden, maar wat gebeurd? Ze vallen in slaap, (Luk9:32). Ondertussen gebeurt er een wonder, het aangezicht van Jezus wordt veranderd in heerlijkheid, Zijn gezicht blinkt als de zon en Zijn kleren werden wit als het licht. En dan verschijnen Mozes en Elia en spreken met Jezus over het lijden en sterven wat Hem te wachten staat (Luk. 9:31). En dan worden de discipelen wakker, zij zien Jezus in Zijn heerlijkheid en Mozes en Elia. Weer is het Petrus die naar voren komt, ‘Heere, het is goed dat wij hier zijn; zo Gij wilt, laat ons hier drie tabernakelen maken, voor U één en voor Mozes één en één voor Elia, Matth. 17:4’ Petrus wilde wel altijd in dit heerlijke gezelschap zijn. Als wij persoonlijk wel eens een Godsontmoeting hebben, dan willen we dit wel altijd vasthouden. Op zulke momenten dan hebben we de hemel in ons hart, we beseffen niet dat we nog op aarde zijn en willen wel altijd in deze toestand blijven. Maar God weet het beste wat goed voor ons is. Hij neemt de zoetheid weer weg om ons te leren staan in het geloof. Het leven uit het gevoel is niet het vruchtbaarste leven. En toch geeft Hij ons zulke momenten waarin we als het ware opgetrokken worden in de hemel, onszelf mogen verliezen en iets van Zijn heerlijkheid mogen zien. Dit maakt ons des te meer begeriger om voor altijd bij hem te zijn. Wat een schoonheid in onze Jezus! Dit maakt ons bedorven voor de wereld. Alles van de wereld is vergeleken bij die heerlijkheid als roest. Dit maakt dat we ons niet meer hechten aan aardse dingen omdat we weten dat we een beter huis hebben niet met handen gemaakt maar eeuwig in de hemelen. (2 Kor. 5:1). En dan terwijl Mozes en Elia van Jezus afscheiden komt er een wolk die hen overschaduwd. En dan horen zij een stem uit de wolk. ‘Deze is Mijn geliefde Zoon, in dewelke Ik Mijn welbehagen heb, hoort Hem.’ Onder deze majesteit vallen de discipelen op de grond en zijn bevreesd. Ze zijn getuigen van zulk een onbeschrijfelijke heerlijkheid en dan een stem uit de hemel, wie zal dat als zondig mens niet bevreesd worden? Maar Jezus komt naar hen toe en raakt hen aan terwijl Hij zegt: ‘Sta op en vrees niet.’ Als ze dan hun ogen opheffen zien ze niemand dan Jezus alleen. O, wat een heerlijk moment, ‘sta op en vrees niet’ uit Jezus mond te horen dan stromen er nieuwe krachten door ons heen, en dan zien we niemand dan Jezus alleen. Om zo alleen met hem op de berg te zijn. Dan weten we niet meer dat we leven. Dan willen we niet meer terug de zondige wereld in. Als we iets geproefd hebben van deze liefde dan kan het niet anders dan dat ons hart daarvan overloopt. Dan willen we ook anderen wijzen op Zijn liefde. Dan willen we andere brengen aan Zijn voeten. Maar, hoe verdrietig, teleurgesteld en verward kunnen we dan soms zijn als we bemerken dat anderen geen liefde tot onze Jezus hebben. Soms is dit van mensen die zich uitleven in de wereld. Zij hebben goed en geld en geen behoefte aan de vrede in Christus. Anderen hebben hun heil gezocht in wetenschappen en houden zich daarmee op de been. Wetenschappen in de evolutie, wetenschappen in de medici of wetenschappen in de theologie. Maar allen zullen ze straks als kaf openbaar komen.

Wat kunnen we verlangen naar meer liefde, zodat anderen ook getrokken mogen worden. Liefde is het enige middel om staande te blijven tegen de harde aanvallen van hen die deze liefde niet kennen. En wat een blijde wetenschap, in onze God is een oceaan van liefde die nooit uit zal drogen. Wij mogen daaruit drinken, zonder weggestuurd te worden. Tegelijk beseffen we maar al te goed dat wij in de drukte van alle dag soms zo uit kunnen drogen, we missen de levende gemeenschap met God en moeten Zijn liefde ontberen. Hiervan ligt de schuld bij ons. Bij God zijn we altijd welkom, maar God wil ons geheel. Als we duisternis in ons hart en leven ervaren dan roept de bron van leven ons toe om te komen en te drinken. Zonden in ons leven zorgen voor duisternis, twijfel en aanvechtingen. Schuldbelijdenis aan onze God maakt de weg weer vrij. Maakt ons hart weer blij en geeft weer moed om te strijden en te overwinnen in Zijn kracht.

En zij zagen niemand dan Jezus alleen. Dan moeten we wel uitroepen, Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk, zulk één is mijn Liefste. (Hoogl. 5:16) O vrienden, kent u nog niets van deze liefde? Is deze vrede u nog vreemd? Zoek dan nu nog uw heil bij Hem. Laat los alles wat geen God en zaligheid is, leg u maar neer aan Zijn doorboorde voeten. Geef uw leven maar uit handen en laat u zaligen. Zalig worden is niet anders dan verliezen. Alle tegenwerpingen die u nog durft inbrengen tegen het komen tot Jezus, komt voort uit uw hoogmoed. Als u werkelijk alles uit handen geeft dan zult u ervaren dat Christus uw Redder uw leven wordt. ‘Het leven verliezen om mijnentwil’ zo sprak Jezus. Verliezen betekent alles loslaten, het komt zo als het komt, wat God doet is goed. Verliezen betekent de zwakste zijn en geen verwachting meer hebben van eigen krachten en inzichten. En wat een wonder, allen die op dat punt zijn gekomen hebben ervaren dat hun leven toen is begonnen. In hun verliezen lag de winst. Nu zijn ze wederomgeboren en mogen ze wandelen als kinderen van het Licht. Tot hen komt de boodschap: ‘Staat dan in de vrijheid, met welke Christus u heeft vrijgemaakt, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen, Gal. 5:1.’ Waken is onze opdracht, staan in de vrijheid, strijden tegen de zonden, tegen de wereld en de satan. Wandelen in het licht, dat kan alleen met Jezus. Overwinnen van zonden, dat kan alleen met Jezus. Staande blijven in deze wereld, dat kan alleen met Jezus. Staan in de vrijheid, dat kan alleen met Jezus. Zonder hem kunnen wij niets doen. Als we Zijn gemeenschap moeten missen, zijn we ellendig, zijn we doods, krachteloos en vruchteloos. Laten we onze krachten alleen van Hem verwachten en we zullen ervaren dat we overwinnen.

Wat een bijzonder onderwijs heeft Jezus ons gegeven als het gaat over de plaats die wij onder elkaar in moeten nemen. Terwijl Jezus met Zijn discipelen aan tafel zat en het Paaslam gegeten had stond Hij op, legde Zijn overkleed af en deed een linnen doek om. Hij goot water in het wasvat en begon de voeten van de discipelen te wassen en af te drogen met de linnen doek waarmee Hij omgord was. Als Hij bij Petrus komt zegt deze: ‘Heere, zult gij mij de voeten wassen?’ Dan zegt Jezus: ‘Wat ik doe weet gij nu niet, maar na dezen zult gij het verstaan’. Petrus zegt: ‘Gij zult mij de voeten niet wassen in der eeuwigheid.’ Daar is Petrus van overtuigd, Hij zal toch niet zijn vieze voeten laten wassen door Zijn lieve Meester. Nee hoor, hij zal de voeten van de Heere Jezus wassen, dat lijkt Hem een betere volgorde. Maar dan zegt Jezus: ‘indien ik u niet was, gij hebt geen deel met mij’ Hier doelt de Heere Jezus op de geestelijke afwassing van de zonden. Dan zegt Petrus: ‘Heere, niet alleen mijn voeten, maar ook de handen en het hoofd.’ Die Petrus, wat had Hij zijn Meester lief, en dan zegt Zijn Meester dan zul je geen deel met Mij hebben, ja, dan verandert Petrus van gedachte en wil helemaal gewassen worden, zijn Meester wil hij altijd wel bij zich houden. Verder onderwijst de Heere hen nog dat als ze eenmaal geestelijk gewassen zijn ze dan steeds opnieuw weer voeten moeten wassen. Steeds weer ontdoen van dagelijkse zonden. Maar ook zeker heeft de Heere hen hier onderwezen dat ze de minste moeten zijn onder elkaar. Daarna wordt door de Heere het Heilig Avondmaal ingesteld door het brood te breken, te zegenen en de wijn te zegen. Hij stelt dit gedachtenismaal in om te onderhouden totdat Hij komt. (Joh. 13) Steeds als wij het brood breken en eten dan denken wij aan het Lichaam van Christus wat Hij heeft geofferd voor ons. Als wij de drinkbeker drinken dan denken wij aan het bloed des Nieuwen Testament hetwelk voor ons vergoten is. In deze maaltijd worden wij versterkt, bemoedigd en losgemaakt van deze wereld.

Na deze maaltijd gaan zij samen naar de Olijfberg. En als ze daar dan samen zo wandelen zegt Jezus tot Zijn discipelen: ‘Gij zult allen aan mij geërgerd worden in deze nacht.’ Alle discipelen zullen in deze nacht van Mij wegvluchten. Zoals ook geschreven staat: ‘Ik zal den Herder slaan en de schapen der kudde zullen verstrooid worden, Matth. 26:31.’ Ook spreekt Christus hier over Zijn opstanding ben dat Hij hen voor zal gaan naar Galilea. Maar Petrus antwoord: ‘Al werden zij ook allen aan u geërgerd, ik zal nimmermeer geërgerd worden.’ Petrus is zo vol liefde en vuur dat hij zegt, Heere, wat er ook gebeurt ik zal bij u blijven. Dan zegt Jezus tot hem, ‘Voorwaar Ik zeg u, dat gij in deze zelfde nacht, eer de haan gekraaid zal hebben, Mij driemaal zult verloochenen.’ Wat een woorden, gesproken door de Heere zelf. Voorwaar, zo zeker als ik Christus ben je zult Mij in deze nacht verloochenen. Angst en verdriet zouden ons hart toch vervullen bij zulke woorden. Maar wat zijn we vaak doof voor Gods woorden. Nee hoor zegt Petrus, ‘Al moest ik ook met u sterven, zo zal ik u geenszins verloochenen.’ De liefde van Petrus ging dwars door de dood heen. Maar toch wat moest hij nog veel leren. Hij zou zijn Meester met zijn eigen leven willen verdedigen en had door zijn liefdesvuur niet in de gaten dat hij zijn eigen zaligheid in de weg stond.

Dan gaan ze samen op naar Gethsémané, weer mogen Petrus, Jakobus en Johannes met hun Meester mee. Wat zullen ze nu alert zijn. Onwillekeurig zullen ze denken aan het moment dat ze samen op de Berg der verheerlijking zijn geweest. Hun Meester wordt droevig en zeer beangst, beangst omdat Hij weet dat Hij de drinkbeker van Gods toorn straks zal moeten drinken. Hij zegt tot zijn Intimi, ‘Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe; blijft hier en waakt met Mij.’ En als Hij dan een eind verder is gelopen valt Hij op Zijn aangezicht en bid tot Zijn hemelse Vader. ‘Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat dezen drinkbeker van mij voorbijgaan; doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt.’ Hij was zich ten volle bewust van dat wat komen zou, helse angsten heeft Hij hier geleden en het gezicht op dat wat komen zou deed hem vragen of Vader de drinkbeker van Hem voorbij zou willen laten gaan. Tegelijk bidt Hij hier of de wil van Zijn Vader mag geschiedde. Zie hoe Hij hier leed als mens. Hij is ons in alles gelijk geworden, Hij nam als de zondeloze, onze zonde en schuld vrijwillig op zich en heeft de toorn van God over onze zonden gevoeld. En Zijn discipelen? Ze slapen! Dan zegt Hij tot Petrus: ‘Kunt gijlieden dan niet één uur met Mij waken?’Waar is nu het vuur van Petrus? Zijn Meester vraagt niet of hij met Hem wil sterven maar alleen maar om te waken en dan valt hij in slaap. ‘Waakt en bid, opdat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig maar het vlees is zwak, Matth. 26:41’ Wat een les ook voor ons. De geest van Petrus en van al Gods kinderen is wel gewillig, o ja, we zouden altijd voor Hem willen leven, we zouden alle zonden in ons met één slag willen doden. Maar ach, dat vlees is zo zwak. Met onze geest en onze mond kunnen we grote dingen zeggen, maar als dan het er dan op aankomt en we staan in eigen kracht, dan moeten we ervaren dat ons vlees zo zwak is. Dan gaat Jezus weer weg om te bidden, alleen is Hij daar in Zijn angsten en pijn. Niemand is er die met Hem lijd, niemand is er die Hem bemoedigd. Allen hebben zij Hem verlaten. Als Hij terugkomt, slapen ze weer! Dan gaat Hij voor de derde keer alleen om te bidden en vraagt voor de derde keer of de drinkbeker aan Hem voorbij zou mogen gaan, maar Uw wil geschiedde. Wat een voorbeeld voor ons om zo te bidden, dat is bidden tot Gods eer. Dit is een gebed wat God verhoord, de drinkbeker kon niet voorbijgaan, Vader wist wat het beste was voor Zijn Zoon. Vader wist wat nodig was om zondaren weer tot Zijn kinderen aan te kunnen nemen. De volle beker moest gedronken worden, dat was Vaders wil. Vader kon niet af van Zijn gerechtigheid, de schuld moest betaald en nu kon alleen Zijn Zoon, de heilige, vlekkeloze, betalen wat wij niet konden betalen. Petrus kon met al zijn liefde niets betalen, nee Petrus kon het alleen maar verder verzondigen. Wat zijn wij met Petrus, toch hardleers. Zoveel waarschuwingen, zoveel lessen en dan nog geen één uurtje met Jezus te kunnen waken. Onze geest is wel gewillig maar het vlees is zo zwak. Maar Jezus leeft, Hij heeft ons liefgehad met een eeuwige liefde en ons gekocht ondanks onze dwaasheid, Hij zal nooit verlaten het werk dat Zijn hand begon. Hij blijft de getrouwe en zal ons om onze zonden nooit verlaten. Hij betaalde prijs en met eerbied gesproken kan God de Vader nu niet meer van ons af. We zijn Zijn eigendom, duur gekocht met het dierbaar bloed. De rekening is vereffend en de eeuwige heerlijkheid is voor ons geopend.

Als de Heere Jezus dan gevangengenomen wordt is het weer Petrus die naar voren treed en met zijn zwaard het oor van Malchus afhakt. Dan horen we Jezus zeggen: ‘Steek uw zwaard in de schede. Den drinkbeker dien Mij de Vader gegeven heeft, zal Ik die niet drinken? Joh. 18:11’ Jezus was eenswillend met de Vader, Hij zou de drinkbeker gewillig drinken. Allemaal vluchten ze weg als hun Meester weggevoerd wordt. En dan volgt Petrus tot aan de zaal van Kajafas de Hogepriester om te zien hoe dit zou aflopen. (Matth. 26:58) Wat zal er door Petrus heengegaan zijn. Zou hij nu teruggedacht hebben aan de woorden die zijn Meester gesproken had? Meerdere keren was hij er op voorbereid dat dit zou gebeuren, wat een verdriet om je Meester zo te zien lijden. Petrus verloor al zijn ijver en vechtlust. Terwijl zijn Meester geslagen, bespuwd en bespot wordt komt er een dienstmaagd naar Petrus toe. Ze herkent hem maar Petrus ontkent het. Als hij wegloopt, is er een andere dienstmaagd die hem ook herkent, nu ontkent hij het met een eed. Maar even daarna herkennen weer anderen hem. De angst slaat Petrus om het hart, Je Meester zo te zien lijden, wat zullen zij mij dan niet doen als ze mij te pakken krijgen. Petrus begint te vloeken en te zweren: ‘Ik ken de Mens niet.’ En dan kraait de haan. Petrus, Petrus hoe kun je toch zo diep vallen, je eigen Meester te verloochenen. Waar is nu je ijver, je liefde en je strijdlust? Alles verdwenen omdat je rust op eigen krachten. Ach lieve vrienden, wat is dit een pijnlijke les om in te leven. Dat het water zo hoog kan komen om onze lieve Zaligmaker te verloochenen. Satan heeft zoveel pijlen op zijn boog en voor we het weten zijn we dodelijk getroffen. Maar Jezus leeft! Hij draait Zich om en kijkt Petrus aan. Als Petrus dat ziet en die liefdevolle ogen de zijne ontmoeten dan kan het niet anders of het hart scheurt van verdriet, van verwondering dat Jezus nog naar ons om wil zien.(Luk 22:62) Zo te hebben gezondigd, de dood en het oordeel verdient maar Jezus ziet hem aan. Jezus liefde is oneindig groot, niet te bevatten maar eeuwig te bewonderen. Wij kunnen in ons leven wel duizend keer onze Meester verloochenen met onze woorden, gedachten en daden. Maar Zijn genade is groter dan onze schuld.

We moeten nodig stoppen. Vrienden, hoe is het met ons persoonlijk? We hebben gezien wie Petrus was, maar wat meer is hoe oneindig goed Jezus was en is. Als het aan de verdiensten van Petrus lag, dan zou het eeuwig kwijt zijn, maar door genade mag Petrus nu jubelen in de heerlijke eeuwige blijdschap, voor eeuwig verbonden met Zijn Meester. Nu zijn er geen zonden, ongeloof en verdriet wat hem kunnen kwellen. Hebben wij deze Jezus al liefgekregen? Is Hij ons leven geworden toen wij het mochten verliezen? Als wij nog nooit hebben verloren dan zijn we niet behouden. Maar vandaag is er nog een genadige Vader in de hemel , Die wacht op hen die door Zijn Zoon tot Hem komen. Zie af van uzelf en richt u op de Levensvorst, Hij die de dood inging voor vloekwaardige zondaren, u bent er één van en u bent welkom bij Hem. Die zijn leven zal verliezen om Zijnentwil die zal het vinden. Zijn bloed reinigt van alle zonden. Kom, wacht niet langer en laat u zaligen.

Vrienden, u die God kent als uw trouwe Vader, wat een wonder dat Hij naar ons heeft willen omzien. Genade alleen, dat wij mochten geloven in de kracht van het bloed. En nu mogen we dagelijks wandelen in de kracht van dat bloed, met de bede. Kom Heere Jezus, Ja kom haastiglijk. Amen.