De vergeving van zonden. 1 Johannes 1:9
Op een dag kwam de koning op bezoek in een propvolle gevangenis. Het was zijn begeerte om mensen die daar gevangen zaten de vrijheid terug te geven. Maar voordat hij hen vrij liet wilde hij hen eerst eens afzonderlijk ontmoeten. De gevangenen hadden allemaal wel een rede waarom zij in de gevangenis zaten, ze hadden ook allen vele verontschuldigingen en sommigen wisten te vertellen hoe onrechtvaardig de rechter was. Anderen beweerden dat zij niet echt schuldig waren. De koning kwam ook in een cel waar een man zat. De koning vroeg hem: ‘maar man, wat zit jij hier ellendig?’ ‘Ja koning’, zo was zijn antwoord ‘ik heb gezondigd en het is mijn eigen schuld dat ik hier zit. Straks zal ik rechtvaardig de doodstraf ontvangen’.
Nog vele andere gevangenen heeft de koning bezocht, allen hebben zij hun best gedaan om zich goed voor te doen. Toen kwam de koning bij de baas van de gevangenis en sprak tot hem. ‘Ik heb met alle gevangenen gesproken, de gevangenen hadden allemaal een uitvlucht bedacht om aan de straf te ontkomen maar één man heb ik ontmoet, die bekende schuldig te zijn. Op mijn bevel, laat hem vrij!’
In deze waargebeurde geschiedenis ligt een les opgesloten die we zo door kunnen trekken naar de toestand van een ieder van ons.
Van nature zitten we allemaal opgesloten in de gevangenis van de zonde. In Rom 3:11 lezen we: ‘Want God heeft hen allen onder de ongehoorzaamheid besloten, opdat Hij hun allen zou barmhartig zijn.’ Zolang wij nog leven in ongehoorzaamheid zijn wij gevangenen. In Gal 3:22 lezen we: ‘Maar de Schrift heeft het alles onder de zonde besloten, opdat de belofte uit het geloof van Jezus Christus den gelovigen zou gegeven worden.’ Het gaat hier over de functie van de wet. Zolang de mens leeft onder de zonde en de tucht van de wet, zitten wij opgesloten. De wet veroordeeld ons en doet ons zien in welke toestand wij verkeren. Als wij lezen in de Bijbel ‘Want zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder den vloek; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. Gal. 3:10’. Dan leert dit ons eenvoudig dat als we overtreden tegen Gods wet, wij door deze zelfde wet veroordeeld worden.
Onder het Nieuwe Testament, waar wij in leven, heeft de Heere Jezus de wet samengevat. ‘Gij zult liefhebben den Heere uw God met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede, aan dit gelijk, is : Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven. Aan deze twee geboden hangt de ganse Wet en de Profeten. Matth. 22:37-40.’
Voor de meeste van ons zijn deze geboden wel bekend, toch is het niet verkeerd om eens goed na te denken over de inhoud van de eis, die op ons allen rust. Immers bij de overtreding van één van deze geboden zijn wij schuldig voor God. ‘Want wie de gehele wet zal houden, en in één zal struikelen, die is schuldig geworden aan alle. Jak. 2:10’ We zullen stilstaan bij een paar eisen uit Gods Heilige wet die we vinden in Exodus 20.
Hebben u en ik wel eens gevloekt? Misschien wel binnensmonds en voor niemand hoorbaar. God heeft het gehoord en daarmee zijn wij een Godslasteraar. Heeft u iemand vermoord, dan bent u een overtreder van Gods heilige wet. Misschien hebt u nog nooit iemand echt vermoord maar is er iemand waaraan u zo’n hekel hebt dat u hem haat of dood wenst. De Heere Jezus zegt ons in Matthéüs 5:22 dat als wij een ander minachten, verachten of boos op zijn, wij een overtreder zijn van Zijn gebod. We lezen dat we geen overspel mogen doen. Misschien bent u nog nooit in deze gruwelijke zonde gevallen, dank God, maar bedenk dat als u één begerige gedachte hebt gehad bij het zien van een vrouw, u een overspeler bent, zoals we lezen in Matthéüs 5:28. Gij zult niet stelen zo lezen wij. Hebt u ooit een koekje of een schroefje weggenomen zonder het te vragen? U bent, voor Gods Heilig alziend oog, een dief. Heeft één van ons ooit gelogen. Misschien maar een heel klein leugentje, dan bent u een wetsovertreder. We zullen niet alle geboden langsgaan maar u en ik voelen wel aan dat we allen gezondigd hebben. Er is niemand die goed doet (Psalm 14:3). ‘Voorwaar, er is geen mens rechtvaardig op aarde, die goed doet en niet zondigt. Pred. 7:20’ U en ik, wij hebben gezondigd en gedaan wat kwaad is in Gods oog. Het loon op de zonde is de dood (Rom. 6:23). Velen in onze dagen beweren dat God een God van liefde is een genadig en goed God en dat Hij ons wel zal vergeven. Inderdaad God is Heilig, rechtvaardig, genadig en goed. En Juist daarom kan Hij niet af van de gestelde eis en de beloofde straf. Gods gerechtigheid eist volkomen gehoorzaamheid en bij overtreding, volkomen betaling. ‘Maar den vreesachtigen, en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en tovenaars, en afgodendienaars, en al den leugenaars, is hun deel in den poel die daar brandt van vuur en sulfer; hetwelk is de tweede dood. Openb. 21:8.’
We hebben net allemaal ons doodvonnis gelezen. We zitten rechtvaardig, om eigen schuld gevangen in de banden van de dood. Er is geen uitkomst! Nog even en de definitieve uitspraak zullen we moeten aanvaarden uit de mond van de Rechter van hemel en aarde. ‘Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is. Matth. 25:41.’
Kom, laten we in gedachten eens de wereld overzien. We zien een moeder met een klein kindje aan haar borst zitten op een grote berg, als we goed kijken zien we dat het een berg vuilnis is, om haar heen scharrelen haar uitgehongerde kinderen, op zoek naar iets eetbaars. Wat uren verderop zien we mensen lopen, hun klaaglijk geschreeuw dringt door merg en been, ze staan te kijken bij de rokende puinhopen van wat net hun huis was, een vijandige bomaanslag heeft hun karige onderkomen totaal verwoest. Daar schreeuwt een man omdat zijn vrouw is omgekomen tijdens de inslag. Kilometers verderop zie ik kinderen lopen door de straat, uitdrukkingloos kijken ze voor zich uit, om hun schouder hangt een machinegeweer. Boomhutten bouwen of voetballen zit er voor deze kinderen niet in, als zij hun ogen dicht doen zien zij bloed, overal bloed om hen heen.
Weer wat verder horen we mensen zingen, zij verblijden zich in hun Heiland en Heere. Een explosie, vlammen, geschreeuw even later liggen hun verkoolde lijken verspreid tussen hun verwoeste onderkomen. In een ander werelddeel heerst vrede, daar mag men zeggen wat men wil en een ieder mag persoonlijk belijden wat hij of zij beleeft. Op de schoolpleinen zien we hoe de kinderen elkaar in de haren vliegen, op de wegen zien we gebalde vuisten en horen we claxons van gefrustreerde automobilisten. Daar zien we een stoet mensen lopen, verdrietig op weg naar het graf om daar hun geliefde te begraven. Als we zo eens de steegjes van onze steden bezoeken, dan zien we daar een dronken man liggen, kleine jongens stelen zijn geld uit zijn colbertje. Verderop zien we een paar kleine jongens, zij nemen een pakketje drugs aan van een gewapende dealer om dit verderop weer aan een ander te overhandigen en dat alles met gevaar voor hun leven. Als we langs de huizen lopen horen we kinderen schreeuwen tegen hun ouders en weer ergens anders horen we kinderen gillen onder de slagen van hun ouders. Ach zullen we blijven hangen in deze trieste beelden, van gescheurde gezinnen, verminkte lichamen en verwoeste zielen?
Dit is nu het beeld van wat eens zo’n heerlijke zalige schepping was. Volmaakt en goed uit Gods hand voortgekomen, vernietigd door ons zonden. U en ik, wij hebben Gods heerlijke schepping gemaakt tot een onleefbare puinhoop. Als God de Vader ons niet nog wat onderlinge liefde nalaat dan maken wij een hel van ons bestaan. Kunnen we nu niet met recht zeggen dat we in een gevangenis zitten?
Misschien vindt u dit alles wel erg ver gaan, u leeft in uw eigen kleine wereldje, en kijk niet verder. U bekommert zich niet om wat er gebeurt in het wereldgebeuren. Kijk dan eens naar uzelf naar uw eigen ik. Uw lusten, uw overbezorgdheid, uw angsten, uw hartstochten, uw verdriet, uw hoogmoed. Als iemand ons een strootje in de weg legt dan ontsteekt onze woede. Als iemand ons vernedert dan voelen we de wraakgevoelens in ons opkomen. Als we een dierbare moeten verliezen dan worden we opstandig. De pijnen in ons lichaam maken ons soms radeloos. De vermoeidheid kan ons moedeloos doen zuchten. Kortom u en ik wij hebben onszelf verwoest. Wij hebben God op het hoogst misdaan. Wij willen zelf god zijn en zijn duivels geworden. Wij verdienen rechtvaardig straf.
Wat moet de hel niet zijn. Als er geen wetten, geen liefde, geen trouw meer zijn zullen. Haat, nijd, afschuw, wrevel, wanhoop, en geen enkele uitkomst meer te wachten. Waar de worm niet sterft….
Hoe is het mogelijk dat God ons nog één dag wil dragen? Zijn alziend oog ziet al het wereldgebeuren. Hij hoort de satanische muziek die onze jonge mensen opzweept en brengt tot extase. Hij ziet moord en doodslag, Hij hoort Zijn lieve Naam lasteren door kleine kindertjes en oude grijsaards. Hij hoort hoe Zijn lieve Woord geweld wordt aangedaan. Maar ondanks dat alles, laat Hij dagelijks de zon over ons opkomen, Hij geeft de regen op Zijn tijd. De vruchten van het land groeien jaar in jaar uit. Wij mogen nog geliefden om ons heen hebben. Wij mogen ons nog verblijden in onze vrouw en kinderen als de Heere ons dit gegeven heeft. Wij mogen de band van de vriendschappen ervaren. God is Groot en wij begrijpen Hem niet. ‘Of veracht gij den rijkdom Zijner goedertierenheid en verdraagzaamheid en lankmoedigheid, niet wetende dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt? Rom. 2:4.’
Jezus Christus is in deze wereld gekomen om ons mensen te verlossen uit de gevangenis. God Vader kan in Zijn rechtvaardigheid en trouw de zonde niet ongestraft laten. En nu kwam Zijn Zoon Jezus naar deze aarde. Hij heeft Zichzelf vernederd, door ons menselijk lichaam aan te nemen om de straf voor onze zonden op Zich te nemen. Hij Zichzelf vrijwillig gegeven tot een offer, Hij nam de zondige lusten van de hoerachtige vrouw op Zijn schouders. Hij nam de begerige blikken van die onkuise man op Zich. Hij nam de schuld van de moordenaar, de dief, de vloeker en de spotter op Zich. De volle beker van Gods toorn heeft Hij gedronken om hoeren, overspelers, moordenaars dieven, vloekers en spotters te bevrijden van het juk der dienstbaarheid. Hij de volmaakt heilige God is tot zonde gemaakt, Hij is vernietigd aan het kruishout op Golgotha om ons, wie we ook zijn, wat we ook allemaal doen of gedaan hebben, te reinigen van al onze zonden. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Joh. 3:16.’ Niet de wereld had God lief maar God de wereld. Niet wij mensen hebben God gezocht maar God zoekt ons op. Wij geven niets dan zonde, vuilheid, en afkeringen, God gaf Zijn lieve eniggeboren Zoon. Onuitsprekelijk wonder! Wat een heerlijk God. Wat een ondoorgrondelijk God. De dood verdiend en dan de verlossing aangeboden door het bloed van Jezus Christus de Zaligmaker.
De koning kwam om de gevangenen vrijheid te geven, niemand anders dan die ene man werd vrijgelaten. Had hij dan minder gezondigd? Nee, hij bekende zijn schuld en kreeg de vrijheid.
Christus is gekomen om ons te verlossen uit de gevangenis, hoe heerlijk is het om nu in Zijn handen te vallen. Hij roept ons toe: ‘Komt dan, en laat ons tezamen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol. Jes. 1:18.’ Geen Israëliet kon de hemel ingaan zonder schuldbelijdenis. Zij legden hun hand op de kop van het lam, beleden hun zonden en het lam nam hun plaats in als zijn bloed stroomde en verbrand werd op het altaar. Jezus is het Lam waarvan Jesaja profeteerde. ‘Als dezelve geëist werd, toen werd Hij verdrukt; doch Hij deed Zijn mond niet open; als een lam werd Hij ter slachting geleid, en als een schaap dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open. Jes. 53:7.’
Wij worden vandaag geroepen om onze hand te leggen op het hoofd van het Lam dat ter slachting is geleid. Vandaag worden wij geroepen onze zonden te blijden en ons te bekeren tot de Levende God.
Wij kunnen onze vrijheid niet verdienen, Hij heeft het voor ons verdiend, Hij moest verhoogd worden opdat een ieder die in Hem geloofd niet verloren ga maar het eeuwige leven hebbe. (Joh. 3:14-15)
Het nieuwe leven begint daar, waar wij onze schuld en zonden mogen belijden tegenover God. In de belijdenis dat wij de eeuwige straf verdiend hebben en mogen geloven dat Jezus in onze plaats heeft geleden, is gestorven en begraven en ook weer is opgestaan. Wij hebben het leven in Hem die eeuwig leeft! Bekering is niets anders dan inzien in welke ellendige toestand wij verkeren en ons wenden tot het enige middel tot verlossing, namelijk Jezus de Zone Gods. Hem gelovig aannemen en ons geheel in Zijn bestuur overgeven. Wij leven dan niet meer onszelf maar Christus leeft in ons. (Gal. 2:20). We lezen van de stokbewaarder dat hij uitroept: ‘Lieve heren, wat moet ik doen opdat ik zalig worde? En zij (Paulus en Silas) zeiden: Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis. (Hand. 16:30-31).’
Het geloof is van levensbelang, geloven is onszelf overgeven in Gods handen in de hartelijke begeerte om alleen nog maar tot Zijn eer te leven. Het is stereven aan onszelf en opstaan met Hem. Het is belijden straf verdiend te hebben en te leven op Zijn verdiensten. Geloven is niet meer onszelf leven maar Christus in ons laten leven. Kortom alles uit handen geven in het vertrouwen dat wat God doet, goed is. Geloven is leven in de kracht van het bloed van het Lam.
‘Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. Joh. 3:36’
‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven. Joh. 6:47’
‘Die in den Zone Gods gelooft, heeft de getuigenis in zichzelven; die God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt, dewijl hij niet geloofd heeft de getuigenis die God getuigd heeft van Zijn Zoon.1 Joh. 5:10.’
Ik merk dat ik erg heb uitgewijd voordat ik kom tot de behandeling van de tekst die ik had willen behandelen. Toch kunnen we niet ernstig genoeg benadrukken hoe belangrijk het is om te komen tot de wetenschap dat ons alle zonden zijn vergeven. Als u nog leeft voor eigen rekening dan zult u straks voor eeuwig verloren gaan, is dit dan niet iets om bij stil te staan? Kunnen wij elkaar zomaar verloren laten gaan? Denk niet dat ik dit alles schrijf vanuit de hoogte, maar juist omdat ik de verschrikkelijkheid van mijn bestaan heb moeten inleven, mijn eigenwijsheid, mijn vuilheid en mijn hoogmoed, maar ook de dierbaarheid van de verlossing die er ligt in het bloed van Jezus die mij al mijn zonden vergaf, roep ik u toe, wend u tot God en wordt behouden. Zelf heb ik de weg van zelfverbetering ervaren als een wanhopige weg die eindigt in de dood, zou ik u dan aansporen om uzelf te beteren? Er is van ons geen verwachting, in ons is geen kracht, maar juist daar waar wij onszelf mogen verliezen in het bloed, daar waar wij gewassen worden van ons vuil daar mogen we gaan wandelen in een nieuw godzalig leven. Daar mogen we zonden overwinnen in Christus krachten. Zijn we dan geheel verlost van onze zonden? Nee, was dat maar waar, iedere zonde doet ons inleven hoe zwak en ondankbaar wij zijn, en doet ons meer en meer omhoog zien in de bede, maak ons Uw beeld gelijk o, lieve Jezus. Het doet ons zuchten en verlangen om ontbonden en met Christus te zijn, want dat is zeer verre het beste. Reikhalzend mogen we dan uitzien naar de dag dat we verlost mogen worden van ons eigen ik.
Komen we nu tot onze hoofdtekst die gaat over het belijden van onze schuld. 1 Johannes 1:9
Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid.
Tegenover het belijden van onze zonden staat het verloochenen of ontkennen van onze zonden. Als wij, u en ik van mening zijn dat het wel meevalt met onze zonden en dat wij zo slecht niet zijn.Dan geloof ik dat wij nog niet zoveel zelfkennis hebben. Als de Geest Gods onze harten gaat openleggen dan zien we in één keer dat niet mijn buurman maar ik de zondaar ben. Dat niet Adam en Eva de schuld krijgen van de chaos in deze wereld maar dat het om mijn zonden is. Als u in een wachtruimte van een ziekenhuis of een dokter zou komen en u zou de mensen vragen ‘waarom zitten jullie hier?’ Dan zouden ze allen kunnen vertellen wat hen mankeert. Nu, iedere gelovige zal u kunnen vertellen dat zij ziek waren en dat Jezus de grote Medicijnmeester hen heeft genezen. Als u iemand ontmoet waarvan u weet dat zij met een zeer ernstige ziekte rondloopt en zij verteld u dat de ziekte genezen is, dan zal zij u ook kunnen vertellen wie het was die haar behandeld heeft. Nu zo zal elke gelovige kunnen zeggen dat het Jezus Christus en Hij alleen is die hen heeft gered van hun schuld en zonden. Als een zieke genezen is dan weet zij te vertellen van haar zieke toestand en haar genezen toestand, wel een gelovige weet u te vertellen dat zij zondig en met schuld beladen was en dat ze met al haar zorgen en noden de toevlucht heeft genomen tot de levende God, Hij was het die hen tegenover de angst en zorgen een blijdschap in het hart schonk die met geen blijdschap van de wereld is te vergelijken.
Maar, zegt mogelijk iemand, is dit dan bij iedere gelovige altijd even helder, weet ieder gelovige het juiste tijdstip en is er dan altijd zekerheid van het geloof? Lieve vrienden, zou een blinde niet weten van de duisternis waarin hij verkeerde en van het heerlijke licht waar hij nu in wandeld? Zou iemand die jaren lang op een bed gelegen heeft u niet kunnen vertellen van het moment dat hij van dat bed opstond en zou u niet met eigen ogen moeten constateren dat hij loopt? Zou een drenkeling u niet kunnen vertellen van de nood waar hij in verkeerde maar ook van de enorme vreugde toen hij gered op het droge stond? Vraag aan een volk wat in oorlog heeft geleefd, hoe zij hun bevrijding hebben ervaren.
En toch moeten we eerlijk bekennen dat er in het geestelijke leven veel vragen en onzekerheden kunnen zijn. Er zijn mensen die in extreme zonden of onverschilligheid hebben geleefd als zij tot het geloof zijn gekomen weten zij vaak het juiste tijdstip van bevrijding aan te wijzen. Anderen hebben een gematigd leven geleid waarin geen extreme zonden zijn gepasseerd zij kunnen vaak niet zo helder omschrijven wanneer zij bevrijd zijn geworden. En toch, ieder zondaar wie we ook zijn, weet dat hij blind was en nu ziet, dat hij doof was en nu hoorde. Dat Jezus niet voor hem leefde en dat hij nu niet meer buiten deze Jezus kan. Jezus is het leven geworden. Jezus is voor ons de dood ingegaan en is voor ons opgestaan uit de dood, Hij is ons voorgegaan naar onze hemelse Vader. Hij is onze medelijdende voorbidder, bij Hem kunnen we 24 uur per dag met onze noden, zorgen verdriet, en blijdschap terecht, nooit heeft hij ons weggestuurd. Hij weet wat het is te lijden, pijn, angst of verdriet te hebben.
De grootste oorzaken van onze geestelijke duisternis zijn onze zonde en de domheid in het verstaan van de Bijbelse boodschap. We zien wat als de boodschap van verlossing gepredikt wordt onder volken waar deze boodschap nooit gehoord is, de mensen veel spontaner en helderder tot het geloof komen dan daar waar de boodschap van kleins af is ingegoten. Veelal hebben wij de blijde Boodschap verlaagt en verwoest tot een ingewikkeld proces waar een theoloog zijn nek nog over breekt. Jezus is gekomen om zondaren, u en ik te verlossen van het verderf en ons het eeuwige leven te geven. Kom, sta op, laten wij onze zonden belijden voor Gods alwetend oog en ons overgeven in Zijn Goddelijke handen, rustend op het volbrachte werk van onze Zaligmaker Jezus Christus en dien gekruisigd. Hij die tot een vloek is geworden om ons van de vloek te verlossen.
Wie we ook zijn, Jood of Heiden, Nederlander, Amerikaan of Afrikaan, alle gelovigen zullen ongeacht de bekeringsweg die ze gegaan zijn, moeten beamen dat de vrede in het hart is uitgestort op het moment dat zij hun zondige onwaardigheid moesten inleven, deze voor Gods troon mochten belijden en mochten rusten in het offer van Gods Zoon. Jezus Naam is zoeter dan honing geworden voor iedere zondaar die Hem heeft lief gekregen. Hij kocht ons, zodat wij nu vrij mogen zijn!
NU, de tekst is gericht tot hen die mogen leven in de kracht van het bloed. Misschien zegt u, ‘ik ben zo krachteloos, het ligt allemaal niet zo helder, ik weet wel dat Jezus alles voor mij is geworden maar het is nu alles zo donker geworden, ik verlang zo terug naar die momenten dat ik echt mocht geloven.’ Maar juist dan zijn de woorden van onze tekst van zoveel inhoud, want ga eens terug in uw gedachten, u hebt de vrede gevonden toen u uzelf mocht vastgrijpen aan het offer van Christus. U geloofde, al was het misschien bibberend en vol zorgen, dat Jezus alleen u gerechtigheid was. Zou u nu nog kunnen leven zonder Jezus? Kom, laten we teruggaan naar Golgotha, laten we samen neerknielen aan de voet van het kruis. Zie die liefdevolle ogen van uw Heiland, zie hoe Hij daar hangt vol wonden en zie hoe het bloed daaruit stroomt. Het is onze schuld dat Hij daar hangt, het zijn onze zonden die Hem doorwonden. Hij hangt daar niet onwillig, o nee, Hij is daar vrijwillig aan het kruis genageld omdat Hij wilde dat u en ik straks eeuwig bij Hem zullen zijn. Hij wist dat Zijn Vader met niet anders tevreden zou zijn dan met dit bloedig offer. Gewillig als een lam is Hij ter slachting geleid, als een schaap dat stom is voor het gezicht van zijne scheerders, alzo deed Hij zijn mond niet open. (Jes. 53) Hij is niet opstandig, Hij is niet boos maar vol liefde voor Zijn spotters en Zijn moordenaars hangt Hij daar. Met Zijn open geploegde rug werd Hij aan een ruw houten kruis gespijkerd en terwijl de beul zijn hamer neerlegt, horen we Jezus bidden: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. Luk 23:34’
Vrienden, Hij is nog dezelfde, het zijn niet onze zonden waarom Hij ons zou weg sturen, o nee, juist in Zijn wonden is de fontein geopend om ze te wassen. Zouden we dan ergens anders onze troost en hulp zoeken?
Vandaag mogen wij aan de voet van het kruis al onze zonden belijden in de wetenschap dat Hij getrouw en rechtvaardig is dat Hij ons de zonde vergeeft.
In 1 Johannes 2 lezen we dat Johannes schrijft over vaders, jongelingen en kinderen in de genade.
We zien dus dat er wel degelijk verschil is tussen gelovigen. Vaders zijn zij, die gerijpt zijn in hun geloof, zij weten zich gesterkt vanuit Gods Woord. Zij zien terug op hun verlossing en hebben door de tijd heen ervaren dat God nooit beschaamd doet uitkomen. Hun God zal hen nooit begeven en verlaten. Vele dwaasheden hebben zij moeten ondervinden, wat zijn ze vaak gevallen en zichzelf tegengevallen. Met recht mogen zij wel zeggen, door lijden gelouterd te zijn. De jongelingen zijn vol vuur en ijver voor het Koninkrijk Gods, zij menen de gehele wereld te moeten en kunnen bekeren, zij zien nog niet zoveel gevaar om zich heen, en kennen de vele strikken van de duivel nog niet. Zij menen te staan en zien niet toe te vallen. (1 Kor. 10:12) En dan hebben we de kinderen, het zijn de zuigelingen die aan moeders borst liggen, zij weten niet veel te vertellen, zij zijn nog zo heerlijk ongekunsteld als zij beginnen te praten. Alles is zo puur, zij hebben een groot geloofsvertrouwen. Wat vader zegt is waar, wat moeder doet is goed, ze zien geen afgronden en doodsgevaar.
Vrienden, wie we ook zijn, vaders, jongelingen of kinderen in de genade, altijd en ieder dag moeten wij weer terug naar Jezus, Bij Hem al onze zonden belijden en ervaren dat in Hem al onze kracht ligt.
Dan alleen is ons geloof fris, onze blik eerlijk en ons verlangen om bij Hem te zijn zal dagelijks groeien. In Jezus alleen ligt ons leven. Al wat wij de Vader bidden in Zijn Naam, zal ons gegeven worden. (Joh. 14:13)
We lezen in onze tekst dat niet alleen onze zonden vergeven worden maar ook dat Hij ons reinigt van al onze ongerechtigheid. Moet u klagen dat u nog zoveel ongerechtigheid in uzelf vindt? Laat u wassen in de fontein die geopend is in onze Zaligmaker. Hij reinigt van alle zonden. In eigen kracht kunnen wij geen enkele zonden overwinnen, of er komen er duizend voor terug. Maar in Zijn kracht zijn wij meer dan overwinnaars. Zijn bloed is ons leven. Zijn heerlijkheid is onze heerlijkheid, in Zijn licht mogen wij wandelen, waak ervoor dat wij dat liefelijke licht niet verduisteren.
Vrienden, als wij geloven in de reinigende kracht van het bloed. Laten we er dan gebruik van maken.
Laten we elke zonden belijden, God weet wel welke zonden ons omringen, maar Hij wil toch dat wij ze Hem belijden. Bedek ze niet maar noem de zonde bij naam en ervaar de kracht van Zijn bloed opnieuw. O, heerlijk zalig bloed, O lieve Jezus, onuitsprekelijk heerlijke Zaligheid, welk een vriend is onze Jezus. Het is door U, door U alleen dat ik mag leven!
Vriend, bent u nog niet gewassen in dat bloed? Werp u dan nu neer aan Jezus voeten, belijd al uw zonden, noem ze één voor één en u zult ervaren dat Zijn Woord getrouw en waarachtig is. Hij zal u zaligen. En u zult getuigen; ‘Ik was dood maar nu mag ik leven, ik had geen toekomst, maar nu heb ik een heerlijke zalige toekomst die Hij voor mij heeft bereid. Kom, sta op, en veracht niet langer dit kostbare bloed. Amen.
Psalm 32:6