Volg ons op YouTube

De uitstorting van de Heilige Geest. Handelingen 2

Na de hemelvaart van de Heere Jezus zijn de apostelen bij elkaar gebleven in afwachting op de vervulling van de belofte die hun Meester hen gegeven had. Hij Zelf had hen beloofd dat zij met den Heilige Geest gedoopt zouden worden, niet lang na de hemelvaart (Hand. 1:5). Op de dag van het tweede grote jaarfeest, de dag van het Pinksterfeest, waarop de eerste vruchten geofferd werden, het feest dat precies 50 dagen na het Paasfeest en de uittocht uit Egypte begon, zijn ze nog steeds bij elkaar. Plotseling wordt het gehele huis waar zij zaten vervuld met het geluid van een geweldig gedreven wind. We lezen in Hand. 4:31 dat het huis bewogen werd. Dan zien ze vurige tongen die zich op hen stelde. En werden zij allen vervuld met de Heilige Geest.

Wat een tekenen van Goddelijke kracht en majesteit, een geweldige wind, een aardbeving en vurige tongen boven de hoofden van de apostelen. En dan vol te worden van de Heilig Geest, wat een wonder. Deze vervulling met de Heilige Geest kan niet verborgen blijven, ze beginnen te spreken met andere talen, vreemde talen die zij daar voor nog nooit gesproken hadden, zoals de Geest hen gaf te spreken.
Zoals wij kunnen weten vanuit Gods Woord is er verschil tussen het gedoopt worden in de Heilige Geest en het vervuld worden met de Heilige Geest. Als wij tot het geloof in de Heere Jezus komen, dat betekent, dat als wij voor het eerst echt mogen rusten in het volbrachte werk van de Heere Jezus Christus, dan worden wij op dat moment gedoopt in de Heilige Geest. De Heilige Geest komt dan in ons wonen.

‘En indien Christus in ulieden is, zo is wel het lichaam dood om der zonde wil, maar de geest is leven om der gerechtigheid wil. En indien de Geest Desgenen Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zo zal Hij Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door Zijn Geest, Die in u woont. Zo dan, broeders, wij zijn schuldenaars niet aan het vlees, om naar het vlees te leven. Want indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven; maar indien gij door den Geest de werkingen des lichaams doodt, zo zult gij leven. Want zovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods. Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader, Rom. 8:10-15.’

‘En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader, Gal. 4:6.’

‘Maar Die ons met u bevestigt in Christus, en Die ons gezalfd heeft, is God, Die ons ook heeft verzegeld, en het onderpand des Geestes in onze harten gegeven, 2 Kor. 1:21-22.’ 

‘Die ons nu tot ditzelve bereid heeft, is God, Die ons ook het onderpand des Geestes gegeven heeft, 2 Kor. 5:5.’

‘In Welken ook gij zijt, nadat gij het Woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid, gehoord hebt; in Welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met den Heiligen Geest der belofte, Efeze 1:13.’

Wat een wonder dat de Heilige Geest, de Trooster in ons komt wonen. Iedere gelovige heeft de Heilige Geest als onderpand in het hart. Het is de Geest die ons troost, het hart verkwikt en ons doet verlangen naar een heilig leven. Zoals we al zeiden is het iets anders om vervuld te worden met de Heilige Geest. De doop in de Heilige Geest, dus dat Hij in ons komt wonen gebeurt één keer voor altijd. De vervulling, het vol worden van de Heilige Geest, gebeurd meerdere malen. We zien dat de apostelen op de Pinksterdag ook vervuld werden met de Heilige Geest zodat zij beginnen te spreken in vreemde talen, talen die zij daarvoor nog nooit gesproken hadden. We lezen in Hand. 4:8 dat Petrus vervuld wordt met de Heilige Geest en spreekt tot de oversten en ouderlingen van het volk. Als de Geest ons vervuld, dan hoeven we niet te zoeken naar woorden, dan hebben we geen mensenvrees en dan doen onze woorden kracht omdat het woorden Gods zijn en niet van mensen. In Hand. 13 zien we dat Paulus Elymas de tovenaar ontmoet. Deze Elymas probeerde de stadhouder die hongerig was naar het Woord Gods, van het geloof af te houden. Paulus wordt vervuld met de Heilige Geest, alle vrees voor eventuele tovenarij valt weg, hij slaat de ogen op Elymas de tovenaar en zegt: ‘O gij kind des duivels, vol van alle bedrog en van alle arglistigheid, vijand van alle gerechtigheid, zult gij niet ophouden te verkeren de rechte wegen des Heeren? En nu, zie, de hand des Heeren is tegen u, en gij zult blind zijn en de zon niet zien voor een tijd. En van stonden aan viel op hem donkerheid en duisternis, en rondom gaande zocht hij, die hem met de hand mochten leiden. Als de stadhouder zag hetgeen geschied was, toen geloofde hij, verslagen zijnde over de leer des Heeren. Hand. 13:10-13’
In het boek Handelingen wordt veelvuldig gesproken over dit bijzondere werk van de Heilige Geest. (Hand. 8, 10, 19) In Efeze 5:18 lezen we de opdracht om vol te worden van de Heilige Geest. We mogen als gelovige kinderen van God geen genoegen nemen met het kleine vonkje wat in ons leeft, we moeten staan naar een vuur. Dan alleen kunnen we werkelijk dienstbaar zijn in het Koninkrijk van de Heere. Als we vol zijn van de Heilige Geest dan hoeven we niet te zoeken naar woorden, maar hebben we werkelijk iets te zeggen. Dan springt ons hart op van vreugde en is er aanbidding in ons hart en op onze lippen. Dan getuigen we van het werk van de Heere Jezus, van Zijn liefde tot zondaren en is er verlangen om meer te mogen getuigen. Dan is het de Geest in ons die getuigt. Er is dan een verlangen om ons gehele leven in Zijn dienst te besteden.
Hoe komt het nu dat zo velen van Gods kinderen genoegen nemen met dat vonkje wat in hen brand? Hoe komt het dat dit vonkje niet oplaait tot een vuur? De Heere Jezus heeft belooft dat bij allen die in Hem geloven stromen des levende waters uit hun buik zal vloeien. ‘Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien. (En dit zeide Hij van den Geest, Denwelken ontvangen zouden die in Hem geloven; want de Heilige Geest was nog niet, overmits Jezus nog niet verheerlijkt was.) Joh. 7:38-39.’ Hoe komt het dan dat er zo weinig stroomt? De oorzaak moeten we zoeken bij onszelf. Er is veel onwetendheid als het gaat over het werk van de Heilige Geest en de inwoning van de Heilige Geest. Toch kunnen er naast onwetendheid vele oorzaken zijn van het schrale leven van de gelovigen. Niet beleden zonden is één van de grootste oorzaak van het niet vol worden van de Heilige Geest. Zonden die we achterhouden en niet aan God belijden. Ook zonden begaan tegenover onze naasten moeten aan hen beleden worden. Dan zijn er zonden die we wel belijden maar toch ook nog steeds weer doen. Wij kunnen niet en de zondige lusten volgen en vol van de Heilige Geest zijn. We kunnen niet vleselijk leven, van de ene ontspanning naar de andere van het ene vermakelijke naar het volgende en verwachten vol van de Heilige Geest te worden. Dan is er de blokkade van wrok en bitterheid, vele gelovigen gaan hieronder gebukt. Wrok is één van de oorzaken van vele gezondheidskwalen maar niet minder voor een kwijnend geloofsleven. We kunnen niet verbitterd zijn en verwachten vol van de Heilige Geest te zijn. Als wij bedenken dat God de Vader ons op grond van het Middelaarswerk van Christus al onze zonden vergeeft, zouden wij dan niet de zonden van onze naasten vergeven? Johannes heeft geschreven over het liefhebben van de broeders. Het is onmogelijk in het licht te wandelen terwijl wij onze broeder niet liefhebben. (1 Joh. 2,3,4) Dan zijn er nog de bindingen aan wereldse vrienden die leven in openlijke zonden. En de occulte machten waardoor we onder demonische invloeden komen.
Als gelovigen moeten we eerst geloven dat de Heilige Geest in ons woont en dat de oorzaak van het niet vervuld worden met de Heilige Geest, naast de blokkades ook door onze verkeerde inzichten en onwetendheid komt. Laat Gods Woord ons richtsnoer zijn en laten we waken voor duivelse invloeden. We mogen de duivel geen plaats gunnen in ons leven. We lezen in Efeze 4 hoe gemakkelijk hij binnenkomt, ‘Wordt toornig en zondigt niet; de zon ga niet onder over uw toornigheid; En geeft den duivel geen plaats, Ef. 4:26,27.’ In Jakobes 4:7 lezen we ‘Zo onderwerpt u dan Gode; wederstaat den duivel, en hij zal van u vlieden.’ We hebben een strijd op deze aarde. ‘Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. Ef. 6:12.’ In Efeze 4:14 en 6:20 lezen we dat wij te strijden hebben tegen de listen van de satan.

De kracht van satan is tenietgedaan, zijn kop is vermorzeld, Christus de grote triomfator heeft overwonnen. ‘Overmits dan de kinderen des vleses en bloeds deelachtig zijn, zo is Hij ook desgelijks derzelve deelachtig geworden, opdat Hij door den dood tenietdoen zou dengene die het geweld des doods had, dat is den duivel, Hebr. 2:14 .’ Laten wij dan onze toevlucht zoeken bij Hem die overwon, Jezus de Zoon van God, in Zijn kracht zullen wij alleen staande blijven tegen de listen van de satan.
We keren weer terug naar Jeruzalem en zien hoe de Joden vanuit alle omliggende landen, die te Jeruzalem waren vanwege het feest, op de apostelen afkomen. Als zij dan horen hoe er door de apostelen in hun eigen taal gesproken wordt raken zij in verwarring. Hoe is dit mogelijk? Zij ontzetten zich en vroegen elkaar verwonderd: ‘Zie, zijn niet al dezen, die daar spreken Galileeërs?’ En hoe horen wij hen in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn? Ze geraakten geheel in verlegenheid en vroegen zicht af wat dit toch zijn mocht? Anderen waren er die begonnen te spotten en zeiden dat de apostelen vol zoete wijn waren, met andere woorden, ze zijn dronken.

Zo zien we dat de werking van Gods Geest altijd tweeërlei uitwerking heeft. De één wordt aan het denken gezet en de volgende begint te spotten. De één wordt verbroken en de ander verhard.
Het werk des Geestes laat zich niet verjagen door een groep spottende mensen. In eigen kracht kunnen wij niet op tegen hen die ons belachelijk maken, maar in de kracht van de Heilige Geest zijn wij meer dan overwinnaars. We zien Petrus daar staan te midden van zijn broeders, we weten hoe hij in eigen kracht zijn Meester was gevolgd in de zaal van Pilatus en hoe hij in elkaar dook toen hij herkend werd door het dienstmeisje. Hoe had hij zijn Meester verloochend uit angst gepijnigd of gedood te worden. Nu zien we hem daar staan vervuld met de Heilige Geest, hij stapt naar voren, verheft zijn stem en begint een toespraak te houden tegenover de menigte:

‘Gij Joodse mannen, en gij allen die te Jeruzalem woont, dit zij u bekend, en laat mijn woorden tot uw oren ingaan. Want dezen zijn niet dronken, gelijk gij vermoedt; want het is eerst de derde ure van den dag. Maar dit is het wat gesproken is door den profeet Joël: En het zal zijn in de laatste dagen (zegt God), Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen. En ook op Mijn dienstknechten en op Mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van Mijn Geest uitstorten, en zij zullen profeteren. En Ik zal wonderen geven in den hemel boven, en tekenen op de aarde beneden, bloed en vuur en rookdamp. De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat de grote en doorluchtige dag des Heeren komt. En het zal zijn dat een iegelijk die den Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden. Gij Israëlitische mannen, hoort deze woorden: Jezus den Nazaréner, een Man van God onder ulieden betoond door krachten en wonderen en tekenen, die God door Hem gedaan heeft in het midden van u, gelijk ook gij zelven weet; Dezen, door den bepaalden raad en voorkennis Gods overgegeven zijnde, hebt gij genomen en door de handen der onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood; Welken God opgewekt heeft, de smarten des doods ontbonden hebbende, alzo het niet mogelijk was dat Hij van denzelven dood zou gehouden worden. Want David zegt van Hem: Ik zag den Heere allen tijd voor Mij; want Hij is aan Mijn rechter hand , opdat Ik niet bewogen worde. Daarom is Mijn hart verblijd, en Mijn tong verheugt zich; ja, ook Mijn vlees zal rusten in hope; Want Gij zult Mijn ziel in de hel niet verlaten, noch zult Uw Heilige over geven om verderving te zien. Gij hebt Mij de wegen des levens bekendgemaakt; Gij zult Mij vervullen met verheuging door Uw aangezicht. Gij mannen broeders, het is mij geoorloofd vrijuit tot u te spreken van den patriarch David, dat hij beide gestorven en begraven is, en zijn graf is onder ons tot op dezen dag. Alzo hij dan een profeet was, en wist dat God hem met ede gezworen had, dat Hij uit de vrucht zijner lendenen, zoveel het vlees aangaat, den Christus verwekken zou, om Hem op zijn troon te zetten, Zo heeft hij dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien. Dezen Jezus heeft God opgewekt; waarvan wij allen getuigen zijn. Hij dan door de rechter hand Gods verhoogd zijnde, en de belofte des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van den Vader, heeft dit uitgestort dat gij nu ziet en hoort. Want David is niet opgevaren in de hemelen; maar hij zegt: De Heere heeft gesproken tot mijn Heere: Zit aan Mijn rechter hand, Totdat Ik Uw vijanden zal gezet hebben tot een voetbank Uwer voeten. Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israëls, dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk dezen Jezus Dien gij gekruist hebt. Hand. 2:14-36.’

Petrus begon duidelijk te maken dat zij niet dronken waren het was pas 9 uur ‘s ochtends en de joden hielden zich er aan om op feestdagen voor 12 uur niet te eten en te drinken. Maar wat zij nu zagen en hoorden was de vervulling van de Profetie door Joël die we lezen in hfdst. 2:28,29. Op alle vlees, ook op de heidenen zou de Heilige Geest uitgestort worden. Een iegelijk die de Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden. Zoals we ook lezen in Rom. 10:13. Een ieder die gelovig erkennend Zijn Naam zal aanroepen zal zeker behouden worden.

Dan begint Petrus te spreken over de Heere Jezus, Die onder hen allen bekend was. Betoond een Man Gods te zijn door krachten, wonderen en tekenen. Deze Jezus is niet bij geval of alleen door de moedwil van Zijn vijanden overgegeven maar naar de raad en voorkennis van God, gij hebt Hem genomen en door de handen van de onrechtvaardige heidense soldaten aan het kruis gehecht en gedood.
Lieve mensen wat een beschuldiging kwam er tot de Joden en in wezen tot ons allen, ‘gij hebt Hem genomen en aan het kruis gehecht.’ De Joden wilden niet weten van een Jezus die kwam om zondaren zalig te maken, zij wilden een aardse koning en de niet een Koning die zou regeren over hun hart en leven. Zo willen wij zolang we de Heere Jezus niet liefhebben, niet weten van deze Jezus. Zij hebben Hem aan het kruis laten nagelen. Het zijn onze zonden die Hem doorwonden. Daar hing de zondeloze Man van smarten beladen met onze schuld en zonden. Hij nam ze vrijwillig op Zich om ons te verlossen. O, weergaloze liefde. Is deze Jezus uw Vriend, is Hij u alles geworden en moet u in uw hart belijden, al wat aan Hem is, is gans begeerlijk? O, dank God de Vader voor de genade in uw hart gewerkt. Dank Hem voor de gave die Hij schonk in het offer van Zijn geliefde Zoon. Dank de Heere Jezus voor Zijn onuitsprekelijke liefde, om Zichzelf over te geven in de dood voor uw zonden. Dank de Heilige Geest die in u is komen wonen. Wat een wonder van vrije genade. Kom, verlustig u in uw Heere. Leg alle schroom van u af en maak Jezus groot. Hij heeft overwonnen, over dood hel en graf, Hij is opgestaan en opgevaren en in Hem, ons Hoofd bent u gezet in de Hemel (Ef. 2:6). Wie kan dit vatten? Nog even en we zullen Hem zien zoals Hij is, dan zullen we voor eeuwig bij Hem zijn. Daar zijn geen tranen, daar is geen pijn. Geen vervolging, afgunst of jaloersheid zal ons kwellen. De hoogmoed zal voor eeuwig verleden tijd zijn. Daar zal onze God alle lof eer en aanbidding ontvangen die Hij zo waard is. Zouden we niet meer reikhalzend moeten uitzien naar die dag?
Vrienden, u die moet bekennen Jezus niet met u hele hart lief te hebben, zie hoe Hij daar hangt aan het vloekhout op Golgotha. Zie hoe het bloed langs Zijn gezicht en in zijn liefdevolle ogen drupt. Zie hoe Zijn vlees is gescheurd rond de nagelen in zijn handen. Zie hoe de nagels Zijn voeten doorboren. Deze onschuldige Jezus, is de Zoon van God, Hij kwam naar deze aarde om de vloek en de straf op Zich te nemen. Daar hangt Hij om uw zonden. Vanaf dat u geboren bent hebt u niet anders gedaan dan uw rug gekeerd tegen God. God kan in Zijn rechtvaardigheid de zonde niet ongestraft laten, en nu is deze Jezus gekomen om te betalen wat u in de eeuwigheid niet kan betalen. De woorden die Hij sprak in Zijn leven, klinken als een echo boven Golgotha, ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven, Matth. 11:28.’ Hij zal u rust geven, Hij alleen kan u rust geven omdat Hij de volle prijs heeft betaald. Zijn Vader zag het offer aan en was voldaan. U hoeft niets mee te brengen, maar kom zoals u bent. Uw zonde, uw vuilheid ze zullen verdwijnen als was voor de zon, als u komt tot de Levensbron. ‘Het bloed van Jezus Christus Gods Zoon, reinigt van alle zonden.1 Joh. 1:7.’
Petrus gaat verder met zijn rede en wijst uit de Schrift aan dat David al had voorzegt in Psalm 16, dat Jezus de Zoon van God zou opstaan. De Zoon van God de Heilige zou geen verderving zien, Hij zou opstaan, Ja, Hij is opgestaan! Daarom, zo zeggen wij met David, is mijn hart verblijd en mijn tong verheugt zich. Dat wat jullie nu zien en horen is de Heilige Geest die uitgestort is, zo gaat Petrus verder. Jezus, Gods Zoon is gezeten aan de rechterhand van God, Hij is verhoogd en heeft dit uitgestort. Waarvan David sprak. ‘De Heere heeft gesproken tot mijn Heere: Zit aan Mijn rechterhand, Totdat Ik Uw vijanden zal gezet hebben tot een voetbank Uwer voeten. Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israëls, dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk deze Jezus Dien gij gekruisigd hebt.’
Als zij dit hoorden werden zij verslagen in het hart. Nu ineens vielen de schellen van hun ogen en zagen ze dat zij werkelijk Gods Zoon, de Redder van de wereld, aan het kruis genageld hadden. O welk een zonde, ‘wat zullen wij doen, mannen broeders?‘ vroegen ze aan Petrus en de andere apostelen. Wat er door de harten van deze mensen heen gegaan is kennen zij die de Heere Jezus nu lief gekregen hebben, zij weten wat het is om de pijn van de zonden te voelen, de kloof tussen een Rechtvaardig God en een schuldige ziel. Wat moeten we doen om zalig te worden? Wie zal ooit die kloof nog dichten?
Petrus geeft hen het enige goede antwoord. ‘Bekeert u’ Bekeert u van uw ongeloof en zonden, stop met vertrouwen op eigen krachten en inzichten en zie hoe dwaas het is om te leunen op eigen werken. Wees niet ongelovig maar gelovig (Joh. 20:27). Het enige wat zij hoefden te doen was zich bekeren van hun ongeloof en gelovig vertrouwen in de kracht van het bloed. ‘Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.’ Als u nu gelooft dat al uw zonden op Golgotha zijn uitgewist, laat u dan nu dopen als een verzegeling en een getuigenis dat u met Christus zijt gestorven en begraven, dat u uw oude leven hebt afgelegd en nu zijt opgestaan met Jezus en met hem voortaan in een nieuw leven zult wandelen. U zult de gave des heiligen Geestes ontvangen. U zult vol worden van de Heilige Geest. Veel meer heeft Petrus gezegd, hij heeft hen gewaarschuwd om zich te ontrekken en af te scheiden van de schriftgeleerden, farizeeën en de andere ongelovige Joden. Tot nu toe hadden ze geleefd onder het juk van de schriftgeleerden en de farizeeën, ze hadden zichzelf op de been weten te houden door het onderhouden van de wetten en voorschriften. Een zwaar en ongelukkig leven zonder de zekerheid van de persoonlijke behoudens. Nu werden ze opgeroepen deze dwaze doodlopende weg te verlaten en alleen te leunen op het bloed van Jezus Christus Gods Zoon dat reinigt van alle zonden.
Zij die deze woorden gewillig aannamen werden gedoopt. Zij die dus geloofden dat de behoudenis alleen in het bloed van Jezus Christus Gods Zoon te vinden is en dit voor zichzelf geloofden werden gedoopt. Wat een vreugde, wat een blijdschap zal dat daar geweest zijn, 3000 mensen mochten gedoopt worden. Zij kwamen er voor uit dat ze gestorven waren, hun oude leven werd in het watergraf afgelegd en nu, met Christus opgestaan uit de dood mochten ze in een nieuw leven met en voor de Heere Jezus leven. Hij heeft Zichzelf geheel geofferd voor hun zonden en nu leggen zij hun hele leven als een offer in de handen van een Drie-enig God. De belijdenis in hun hart, Heere vanaf nu wil ik niet meer voor mijzelf maar geheel voor u leven. O wat een vreugde. Geen eigen baas meer te hoeven zijn maar een slaaf en dienstknecht van Jezus om eeuwig Hem toe te mogen behoren. Hem in liefde te mogen dienen, en met Hem deel uit te mogen maken van de eeuwige heerlijkheid.
Wat een heerlijke tijd is dat geweest, alles was nieuw geworden, hier zien we de werkelijke kracht en bedoeling van de dood, opstanding en hemelvaart van Jezus. Wat een liefelijke gemeenschap was daar. Zij waren volhardende in de leer van de apostelen. Dat is de leer waarin Christus Jezus, centraal staat. Zij kwamen bij elkaar om samen te bidden, te loven en te danken. Ze braken samen het brood wat heen wees naar de verbreking van het lichaam van Jezus, Die hen zo lief geworden was. Er kwam een vreze over alle ziel. Zo lezen we in vers 43. De gemeente die ontstaan was, was geheel nieuw. Het Evangelie van de Levende Jezus stond centraal, er werd gebeden, gezongen en gedankt. Het boord werd gebroken en de wijn werd gedronken. Zoals we ook lezen in Hand. 20:7 ieder eerste dag van de week kwamen de discipelen bij elkaar en braken het brood en dronken de wijn ter gedachtenis aan de dood van Christus. Dit alles in liefdevolle gehoorzaamheid aan Zijn Eigen inzetting. (Matth. 26:26. Mark. 14:22. Luk. 22:19. 1 Kor. 11:23,24.) De mensen die dit alles zagen gebeuren werden met vrees vervuld. Wat is dit toch, waarom is alles ineens zo anders? Hun geweten moest wel erkennen dat dit alles wat zo anders was, niet meer draaide om de eer van mensen en om het eigen behoud maar om de eer van God. Vele wonderen en tekenen gebeurden door de apostelen. Wat een beslag kwam er over de mensen. De gelovigen kwamen bij elkaar in de Tempel om daar met elkaar te spreken en naar alle waarschijnlijkheid het Evangelie te verbreiden, ze kwamen bij elkaar in de huizen om samen te eten, ze hadden alles gemeen, ze verkochten hun goederen en verdeelden het aan hen die het nodig hadden. Ze verblijden zich in de Heere, prezen God en hadden genade bij het ganse volk. Ze ontvingen de gunst van de mensen vanwege hun levenswandel, tegelijk moeten we beseffen dat Lucas niet bedoelt dat iedereen hen liefhad, we weten dat daar waar het werk van Christus openbaar komt, de hel losbreekt. De vijandschap zal er ongetwijfeld zijn geweest zoals we ook verderop in het boek Handelingen kunnen lezen. De schriftgeleerden en de farizeeën zullen zeker niet blij geweest zijn met deze mensen die zich verblijden in hun Zaligmaker.
Het hoofdstuk sluit af met de heerlijke woorden, ‘En de Heere deed dagelijks tot de gemeente die zalig werden.’ Iedere dag kwamen er nieuwe mensen tot het geloof. Wat een zegen, wat een blijdschap, wat een vrucht van de Geest des HEEREN.
Wat een appèl voor u en mij die geloven, laat ons leven in de hemel zijn, laat onze wandel zijn zoals de eerste christenen; samen bidden, samen danken, samen zingen tot eer van Hem die op de troon zit. Laten we de wereld met al haar vermakelijkheden achter ons en ons richten op de dag dat we voor altijd bij Hem zullen zijn. Laten we onze krachten besteden in de dienst van onze Heere. Broeders en zusters in de Heere, laten we elkaar versterken en bemoedigen, ondersteunen en terechtwijzen. Laten we zoeken naar de vervulling met de Heilige Geest. Want in Die kracht alleen zullen wij dienstbaar kunnen zijn! Wat een vreugde om een kind van God te zijn. Zijn Naam zij geprezen.
Lieve vrienden, het ging deze keer over de uitstorting van de Heilige Geest en de toebrenging van 3000 gelovigen en hoe zij met elkaar in vreugde mochten samenkomen. De Bijbel heeft altijd een tweeërlei boodschap, het wel voor de Godzaligen en het wee voor de goddelozen. ‘Zegt den rechtvaardige, dat het hem welgaan zal; dat zij de vrucht hunner werken zullen eten. Wee den goddeloze, het zal hem kwalijk gaan; want de vergelding zijner handen zal hem geschieden. Jes. 3:10,11.’ God is getrouw, als u tot Hem komt, belijdende uw zonden, zal Hij ze vergeven, maar als u uw nek verhard zult u uw oordeel dragen. Meent niet dat u met eigen inzichten en Bijbels verdraaide waarheden op de been kunt blijven. ‘Dan, (op de oordeelsdag) zal Hij zeggen ook tot degenen die ter linker hand zijn : Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is, Matth. 25:41.’ Al uw redeneren zal dan in een keer verstommen, dan zult u in één ogenblik inzien dat u nu voor eeuwig verloren moet gaan omdat u de liefde van God in de wind geslagen hebt. Zijn liefelijke lokkingen hebt u veracht en het offer van Christus onrein geacht. Kom, hoor naar zijn dierbare stem, ‘Vader vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.‘ Kom tot Hem en laat u zaligen. In Zijn bloed zult u genezing vinden voor al uw wonden. ‘Zo zijn wij dan gezanten van Christuswege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christuswege: Laat u met God verzoenen. 2 Kor. 5:20.’ Tot eer en verheerlijking van Zijn dierbare Naam. Amen.