De noodzaak van het doen van belijdenis
Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met den mond belijdt men ter zaligheid, Rom. 10:10.’
We beleven een tijd, waarin er veel strijd is in de wereld maar niet minder in de kerkelijke gemeenten. Er wordt strijd gevoerd over de meest uiteenlopende onderwerpen, waarbij het zicht op het kruiswerk van Christus vaak verduisterd wordt. Hoe zou de kerk in Nederland er uitzien als ook wij, net als in vele andere landen, vervolgd zouden worden om Zijns Naams wil? Ik geloof dat we dan niet meer zouden twisten over allerlei bijzaken. Dan komen de huichelaars openbaar en zoekt het Lichaam van Christus elkaar op. Dan zullen de gelovigen zich misschien weer willen buigen onder het Woord van God. Het is diep verdrietig om te zien hoe iedereen de Bijbel op een eigen manier uitlegt om vooral niet te hoeven bukken voor Gods wil. Geve God ons Zijn genade zodat wij met elkaar in gehoorzaamheid wandelen tot eer en roem van Zijn grote Naam.
Paulus legt in Romeinen 10 uit dat het geloof niet is uit de werken maar door het geloof. ‘Maar de rechtvaardigheid, die uit het geloof is, spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal in den hemel opklimmen? Hetzelve is Christus van boven afbrengen, vers 6.’ Wij hoeven niet in de hemel op te klimmen. Het is niet nodig om in te zien in Gods raadsbesluiten. Veel mensen die ik ontmoet, worstelen met de vraag of zij wel uitverkoren zijn. Zij zouden (net als ik vroeger) in willen zien in het boek de Levens om te zien of ook hun namen daar in staan. Wij hoeven niet naar de hemel om daar als het ware te smeken of de Heere Jezus nog eens naar deze aarde zou komen. Hij heeft ééns en voor altijd geleden. ‘Of, wie zal in den afgrond nederdalen? Hetzelve is Christus uit de doden opbrengen, vers 7.’ We hoeven ook niet de dood in om te zien hoe het daar zal zijn en of we daaruit ooit verlost zouden kunnen worden. Christus is gestorven en opgestaan, daar doen wij niets van af en voegen wij niets aan toe. God in Zijn ondoorgrondelijke wijsheid is in de hemel en wij, nietige mensen zijn op deze aarde.’Maar wat zegt zij? Nabij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord des geloofs, hetwelk wij prediken, vers 8.’ Het Woord van God wordt ons gepredikt. Velen zijn opgevoed met het Woord en hoorden daar uit lezen en namen zelf het Woord in de mond. Het Woord wordt in ons hart gezaaid (Matth. 13:19).
Dat zaad dat in onze harten gezaaid is, kan alleen dan opwassen als het in geloof ontvangen wordt. ‘Namelijk, indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden, vers 9.’ Hier zien we de enige belijdenis die waarde heeft voor God. Hier geen schijnvertoning maar een mond die belijd dat Jezus Heere is en dat Zijn bloed mijn zonden heeft weggewassen. We zien hier dat het geloven met het hart en het belijden met de mond gekoppeld is aan de zaligheid. Hoe zouden wij menen in te kunnen gaan terwijl onze mond Hem doodzwijgt? ‘Een iegelijk dan, die Mij belijden zal voor de mensen, dien zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is. Maar zo wie Mij verloochend zal hebben voor de mensen, dien zal Ik ook verloochenen voor Mijn Vader, Die in de hemelen is. Matth. 10:32,33.’ Wat een ernstige, onderscheid makende woorden. ‘Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met den mond belijdt men ter zaligheid, vers 10.’ Als ons hart gelovig amen zegt op dat wat God de Vader ons in Christus Jezus aanbied, dan wordt de gerechtigheid van Christus ons toegerekend. God ziet ons aan in Christus waardoor Hij ons voor rechtvaardig houd. Dit belijden wij met onze mond, waardoor het nieuwe leven openbaar komt en anderen de Weg tot de Heere Jezus gewezen wordt. Zonder belijden geen leven. ‘Zo wie beleden zal hebben, dat Jezus de Zoon van God is, God blijft in hem, en hij in God, 1 Joh. 4:15.’
Lieve vrienden, misschien voelt u zich nu aangevallen of ontdekt u dat u tekortschiet. Meen niet dat het gemakkelijk is om te belijden dat ons leven er niet meer toe doet en dat Christus ons leven is geworden. Toch heeft God is Zijn wijsheid besloten dat het Evangelie zijn voortgang zal vinden door middel van het getuigenis van de mens. U en ik, wij worden geroepen om onszelf te verloochenen en Zijn Naam te verheerlijken. Dit is moeilijk! Ook ik ervaar zo vaak de hoogmoed in mijn hart als ik wil vluchten voor de mensen. Ik meet dan mijzelf met anderen en dan vervult de angst mijn hart. Maar nee, zie op het Lam, zie op Zijn liefde en laat Zijn liefde ons hart en leven vervullen. Dan kunnen we niet meer zwijgen. Laat de vijand maar sputteren en zeggen dat je zo gemakkelijk niet kunt spreken. Uw hart weet hoe moeilijk het is, maar we mogen en kunnen niet zwijgen. De Heere zal voorzien ook in dit getuigen. ‘Want de Schrift zegt: Een iegelijk, die in Hem gelooft, die zal niet beschaamd worden, vers 11.’ Juist in deze weg leren wij sterven aan ons zelf om alleen nog maar voor Hem te leven. Het is pijnlijk als de mensen om ons lachen, ons bespotten en we het middelpunt worden van de roddel, omdat we Zijn Naam meer liefhebben dan onze eigen naam. Maar, lieve vrienden, de Heere zal voor ons strijden en wij mogen stil zijn.
Er is hoop, nog is er genade, want Jezus leeft. Wij hoeven geen onderscheid te maken maar mogen een ieder aanmoedigen om het leven te zoeken buiten zichzelf in de Heere Jezus Christus. ‘Want er is geen onderscheid, noch van Jood noch van Griek; want eenzelfde is Heere van allen, rijk zijnde over allen, die Hem aanroepen, vers 12.’ Zwart of blank, Jood of Griek, kerkelijk lid of volkomen vreemd van het Woord, wij worden gewezen op de enige Weg ten leven. ‘Want een iegelijk, die den Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden, vers 13.’ Dit is niet zomaar een mensen woord maar de belofte van de God des Levens. Iedereen, wie we ook zijn, als wij de Heere aanroepen, dan zullen wij zalig worden. Is Hij het niet waard om volmondig beleden te worden? Kom, wekt elkaar op in de liefde, laten wij eensgezind zijn onder elkaar zoals de Heere Jezus ons daartoe opriep en ons Zijn voorbeeld gaf. ‘Opdat gij eendrachtelijk, met een mond, moogt verheerlijken den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Rom. 15:6.’
Als wij getuigen van de hoop die in ons is, dan moedigen wij anderen aan om diezelfde hoop te zoeken. Als Gods genade mag schitteren in onze levens, in ons die dood waren in zonden en misdaden en niets anders zochten dan onszelf, dan gaat daar kracht van uit. Dan is er hoop voor heel de wereld! Ons getuigenis wordt niet alleen door mensen op deze aarde gehoord maar ook de satan hoort hoe wij onze kracht putten uit het bloed van het Lam en dat doet hem sidderen. Want de satan gelooft ook dat God, God is en hij siddert (Jak. 2:19). Als hij ons aanvalt en ons terugwijst op onze afkomst, dan wijzen wij hem in vrijmoedigheid op zijn verschrikkelijke toekomst. We spreken vrijmoedig over het bloed dat ons reinigt van alle zonden en dat God de Vader ons de zonden vergeeft, omdat Jezus heeft betaald. Wat een kracht om zo te mogen getuigen. Satan hij beeft, want hij weet dat Jezus leeft en allen die zich daarin verheugen ervaren de kracht van het bloed van het Lam. Als satan ons aanklaagt, dan moeten wij niet met hem gaan redeneren maar zien op het Lam dat ons Gode gekocht heeft, niet met zilver of goud maar met Zijn dierbaar bloed. Daarin vinden wij de vergeving van zonden en onze dagelijkse kracht. Als wij satan daarop wijzen, dan moet hij verstommen en ons laten gaan.
“Heere God, Vader van het leven, schenkt u ons het zicht op Uw geliefde Zoon opdat wij allen rusten in Zijn volbrachte werk en uw Naam belijden voor de mensen, opdat er velen komen tot de zaligheid die u bereid hebt voor allen die u Liefhebben. Amen.”
Heere, heilig ons leven
en maak ons bekwaam
om U steeds te geven
de eer van uw naam.
Wilt U ons toch leiden
en stel ons in staat
om U te belijden
in woord en in daad.
Heere, leer ons te wand’len
vertrouwend en stil
en altijd te hand’len
geheel naar uw wil.
Versterk ons vertrouwen
dat U voor ons leeft
als de eeuwig Getrouwe,
die alles ons geeft.
Wilco Vos Veenendaal 18-11-2014