Volg ons op YouTube

De Tempel de Antichrist en Gods beloften

Wat hebben de profetieën van Daniël en Ezechiël te maken met een nieuw te bouwen tempel in Jeruzalem?
Er is in Jeruzalem al veel voorbereid voor de nieuwe tempel.
Hoe zit het met de beloofde SPRUITE Die komen zou om Zijn tempel te bouwen?
Hoe zit het met de 70 jaarweken van Daniël en zijn deze al wel of niet vervuld?
In deze overdenking bladeren we door de Bijbel en denken na over de Tempel, de Antichrist en Gods beloften.

Laat je bemoedigen.

Hieronder vindt u de uitgeschreven overdenking.

In de volheid van de tijd

De profeten en apostelen over de nieuwe tempel van vandaag.

Er is vandaag veel te doen over de tempel die men bouwen wil in Jeruzalem. Er is al veel voorbereidt, er is een Sanhedrin, er zijn priesters en men staat op het punt om de zo lang begeerde rode vaars te kunnen offeren en de bouw te kunnen realiseren. In deze studie willen wij met elkaar kijken naar wat de Bijbel ons leert over de tempel, we denken o.a na over de tempel van Ezechiël, de profetie van Daniël, maar ook over de beloofde SPRUITE, de Messias Die Zijn tempel zal bouwen en luisteren naar het Nieuwe Testament. Laat je bemoedigen.

God, de Schepper van hemel en aarde, is een genadig en ontfermend God. Wanneer wij door een boek als Genesis bladeren, dan zie we hoe Hij alles zo goed en zo mooi geschapen heeft. We lezen hoe de mens in zonde is gevallen door te luisteren naar de satan en zijn woord meer te geloven dan het woord van God.

De mens is opgestaan tegen God en het is God Zelf Die de mens weer opzoekt.

Adam (mens), waar zijt gij? (Gen. 3:9)

Verder bladerend lezen we hoe de zonde zich opstapelt en God de wereld zuivert met de zondvloed. Met Noach zijn vrouw en kinderen start God als het ware weer opnieuw aan een betere wereld. Maar helaas ook hier zien we hoe de mens zich steeds keert tegen God. De mens is als het ware in slavernij van de zonde, gebonden door de machten van de duisternis. Maar God, die geen lust heeft in de dood van de goddeloze maar daarin dat zij zich bekeert en leeft, openbaard Zichzelf als de genadige en barmhartige. Hij verkiest een volk dat Hem dienen zou. Uit Abraham, Izak en Jakob zou de Verlosser geboren worden. Als het volk, uit Jakob geboren, in slavernij terecht is gekomen, vervuld God Zijn belofte en verlost hen, lijdt hen uit en treed met hen in een verbond.

Zij beloven Hem te willen dienen, maar blijken in praktijk toch steeds weer ongehoorzaam te zijn.
God Zelf is het die het volk onderwijst, hoe zij genade nodig hebben, Hij belooft onder hen te wandelen, en als hun God zullen zij Zijn volk zijn (Lev. 26:11,12).

Hij maakt dit zichtbaar door de inzetting van de Tabernakel, de heilige tent, als symbool van Gods ontferming en genade.  Deze Tabernakel is als het ware het centrum waar de mens God ontmoet, daar vinden de offers voor schuld en zonden plaats, ja de brandoffers met de lof en dankoffers roepen Gods glorie uit tegenover de mens die zondig is en alleen op grond van verzoening weer met God in relatie kan leven.

Zonder bloedstorting is er geen vergeving (Hebr.9:22).

Later onder Salomo wordt er rond het jaar 950 v Chr. een tempel gebouwd die de plaats van de tabernakel inneemt.  De tempel wordt in 586 v Chr. verwoest door de Babyloniërs die de inwoners van Juda in gevangenschap hebben weggevoerd naar Babylon. De Perzische koning Kores of Cyrus II laat de vroegere inwoners van Juda terugkeren onder Zerubbabel in het jaar 538 v Chr. In Ezra 1:1-7 en Ezra 6:3-5 lezen we dat hij hen aanmoedigde de tempel te herstellen.

In Ezra 6:14 zien we dat de profeten Haggaï (1:1) en Zacharia (1:16) het volk tot deze herbouw aanmoedigde. In Ezra 7 lezen wij dat Ezra zelf naar Jeruzalem keert. Hij krijgt een bevel van Koning Arthahsasta dat een ieder van het volk Israël, de priesters en de levieten terug mogen keren naar Jeruzalem, dit bevel is uitgegaan in het jaar 457 v Chr. We komen dit bevel later in deze studie weer tegen als we nadenken over de profetie van Daniël. In 516 v Chr is de tempel hersteld. Deze tempel was, wat materiele schoonheid betreft, niet zo mooi als de tempel van Salomo. Toch troost Haggai het volk met de volgende woorden:

‘De heerlijkheid van dit laatste huis zal groter worden, dan van het eerste, zegt de HEERE der heirscharen; en in deze plaats zal Ik vrede geven, spreekt de HEERE der heirscharen, Hagg. 2:10.’

En hoewel Herodes de Grote vele jaren later, in het jaar 20 voor Christus, de tempel grotendeels herbouwd en uitbreidt en zo mooi maakt dat de Discipelen van Jezus zich later verwonderen over haar schoonheid (Mark. 13:1). Is dit niet waar Haggai op wijst.

Nee de Heerlijkheid van God, waar Haggaï over spreekt, is van een andere orde. God Zelf gaat dit huis met Zijn Heerlijkheid vervullen. En deze Heerlijkheid is ons geopenbaard in Jezus Christus, de Zaligmaker van de wereld.

Als de hemel geopend wordt en de engelen het uitroepen: ‘Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen’, is de tijd vervuld, komen beloftes tot vervulling en zien we de Heerlijkheid Gods. ‘En men zal Zijn Naam heten Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden.’ Daar gaan Maria en Jozef met het kindje op naar de tempel en ontmoeten de  godvrezende Simeon. Hij neemt het kindje in zijn armen en roept uit: ‘Nu laat Gij, Heere! Uw dienstknecht gaan in vrede naar Uw woord; Want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien, Die Gij bereid hebt voor het aangezicht van al de volken: Een Licht tot verlichting der heidenen, en tot heerlijkheid van Uw volk Israël, Lukas 2:29-32.’

Het Licht van de wereld en de heerlijkheid van Gods volk is hier in de tempel, het vergezicht van Haggaï komt tot leven. 12 jaar later is het Deze Jezus, de Verlosser der wereld die in de dingen van Zijn Vader moest zijn en te vinden was in de tempel (Luk. 2:49). Later ontmoeten wij Jezus tijdens de feesten en zien wij hoe Hij de tempel reinigt door de verkopers en de geldwisselaars de tempel uit te jagen. Zij maakten van het huis van Zijn Vader een rovershol (Matth. 21:12, Joh. 2:13-16).

Het is juist in deze tempel dat Jezus de mensen onderwijst dat Hij de meerdere tempel van God gezonden is. We lezen dat in Johannes 2:19-21. ‘Jezus antwoordde en zeide tot hen: Breekt dezen tempel, en in drie dagen zal Ik denzelven oprichten. De Joden zeiden dan: Zes en veertig jaren is over dezen tempel gebouwd, en Gij, zult Gij dien in drie dagen oprichten? Maar Hij zeide dit van den tempel Zijns lichaams.’

Jezus, het Lam van God, gezonden om zondaars te verlossen, is Gods geopenbaarde Heerlijkheid. Hij kwam en vervulde de profetieën. De tijd dat Hij kwam noemen we ook wel de volheid van de tijd. Heel het plan van Gods redding, dat we zagen in beloften van hoop en herstel, van bloedstortingen in de tempel en offerdienst, kwam tot haar climax, ja tot volheid in Christus Jezus. De tijd waarnaar de profeten wezen, was gekomen.

 

Jezus Zelf sprak het volgende: ‘En zeggende: De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods nabijgekomen; bekeert u en gelooft het Evangelie, Mark. 1:15.’ De tijd is vervuld, ja de tijd waarover gesproken is door de profeten is nu, het Koninkrijk Gods is nabij u gekomen, daarom bekeert u en gelooft de blijde Boodschap van Gods redding en genade, Zie het Lam Gods en weet dat in Hem alleen volkomen verlossing te vinden is.

Daniël sprak bijna 600 jaar voor de komst van Christus, in Hoofdstuk 2:44 ‘Doch in de dagen van die koningen zal de God des hemels een Koninkrijk verwekken, dat in der eeuwigheid niet zal verstoord worden; en dat Koninkrijk zal aan geen ander volk overgelaten worden; het zal al die koninkrijken vermalen, en te niet doen, maar zelf zal het in alle eeuwigheid bestaan.’ Ook een Micha in Hoofdstuk 4:7  ‘En Ik zal haar, die hinkende was, maken tot een overblijfsel, en haar die verre henen verstoten was, tot een machtig volk; en de HEERE zal Koning over hen zijn op den berg Sions, van nu aan tot in eeuwigheid.’ We horen de engel tot Maria over Jezus spreken nog voordat zij zwanger is. ‘Deze zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden; en God, de Heere, zal Hem den troon van Zijn vader David geven. En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn, Lukas. 1:32,33.’ 

 

Ja de volheid van de tijd is gekomen, hoor wat Paulus getuigde. ‘Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet, Gal. 4:4.’  Ja Hij kwam om alles tot één te vergaderen in Christus, zoals we lezen in Efeze 1:10 ‘Om in de bedeling van de volheid der tijden, wederom alles tot een te vergaderen in Christus, beide dat in den hemel is, en dat op de aarde is.’  Hebreeën 9:26 zegt dat Hij in de volheid der eeuwen is geopenbaard om de zonde teniet te doen door Zijn offer. De eeuwen daar aan voorafgaand klonk de profetie van de komende Verlosser ,de SPRUITE, Die Zijn tempel zou bouwen. ‘En spreek tot hem, zeggende: Alzo spreekt de HEERE der heirscharen, zeggende: Ziet, een Man, Wiens Naam is SPRUITE, Die zal uit Zijn plaats spruiten, en Hij zal des HEEREN tempel bouwen. Ja, Hij zal den tempel des HEEREN bouwen, en Hij zal het sieraad dragen, en Hij zal zitten, en heersen op Zijn troon; en Hij zal Priester zijn op Zijn troon; en de raad des vredes zal tussen die Beiden wezen, Zach. 6:12,13.’

Er wordt gesproken over een troon, over het huis Jakobs, over een Koninkrijk en over een tempel.
Het Oude Testament profeteert: ‘En Hem werd gegeven heerschappij en eer en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natiën en tongen eren zouden; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden, Dan. 7:14.‘Maar het Rijk en de heerschappij, en de grootheid der koninkrijken onder den gansen hemel, zal gegeven worden aan het volk der heiligen der hoge plaatsen, welks Rijk een eeuwig Rijk zijn zal; en alle heerschappijen zullen Hem eren en gehoorzamen, Dan. 7:27.’

Dan lezen we in het Nieuwe Testament in het boek Hebreeën, hoe de door de profeten gesproken woorden, nu in deze laatste dagen (in de volheid van de tijd) vervuld zijn in Christus Jezus. ‘God, voortijds veelmaal en op velerlei wijze, tot de vaderen gesproken hebbende door de profeten, heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon, Hebr. 1:1.’ Hoor hoe het Koninkrijk waarover Christus Koning is, een eeuwig koninkrijk is.’Maar tot den Zoon zegt Hij: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; de scepter Uws Koninkrijks is een rechte scepter, Hebr. 1:8.’

Jezus Zelf sprak over Zijn Koninkrijk: ‘Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Indien Mijn Koninkrijk van deze wereld was, zo zouden Mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik den Joden niet ware overgeleverd; maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier, Joh. 18:36.’ Hij is Koning over allen die in het geloof aan Hem gehoorzamen. Zij hebben vrede, die in Christus, zich mogen weten deel te zijn van het Israël Gods, dat niet naar het vlees is maar uit God geboren zijn (Joh. 1:13). Galaten 6:16 zegt: ‘En zovelen als er naar dezen regel zullen wandelen, over dezelve zal zijn vrede en barmhartigheid, en over het Israël Gods.’

Maar als we al deze zaken geestelijk verklaard zien in het Nieuwe Testament, hoe zit het dan met de tempel?

De vraag kan opkomen of er niet nog een te verwachten derde tempel zal komen. Er zijn namelijk binnen de christelijke wereld theologische leringen, die beweren dat de tempel die Ezechiël zag in de hoofdstukken 40-48, werkelijk nog gebouwd zal worden. Wanneer we ons echter verdiepen in de afmetingen, komen we tot de ontdekking dat dit niet de tempel zal zijn die op dit moment wordt voorbereidt door het tempelinstituut. Sterker nog de tempel die Ezechiël zag, met het plein er om heen past op geen enkele wijze in het plaatje van het huidige Jeruzalem. Voor het tempelcomplex van Ezechiël wordt gerekend met een vierkant van 1,5 Km x 1,5 Km  (Ez. 41:12, 45:2) met een gigantische ruimte eromheen van vele kilometers groot tbv de priesters en de levieten (Ez. 45:1-8). Daarbij was Ezechiël op een hoge berg en zag de tempel voor ogen, letterlijk gezien is dit niet te passen. Als we dan ook de uitvoerige beschrijvingen zien rondom de Levieten en de offerdienst met zond en schuldoffers, lopen we helemaal vast bij het lezen van het Nieuwe Testament, zoals we later in deze studie zullen zien.

De uitleggers die geloven in een letterlijke vervulling geloven ook dat we het Nieuwe Jeruzalem, dat Johannes uit de hemel ziet neerdalen, letterlijk moeten nemen. Een stad in de vorm van een kubus met afmetingen van 2200 Km breed, lang en hoog. Zie Openbaring 21:16

Wanneer we de geestelijke schoonheid inzien van deze bemoedigende woorden gesproken aan een volk in gevangenschap, verstoken van hun tempeldienst, dan gaat het hart sneller kloppen. Het volk zag als het ware voor ogen hoe Gods genade zou stromen als een rivier vanuit Zijn heilige troon. In Ezechiël 47 lezen we hoe hij deze rivier zag, een rivier vol geestelijke inhoud die ook Johannes zag in het visioen op Patmos waarover we lezen in Openbaring 22:1-2.’ Ja allen die drinken van het Levende Water dat Jezus Christus aanbied (Joh. 4) zullen zoals de Schrift zegt ervaren dat stromen van levend water uit hun buik zullen vloeien (Joh. 7:38). Het vindt alles haar oorsprong in het Lam op Zijne Troon, van waaruit overvloeiende genade stroomt voor de grootste der zondaren. Hallelujah. Het is belangrijk om de context van de profetie van Ezechiël te begrijpen. Het volk was in ballingschap, de tempel verwoest, waar was God, waar waren Zijn beloften? Zouden zij ooit nog weer naar de tempel kunnen optrekken? Ezechiël krijgt als het ware een hoopgevend visioen en mag daarover spreken ter bemoediging van een moedeloos volk.

Maar wat dan te denken van de tempel waar de antichrist in zal plaatsnemen? Daarover zijn toch ook profetieën?  Er zijn inderdaad mensen die beweren dat de Bijbel leert dat Daniël geprofeteerd heeft over het herstel van Jeruzalem en dat er een antichrist zal komen die de offerdienst zal doen ophouden, om dit te kunnen laten ophouden moet er natuurlijk eerst een offerdienst zijn, die zal dan ook moeten komen volgens deze uitleggers. Zij baseren dit op grond van wat we lezen in Daniël 9. Het is goed om daar even kort bij stil te staan.

In Daniël 9 lezen we. ‘Weet dan, en versta: van den uitgang des woords, om te doen wederkeren, en om Jeruzalem te bouwen, tot op Messias, den Vorst, zijn zeven weken, en twee en zestig weken; de straten, en de grachten zullen wederom gebouwd worden, doch in benauwdheid der tijden.
En na die twee en zestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hem zelven zijn; en een volk des vorsten, hetwelk komen zal, zal de stad en het heiligdom verderven, en zijn einde zal zijn met een overstromenden vloed, en tot het einde toe zal er krijg zijn, en vastelijk besloten verwoestingen. En hij zal velen het verbond versterken één week; en in de helft der week zal hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden, en over den gruwelijken vleugel zal een verwoester zijn, ook tot de voleinding toe, die vastelijk besloten zijnde, zal uitgestort worden over den verwoeste, Dan. 9:25-27.’

Zij die beweren dat er een antichrist zal komen die in de tempel zal zitten, en de offerdienst zal doen ophouden, wijzen op een 7 jarige verdrukking waarbij dus op de helft van die 7 jaar de offerdienst zal gestopt worden door de antichrist. De meest algemene lering is dat er voordat dit alles gebeuren zal, een opname van de gemeente zal plaatsvinden. Sommigen beweren dat de opname zal plaatsvinden net voordat de 7 jaren beginnen en anderen leren juist halverwege deze grote verdrukking. Het is bijzonder om op te merken dat deze uitleggingen nog helemaal niet zo oud zijn. Wanneer we ons wat verdiepen in namen als de Jezuïeten priester Francesco Ribera (1537-1591), Cyrus Scofield (1843-1921) en John Nelson Darby (1800-1882) , ontdekken wij dat deze leringen door hen wijd verspreidt zijn geraakt. Hoewel vele christenen in hun tijd er niet van wilde weten, is het vandaag breed omhelsd onder de evangelische christenen en is het haast in heel de christelijke wereld bekend en door velen aanvaard. De grote vraag voor velen is, wanneer zal deze zogenoemde door Daniël geprofeteerde 70ste jaarweek starten?

Wanneer we de tijdsaanduidingen die we vinden in de verzen 25-27 onderzoeken ontdekken wij bijzondere zaken. Er wordt gesproken over 7 weken, 62 weken en 1 week. Wanneer we de profetieën onderzoeken, ontdekken we dat een profetische dag, kan staan voor een jaar.  Zie bijvoorbeeld Ezechiël 4:6 ‘Ik heb u gegeven elken dag voor elk jaar.’ De 70 geprofeteerde weken zijn dan 490 jaren.

De start van deze jaar weken vinden we in vers 25, van den uitgang van het woord, om te doen wederkeren en Jeruzalem te herbouwen, tot op Vorst Messias zijn 7 weken en 62 weken. Dat is bij elkaar 69 jaarweken of 69 x 7 = 483 jaar. Als we deze 483 jaar beginnen te tellen vanaf het bevel van Koning Arthasasta in het jaar 457 v.Chr. die Ezra naar Jeruzalem stuurt (Ezra 7) dan komen we uit in het jaar 27 na Chr. Het jaar 27 is juist het moment waarop Jezus gedoopt wordt en Zijn openbare optreden begint. Als we daar dan 3,5 jaar bij optellen, dan zijn we op de helft van deze laatste jaarweek en dat is precies het moment dat Jezus Zichzelf over geeft tot in de dood aan het kruis. Het voorhangsel scheurt, de hemel verkondigd hier het einde van het schaduw tijdperk met haar offers en tempeldienst. Jezus is gekomen om het verbond te versterken, ja Hij bracht ons het Nieuwe Verbond in Zijn bloed. Wanneer we nog 3,5 jaar verder tellen zijn we gekomen op het tijdstip dat Stefanus gedood wordt, als het ware een omkeerpunt in de geschiedenis. De vervolging tegen de gelovigen in Christus Jezus was zo hevig dat zij niet onder de Joden in Jeruzalem konden blijven wonen maar verstrooid werden. Daar waar de apostelen predikte ondervonden zij tegenstand en vervolging van de Joden en dan horen wij Paulus en Barnabas zeggen: ‘Het was nodig, dat eerst tot u het Woord Gods gesproken zou worden; doch nademaal gij hetzelve verstoot, en uzelven des eeuwigen levens niet waardig oordeelt, ziet, wij keren ons tot de heidenen. Want alzo heeft ons de Heere geboden, zeggende: Ik heb u gesteld tot een licht der heidenen, opdat gij zoudt zijn tot zaligheid, tot aan het uiterste der aarde, Handelingen 13:46,47.’

We zien hoe Daniël gesproken heeft over de komende Messias, die het Verbond zou versterken, in de helft van de 70ste week het gedurige offer zou doen ophouden. Ja de Messias zou uitgeroeid worden, maar niet voor Hemzelf, nee Hij gaf Zijn leven voor de wereld, opdat wij Hem dienen zouden. O wat een genade. Verder spreekt Daniël over de verwoester die komen zou, dit alles is vervuld in 70 na Christus. Jeruzalem met haar tempel is verwoest, velen zijn gedood en het grootste deel van de inwoners is verstrooid geraakt over de wereld. O hoe verschrikkelijk hebben zij onder ogen moeten zien hoe het bloed over hen en hun kinderen kwam omdat zij Jezus niet hebben willen erkennen als hun Koning. Maar hoe groot is Gods genade, Zijn Evangelie boodschap bleef uitgaan, daar waar zij ook woonden, daar werden zij geconfronteerd met de Boodschap van Gods Redding en genade in Christus Jezus. Er is hoop, want hoewel de natuurlijke takken zijn afgebroken door ongeloof, zij zullen opnieuw worden ingeënt op het moment dat zij geloven (Rom.11:24). En Daarom moeten wij nooit wanhopen aan Gods genade maar Zijn Blijde Boodschap prediken zolang het nog kan. Want een ieder die in Hem gelooft zal niet verderven maar eeuwig leven hebben.

We hebben gezien hoe de woorden van Daniël tot vervulling zijn gekomen in Christus Jezus. Ik geloof dat we moeten waken voor een discussie over het exacte startpunt van de 70 jaarweken en haar exacte einde, maar duidelijk zal het voor ons moeten zijn dat deze geprofeteerde 490 jaar, werkelijk 490 aaneengesloten jaren moeten zijn. En dat de Messias waarover gesproken wordt haar vervulling vindt in Christus Jezus, ook dat Hij het is Die het verbond versterkt en de offers heeft doen ophouden. Nee, in deze woorden van Daniël kan ik geen antichrist lezen, die komen zal en er voor zal zorgen dat de offerdienst opnieuw stopt. Hiermee zeg ik niet dat er mogelijk niet een letterlijke tempel in Jeruzalem gebouwd zal worden, dat er inderdaad een bepaald persoon in deze tempel zal kunnen gaan zitten en inderdaad de hele opgestarte offerdienst weer zal doen stoppen. Satan is machtig genoeg om in zijn blinde woedde tegen God, Zijn Gezalfde en al Zijn volgelingen een gigantisch toneelstuk op te voeren. Geve God ons de geest van onderscheid om staande te blijven te midden van een wereld die overgegeven lijkt als een speelbal in satans handen. Niets is minder waar, ja hij gaat rond als een briesende leeuw, maar hij weet dat hij een kleine tijd heeft. God heeft in Christus Jezus de satan, ja de machten van deze wereld overwonnen en wij mogen onszelf als gelovigen meer dan overwinnaars weten in Hem.

Maar zeggen sommigen mogelijk, wat dan van de antichrist in 2 Thessalonicenzen 2?

Hoewel we in dit hoofdstuk het woord antichrist niet tegenkomen, wordt er inderdaad gesproken over de mens der zonde, de zoon des verderfs die zich tegen God verheft en als God geëerd wil worde. En dan lezen wij in vers 4: ‘alzo dat hij in de tempel Gods als een God zal zitten, zichzelf vertonende dat hij God is, 2 Thess. 2:4.’  In eerste instantie is het belangrijk om op te merken dat Johannes gesproken heeft over het feit dat er al vele antichristen onder ons zijn (1 Joh.2). Specifiek stelt hij dat iemand die de Vader en de Zoon loochent een antichrist is. Iemand die zich tegen God stelt. Kijk om je heen en ontdek hoeveel antichristen er actief zijn. Een ieder die niet belijdt dat Jezus de Zoon van God is en Hem niet wil erkennen is een antichrist. In 2 Johannes het 7e vers zegt hij: ‘Want er zijn vele verleiders in de wereld gekomen, die niet belijden, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is. Deze is de verleider en de antichrist.’

Daarbij is het ook waar dat een ieder die zich in de plaats van God stelt of als een God gediend wil worden een antichrist genoemd wordt. Vele uitleggers hebben daarom in de Roomse kerk met haar bisschoppen en pausen de antichristelijke kerk gezien. Kijk allen maar naar de titels die gegeven zijn in de Roomse kerk zelf. Dominus Deus noster papa (Onze Heere God de paus); Deus alter in terra (Een andere God op aarde); Idem est dominum Dei et papae (De heerschappij van God en de paus zijn één). Kortom een toekomstige antichrist die in een letterlijke tempel zal plaatsnemen is niet door Daniël of Paulus voorzegt. Nee, de antichristelijke macht zou zich nestelen tot in de gemeente Gods, want dat is zoals wij zullen zien de werkelijke tempel Gods volgens het Nieuwe Testament.

Jezus kwam om het Verbond te versteken, ja het Nieuwe Verbond te bevestigen in Zijn bloed, het Verbond waarvan de profeten hebben gesproken.

‘Want hen berispende, zegt Hij tot hen: Ziet, de dagen komen, spreekt de Heere, en Ik zal over het huis Israëls, en over het huis van Juda een nieuw verbond oprichten; Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage, als Ik hen bij de hand nam, om hen uit Egypteland te leiden; want zij zijn in dit Mijn verbond niet gebleven, en Ik heb op hen niet geacht, zegt de Heere. Want dit is het verbond, dat Ik met het huis Israëls maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn, Hebr. 8:8-10.’

Als we spreken van een nieuw verbond, dan betekent het dat het oude ook werkelijk oud is en dat we daar niet meer aan vast kunnen of mogen houden. Nee zegt Hebreeën 10 ‘Hij neemt het eerste weg, om het tweede te stellen, Hebr. 10:9.’

Het eerste verbond werd in stenen tafelen geschreven en bekrachtigd met het bloed van dieren. Maar dit nieuwe verbond is in Christus offer tot werkelijkheid gekomen. De wetten worden onder het nieuwe verbond geschreven in de harten van een ieder die in Christus Jezus gelooft als persoonlijke Zaligmaker, Verlosser en Koning. ‘Dit is het verbond, dat Ik met hen maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten geven in hun harten, en Ik zal die inschrijven in hun verstanden, Hebr. 10:16.’

Dit is de vervulling van Jeremia 31 ‘Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken;
Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hun hand aangreep, om hen uit Egypteland uit te voeren, welk Mijn verbond zij vernietigd hebben, hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de HEERE; Maar dit is het verbond, dat Ik na die dagen met het huis van Israël maken zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn, Jer. 31:31-33.’

Hoe belangrijk is het om bij het lezen van het Oude Testament, te weten wat een Nieuw Testamentisch boek als Hebreeën onderwijst. Het oude is voorbij het is alles nieuw geworden. Hij neemt het eerste weg om het tweede te stellen.

Het is goed om te bestuderen wat Hebreeën ons leert, Christus wordt hier onderwezen als de meerdere. De Oud Testamentische offers wezen heen naar Hem. Er waren de priesters en levieten uit de stam van Levi. Nu is er Christus Jezus, niet uit de stam van Levi maar naar de ordening van Melchizédek (Hebr. 5:6,10, 6:20). Hij is de Hogepriester, die met Zijn eigen bloed is ingegaan in het Heilige, niet een priester met gebreken die ook vanwege eigen zonden moest offeren en het bloed in een vergankelijke tabernakel of tempel moest brengen. Maar de volmaakte Christus, die als De Zondeloze, Zijn leven heeft gegeven en is opgevaren naar de hemel. Daar vinden wij dat heiligdom waarvan het aardse een schaduw was.

In Hebreeën 9:8-15 lezen we: ‘Waarmede de Heilige Geest dit beduidde, dat de weg des heiligdoms nog niet openbaar gemaakt was, zolang de eerste tabernakel nog stand had; Welke was een afbeelding voor dien tegenwoordigen tijd, in welken gaven en slachtoffers geofferd werden, die dengene die den dienst pleegde, niet konden heiligen naar de consciëntie; Bestaande alleen in spijzen en dranken en verscheidene wassingen en rechtvaardigmakingen des vleses, tot op den tijd der verbetering opgelegd. Maar Christus, de Hogepriester der toekomende goederen, gekomen zijnde, is door den meerderen en volmaakteren tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is niet van dit maaksel, Noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende. Want indien het bloed der stieren en bokken en de as der jonge koe, besprengende de onreinen, hen heiligt tot de reinheid des vleses, Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw consciëntie reinigen van dode werken, om den levenden God te dienen! En daarom is Hij de Middelaar des Nieuwen Testaments, opdat, de dood daartussen gekomen zijnde tot verzoening der overtredingen die onder het eerste Testament waren, degenen die geroepen zijn, de beloftenis der eeuwige erve ontvangen zouden.’

‘Christus heeft met één offerande in eeuwigheid volmaakt diegene die geheiligd worden, Hebr. 10:14.’

Wat een rijkdom is ons geopenbaard in de schaduwen en wat een onbevattelijke genade als wij dan in Christus Jezus Gods volheid mogen zien en aanbidden. Hij gaf Zijn leven opdat wij leven zouden. Hij Die Zichzelf als de Deur, de Goede Herder, maar ook als het Lam bekend maakte, sprak over Zijn lichaam als de tempel waarheen de schaduwen wezen. Hij kwam om de Zijnen bijeen te vergaderen uit alle hoeken van de aarde, ja Hij trok en trekt hen allen tot Zich.

Eertijds geen volk, niet ontfermd maar dolend over deze aarde zonder hoop en toekomst, mogen wij als gelovigen weten uitverkoren te zijn in Hem.

Laten wij de woorden van 1 Petrus 2:4-10 even tot ons doordringen.

Tot Welken komende als tot een levenden Steen, van de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en dierbaar, Zo wordt gij ook zelven, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus. Daarom is ook vervat in de Schrift: Zie, Ik leg in Sion een uitersten Hoeksteen, Die uitverkoren en dierbaar is; en: Die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden. U dan, die gelooft, is Hij dierbaar; maar den ongehoorzamen wordt gezegd: De Steen Dien de bouwlieden verworpen hebben, Deze is geworden tot een Hoofd des hoeks, en een Steen des aanstoots, en een Rots der ergernis; Dengenen namelijk die zich aan het Woord stoten, ongehoorzaam zijnde, waartoe zij ook gezet zijn. Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht; Gij die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt; die eertijds niet ontfermd waart, maar nu ontfermd zijt geworden.’

De gelovige uit elke tong en natie mag komen tot de levende Steen, Die van de mensen verworpen is maar bij God uitverkoren en dierbaar. En zo wordt de gelovige als een levende steen gebouwd tot een geestelijk huis. Tot een heilig priesterdom om geestelijke offers te offeren die alleen in Christus Jezus aangenaam zijn bij God. Hoe heerlijk krijgt hier de tempel Gods, Zijn heilige woning vorm. Nee geen bakstenen, geen houten palen en doeken, maar mensenkinderen, gewassen en gereinigd door het dierbare bloed van het Lam. O wat een wonder van Gods genade. Deze uitverkoren Steen, de Christus van de Schriften is voor velen een steen des aanstoots en een Rots der ergernis, waarom? Omdat zij ongehoorzaam zijn aan het Woord, maar allen die Hem liefhebben en op Hem rusten, mogen zich een uitverkoren geslacht een koninklijk priesterdom, een heilig volk, ja een verkregen volk weten. Wat een genade. Niets uit ons, maar alles in Hem. Opdat wij zouden verkondigen al de begeerlijkheid die aan Hem is, Hij heeft ons geroepen tot Zijn wonderbaarlijk licht. O Hallelujah.

Zien we hier hoe alles onder de schaduwdienst van het Oude Testament een heerlijke geestelijke vervulling hebben gekregen? Een geestelijk huis, priesters en offers ja uitverkorenen in Hem waarmee de schaduw van het eerste ver wordt overstegen en haar oorsprong vindt in het Nieuwe Verbond dat Jezus Christus ons bracht. O aan God alle eer.

We horen God spreken tot het volk onder het oude verbond: ‘En Ik zal Mijn tabernakel in het midden van u zetten, en Mijn ziel zal van u niet walgen. En Ik zal in het midden van u wandelen en zal u tot een God zijn, en gij zult Mij tot een volk zijn, Lev. 26:11,12.’ Ja Hij wandelde te midden van hen, doormiddel van de schaduwen van offers, priesters en de tabernakel die later de tempel werd. Zo predikte Hij als het ware de weg van verzoening, aan een schuldig volk, opdat zij schuilend achter het bloed met Hem in relatie zouden wandelen.

En dan horen wij Paulus, juist deze woorden aanhalen en toepassen op de gemeente van het Nieuwe Testament. ‘Of wat samenvoeging heeft de tempel Gods met de afgoden? Want gij zijt de tempel des levenden Gods, gelijkerwijs God gezegd heeft: Ik zal in hen wonen en Ik zal onder hen wandelen, en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij een volk zijn, 2 Kor. 6:16.’ Wat hebben wij als gelovigen, die de tempel van God zijn, te maken met afgoden? Nee, laten wij onze wandel zuiver houden door te zien op Christus, te schuilen achter Zijn bloed en Zijn voetstappen na te volgen. God Zelf wil in ons wonen. En juist wanneer wij dan de schaduwen onderzoeken en ontdekken dat God alleen in die tabernakel kon wonen als het alles was naar Zijn heilige wil, dan beseffen wij dat ook in ons alleen Gods Geest wil wonen wanneer wij schuilen achter het bloed van het Lam en onszelf in overgave aan Hem, toewijden aan onze God en Vader. Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mijn volk zijn. Ja zegt Paulus: ‘Weet gij niet dat gij Gods tempel zijt en de Geest Gods in ulieden woont? Zo iemand den tempel Gods schendt, dien zal God schenden; want de tempel Gods is heilig, welke gij zijt, 1 Kor. 3:16,17.’

Hebreeën zegt dat wij het huis van Christus zijn. ‘Maar Christus als de Zoon over Zijn eigen huis; Wiens huis wij zijn, indien wij maar de vrijmoedigheid en den roem der hoop tot het einde toe vast behouden, Hebr. 3:6.’ Laten wij ons in Hem verblijden, de vrijmoedigheid, de roem en de hoop niet verliezen maar Hem eren en Zijn Naam verkondigen. Want heel de wereld moet het weten, God is God en Hij regeert. Wij zijn door geloof Zijn koningen en Zijn priesters geworden om Zijn deugden te verkondigen. ‘En Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en Zijn Vader; Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. Openbaring 1:6.’

De conclusie die wij kunnen maken, is dat Gods heilsplan zo volmaakt is en dat de rijke schaduwen die Hij gaf, zo heerlijk tot volheid zijn gekomen in Christus Jezus.  In de volheid van de tijd, ja in het laatste der dagen kwam hij om te vervullen wat voorzegt was. Hij kwam als de SPRUITE om Zijn tempel te bouwen, ja Zijn Koninkrijk op te richten en een volk te verzamelen dat Hem dienen zou. Nu geen stenen tempel meer, geen levieten en priesters uit de stam van Levi die bloedige offers moeten brengen. Nee, in Christus de Hogepriester naar de ordening van Melchizedek, is alles nieuw geworden, hij neemt het eerste weg om het tweede te stellen. Alle gelovigen als individu en met elkaar maken Gods tempel uit. Zij mogen zich koningen, priesters, levende stenen en een uitverkoren volk weten om te verkondigen dat de Heere recht is, Hij is onze Rotsteen en in Hem is geen onrecht.

‘Zo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, Gebouwd op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen; Op Welken het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heiligen tempel in den Heere; Op Welken ook gij medegebouwd wordt tot een woonstede Gods in den Geest, Efeze 2:19-22.’

Laten wij met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, onszelf in Hem verheugen en getrouw zijn aan Zijn Woord. Heel de wereld moet deze boodschap van redding en genade horen. Want een ieder die Hem zoekt, zal vinden en die Hem vindt die heeft alles. ‘Die Zichzelven voor ons gegeven heeft, opdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheid, en Zichzelven een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken, Titus 2:14.’

Gods zegen.