De Heere is waarlijk opgenomen. Markus 16, Lukas 24, Handelingen 1
Tijdens de omwandelingen van de Heere Jezus hebben de discipelen drie jaar in Zijn nabijheid geleefd. Ze hebben gezien hoe machtig Hij is, welke wonderwerken hij gedaan heeft, hoe Hij sprak als macht hebbende en niet als de schriftgeleerden. Zij hebben ervaren wat echte liefde is. Wat een bijzonder voorrecht hebben zij gehad in het onderwijs dat zij van Hem kregen. Hij sprak tot de schare maar in het bijzonder gaf hij onderwijs aan zijn discipelen. Zij waren de aangewezen personen die straks als Hij er niet meer was, de aarde zouden rondgaan om de blijde boodschap van redding te verkondigen. De Heere Jezus heeft hen onderwezen in de weg die Hij zou gaan, weinig tot niets hebben zij ervan begrepen zoals we kunnen opmaken uit het verloop van de geschiedenis. Verwonderlijk is dat niet echt, omdat de discipelen een aards Koninkrijk verwachten en dachten dat Jezus als Koning op zou gaan treden, als Hij dus sprak van zijn heengaan en sterven, dan begrepen zij dat niet. Wij hebben het grote voorrecht, dat wij de hele Bijbelse geschiedenis hebben. Wij weten dat Jezus al deze dingen moest ondergaan om ons van zonde en schuld te verlossen. Wij weten dat Jezus kwam naar deze aarde, om verzoening te doen over al onze zonden. Wij weten dat Jezus het uitriep op het kruis van Golgotha: ‘Het is volbracht.’ Nu is Mijn volk volmaakt. De weg tot de Vader is geopend. Wij zondaren konden geen gemeenschap hebben met een vertoornd en rechtvaardig God in de hemel. Jezus kwam en heeft betaald wat wij in de eeuwigheid niet hadden kunnen betalen. Hij heeft rechtvaardig, de schuld en de straf van de onrechtvaardigen op Zich genomen. Hij werd tot zonde gemaakt. De toorn van de Vader is weggenomen in het bloedige offer van Zijn lieve Zoon. Nu hebben wij een vrije toegang door Christus Jezus en in Christus een liefhebbend Vader in de hemel, O welk een onuitsprekelijk wonder van genade.
De discipelen hadden nooit voorzien dat hun Meester zo vreselijk moest lijden. Terwijl Hij begraven was, dachten zij niet meer aan de woorden die Hij gesproken had over Zijn opstanding ten derde dage. De vijand dacht er wel aan en daarom moest het graf verzegeld worden. Wat kunnen de lievelingen van Jezus soms blind zijn als het gaat over de liefelijke en rijke woorden Gods. Wat moeten zij vaak inleven: ‘Zonder Mij kunt gij niets doen’ Als Gods Geest hen niet in alle waarheid leid dan verstaan zij niets van de wegen Gods. En juist deze weg maakt dat zij kleine gedachten krijgen van zichzelf en grote gedachten van God. Dit doet hun oog naar de hemel richten in het verlangen om licht en wijsheid.
Onze troost is niet in onszelf te vinden maar die ligt buiten ons. Jezus, was de troost voor Zijn discipelen. Zij wilde Hem wel altijd bij zich houden maar Hij sprak: ‘Ik ga heen om u plaats te bereiden, Joh. 14:2.’ Hij zou van hen weggaan, naar het Huis van Zijn Vader om plaats te bereiden. Als Hij daar gekomen zal zijn, zal Hij een andere Trooster geven die bij hen zal blijven tot in de eeuwigheid. Wat een troost, om de Geest der waarheid, te ontvangen, een Geest die de wereld niet ziet en niet kent. Wat een heerlijke verborgenheid. Niet door kracht, nog door geweld maar door Mijn geest zal het geschieden. (Zach. 4:6) Terwijl Hij hen voorzegt dat Hij de Trooster de Heilige Geest zal zenden, bemoedigd Hij hen door te zeggen: ‘Ik zal u geen wezen laten; Ik kom weder tot u, Joh. 14:18.’ Later in Johannes 16:7 lezen we: ‘Doch Ik zeg u de waarheid: Het is u nut dat Ik wegga; want indien Ik niet wegga, zo zal de Trooster tot u niet komen; maar indien Ik heenga, zo zal Ik Hem tot u zenden.’
‘Jezus, wetende dat de Vader Hem alle dingen in de handen gegeven had, en dat Hij van God uitgegaan was en tot God heenging, Joh. 13:3’ sprak na de paasmaaltijd tot Zijn discipelen: ‘Kinderkens, nog een kleinen tijd ben Ik bij u, gij zult Mij zoeken, en gelijk Ik den Joden gezegd heb: Waar Ik heenga kunt gij niet komen; alzo zeg Ik ulieden nu ook, Joh. 13:33.’ Hier voorzegt Jezus dat Hij van hen zal scheiden en zal gaan naar een plaats waar zij niet kunnen komen. Hij zal sterven en opstaan waarna Hij zal opvaren naar Zijn hemelse Vader, dit zullen zij zien maar Hem niet kunnen volgen. ‘Gij zult Mij zoeken’, dit lezen we ook in Joh. 7: 34 en 8:21. Het zal zo zijn dat de Joden naar Hem zullen verlangen als het oordeel over hen komt maar dan is het te laat. De discipelen zullen naar Hem verlangen omdat zij Hem liefhebben. Wat een verschil, Jezus ons leven of Jezus ons oordeel. Nu is het de welaangename tijd, de dag der zaligheid (2 Kor. 6:2), een ieder die zich tot Hem wend zal eeuwig leven. En tegelijk zal een ieder die zich onder deze nodiging verhard een zwaarder oordeel treffen. Wat een eenvoudige heldere boodschap van vrije genade voor de grootste zondaren.
Zo horen we Jezus tot Zijn discipelen zeggen: ‘Ik ben van de Vader uitgegaan, en ben in de wereld gekomen; wederom verlaat Ik de wereld en ga heen tot de Vader, Joh 16:28.’ Hij heeft Zijn Vader in de hemel verlaten, is ons in alles gelijk geworden maar dan zonder zonden en is geheel vrijwillig voor ons tot zonden gemaakt, wat een onuitsprekelijke liefde. Wie kan deze liefde weerstaan? Hier zegt Hij dat Hij de wereld weer zal verlaten om terug te gaan naar Zijn Vader.
Na de begrafenis van de Heere Jezus ontmoeten we de diep bedroefde Maria bij het graf, zij zoekt haar Meester. Terwijl zij Hem zoekt staat Hij achter haar en spreekt haar aan met haar eigen naam ‘Maria!’ Als zij dan haar naam hoort noemen van die gezegende lippen, dan vervult haar hart zich met een overstelpende liefde. De manier waarop haar naam genoemd werd, de stem van haar Meester, ja die herkend zij uit duizenden. Als zij dan aan Zijn voeten wil vallen zegt Hij tot haar: ‘Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader; maar ga heen tot Mijn broeders, en zeg hun: Ik vaar op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God, Joh. 20:17.’
Na Zijn opstanding is Hij verschillende keren verschenen aan Zijn kinderen. Hij gaf hen onderwijs en bemoedigingen in Zijn troostvolle woorden. En dan lezen we in Markus met eenvoudige woorden; ‘De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, is opgenomen in de hemel en is gezeten aan de rechterhand Gods, Mar. 16:19.’
De vijand is het er om te doen om de zaligheid te verhinderen en de genade te verduisteren. Vanaf het moment dat satan uit de hemel geworpen is en als de vorst der duisternis optreed op deze aarde stelt hij alles in het werk om de mensen in zijn duivelse greep te houden. De Woorden van God moeten verdacht gemaakt worden, de zaligheid in Jezus Christus moet verworpen. Vele manieren heeft hij in de achterliggende 6000 jaren al bedacht. ‘Is het ook zo, dat God gezegd heeft?’ Zo sprak de duivelse stem in de Hof van Eden. We weten hoe zelfs Jezus door de duivel verzocht werd in de woestijn. Hem werd gezegd ‘Indien Gij Gods Zoon zijt’. Vandaag de dag is het diezelfde duivel die alles in het werk stelt om de zalige boodschap van genade bij de mensen vandaan te houden. Daar waar de boodschap van genade gehoord wordt, is de duivel aan het werk om het te verduisteren. In de harten van de zondaren klinkt de stem, ‘het is niet voor jou’, ‘je bent te slecht’, ‘kijk eens om je heen, God bestaat niet’, ‘Jezus de Nazarener’ was een mythe’, ‘Hij was niet meer dan een mens’. Het is in al die jaren niet beter geworden. De Naam Jezus is nog nooit zo vaak gehoord als vandaag de dag, de grote vraag is, wie heeft Hem lief gekregen en voor wie is Hij de Zaligmaker geworden? Wie is er achter gekomen dat satan werkelijk de leugenaar van de beginne is en dat God de bron van liefde is? Zij weten welke verschrikkelijke gedachten de duivel in het hart kan doen opborrelen. Als de wereld roept dat Jezus niet bestaat of niet meer bestaat. Dan kunnen zij, alleen bij Hem in de stilte van het hart de bevestiging ontvangen dat Jezus wel degelijk leeft. Zijn Woord heeft het ons geleerd en Gods Geest getuigt in ons dat wij kinderen Gods zijn. (Rom. 8:16) Kinderen Gods omdat Jezus leeft! ‘Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad, 1 Joh. 4:19.’
De zekerheid van de hemelvaart kunnen we opmaken uit de grote blijdschap van de discipelen. ‘En Hij leidde hen buiten tot aan Bethanië, en Zijn handen opheffende, zegende Hij hen. En het geschiedde als Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde, en werd opgenomen in den hemel. En zij aanbaden Hem, en keerden weder naar Jeruzalem met grote blijdschap. En zij waren allen tijd in den tempel, lovende en dankende God. Amen, Luk. 24:50-53.’ Zij waren getuigen geweest van Zijn opstanding uit de dood, van Zijn verschijningen en het onderwijs in de achterliggende veertig dagen en dan nu zien zij met eigen ogen hoe Hij opvaart naar de hemel. Als Hij zomaar spoorloos verdwenen was, dan zouden zij nooit met blijdschap naar Jeruzalem zijn teruggekeerd.
In het boek Handelingen schrijft dezelfde Lukas dat de discipelen staan op de Olijfberg, met hun ogen naar de hemel waar zij Jezus zien opvaren en dan neemt een wolk Hem van voor hun ogen weg. ‘En alzo zij hun ogen naar den hemel hielden terwijl Hij heenvoer, zie, twee mannen stonden bij hen in witte kleding, Welke ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren, Hand. 1:10,11.’ Hier wordt de hemelvaart bevestigd door de engelen. Terwijl ze bemoedigd worden met de belofte van Zijn terugkeer. Zoals zij Hem zagen opvaren, zo zal Hij komen. Wat zal dat een heerlijk moment zijn, als wij die geloven, Hem tegemoet zullen gaan in de lucht, om voor altijd bij Hem te zijn. Nooit geen tranen, nooit geen pijn, maar eeuwig jubel en aanbidding aan onze Vader, God en Koning, Zaligmaker en Verlosser.
Op deze aarde moeten we de Christus lichamelijke nabijheid missen maar in Zijn majesteit hebben wij Hem altijd bij ons. Hij is opgevaren naar de Hemel en zit daar aan de rechterhand van God de Vader.(Mark. 16:19, Efe. 1:20, Hebr. 1:3) Hij is verheerlijkt en verhoogd boven alle schepselen. Christus is als een voortdurende advocaat en pleitbezorger voor het aangezicht van de Vader voor ons. Vaders ogen zijn op de gerechtigheid van Christus geslagen en afgewend van onze zonden. Jezus heeft voor ons de weg gebaand tot de troon des Vaders. Christus is het Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechter hand Gods is, Die ook voor ons bidt. (Rom. 8:34) Wij hebben een Hogepriester in de hemel Die volkomenlijk kan zalig maken degenen die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden. (Hebr. 7:25) Allen die gelovig rusten in het volbrachte werk en de voorbidding van deze Jezus, zullen eeuwig met Hem leven. Hij is ingegaan in de hemel door Zijn eigen bloed, en heeft daarmee een eeuwige verlossing teweeggebracht. (Hebr. 9:12)
Onze Jezus is in de hemel, Hij is het hoofd en wij, de gemeente, zijn de leden. Wij zijn nog op deze aarde en tegelijk mogen we zeggen dat we in Hem in de hemel zijn gezet. (Ef. 2:6) Wat een rijke troost om te weten dat onze Jezus leeft en is gezeten aan de rechterhand van Zijn en onze Vader. Hij kent ons zoals geen mens ons kent, Hij doorziet al onze vragen, zorgen en noden. Hij weet wat het is om geslagen, verdrukt en bespot te worden. Hij weet wat het is om door satan verzocht te worden. O, welk een Vriend is onze Jezus. Hij heeft beloofd, voordat Hij is opgevaren, dat Hij altijd bij ons blijven zal. ‘En zie, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Matth. 28:20.’ Is er voor deze tijd, een grotere troost denkbaar? Laat de wereld en de hel woeden in Jezus zijn wij meer dan overwinnaars. Met Hem dringen we dwars door alles heen, opdat Zijn Naam geëerd en geprezen zal worden.
Lieve vrienden, verblijd u in de Heere, wat een troost, Jezus leeft! Hij bidt voor ons en straks zal Hij komen om ons te halen. Nu mogen wij de Trooster, de Heilige Geest in onze harten hebben, Die ons troost en altijd weer het oog doet slaan op onze Heere.
Vrienden, u die de blijdschap in de Heere Jezus nog moet missen. We kunnen niet anders zeggen dan dat u in een verschrikkelijke toestand leeft. Hoe kunt u nog blij zijn en gerust voortleven zolang u Jezus niet tot uw deel hebt? Hoe kunt u nog rustig slapen in de wetenschap dat het oordeel Gods boven uw hoofd hangt? Nog even en de deur zal gesloten zijn. Wat een voorrecht, dat u vandaag de boodschap van redding nog tot u krijgt. U hebt gehoord dat Jezus is gekomen om zondaren te zaligen, dat Hij is gestorven en begraven en is opgevaren om plaats te breiden. Nu is het nog niet te laat, laat u met God verzoenen. Kom zo als u bent en leg u neer aan Jezus voeten. Verhardt u niet maar laat u leiden, belijd uw zonden en rust op het volbrachte werk van Jezus Christus en dien gekruisigd. Als u zo tot Jezus komt dan zult u ervaren dat de liefde gaat stromen. Als u Hem zo hebt lief gekregen dan wilt u van nu voortaan niet anders dan leven tot Zijn eer. Amen
‘Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt; want Gij hebt Mij liefgehad vóór de grondlegging der wereld. Joh. 17:24.’