Volg ons op YouTube

De werkelijkheid onder ogen

‘Als iemand de wet van Mozes heeft tenietgedaan, die sterft zonder barmhartigheid onder twee of drie getuigen; Hoeveel te zwaarder straf, meent gij, zal hij waardig geacht worden, die den Zone Gods vertreden heeft, en het bloed des testaments onrein geacht heeft, waardoor hij geheiligd was, en den Geest der genade smaadheid heeft aangedaan? Want wij kennen Hem Die gezegd heeft: Mijne is de wrake, Ik zal het vergelden, spreekt de Heere. En wederom: De Heere zal Zijn volk oordelen. Vreselijk is het te vallen in de handen des levenden Gods, Hebr. 10:28-31.’

Ernstige, heldere woorden die ons laten zien aan Wie wij mensen, verantwoording verschuldigd zijn. ‘Vreselijk is het te vallen in de handen des levenden Gods’ Wij mensen kennen regels en wetten. Zonder deze regels en wetten zou het leven op aarde onmogelijk zijn. Als wij de gestelde wetten overtreden dan zijn wij schuldig en moeten gestraft worden. Wij kennen in ons rechtssysteem, wetsdienaars die er op toezien of wij de wet overtreden, zodra wij dat doen wordt er een proces verbaal opgemaakt en zullen wij een geldboete of een hogere straf ontvangen die door de rechter wordt opgelegd. God is de Schepper van hemel en aarde, of wij het nu geloven of niet, wij mensen zijn Hem verantwoording verschuldigd. Er komt een moment dat alle mensen voor Zijn Rechterstoel zullen komen. In de tekstwoorden lezen we over de wet van Mozes, dat is de wet die God gegeven had aan het volk Israël toen zij door de woestijn reisden. Deze wetten omschreven wat het volk wel en niet mocht doen. Deze wet van Mozes bevatte niet alleen de tien woorden gegeven bij de Sinaï, maar ook vele wetten die gaan over het burgerlijke leven, de reiniging, het voedsel en de dienst rondom de Tabernakel. Het volk Israël is apart gezet door God, het is Zijn verbondsvolk en zij ontvingen deze wetten met het doel dat zij zouden inzien dat het leven naar Gods eis onmogelijk is, met die bedoeling dat zij zouden uitzien naar de komst van de Messias. Hij die hen zou verlossen van hun zonden en schuld en van het juk der wet. Een overtreder van deze wet moest sterven als de wet dat voorschreef. Er was geen pardon, de wet moest gehandhaafd worden. En dan lezen we, ‘Hoeveel te zwaarder straf, meent gij, zal hij waardig geacht worden, die den Zone Gods vertreden heeft, en het bloed des testaments onrein geacht heeft, waardoor hij geheiligd was, en den Geest der genade smaadheid heeft aangedaan?’ Vandaag de dag komt God niet tot ons met de wetten van Mozes maar met de blijde Boodschap dat Jezus Christus Gods Zoon gekomen is om zondaren te verlossen van schuld, straf en zonden. De Heilige Geest is gekomen om de wereld te overtuigen van, zonde, gerechtigheid en van oordeel. Hij werkt in de harten de overtuiging dat wij zouden moeten geloven en hoe verschrikkelijk is het dan als wij deze overtuiging en blijde Boodschap van ons afschudden. Hoe verschrikkelijk als wij onze eigen zin doen in het gehoorzamen van de duivel en zijn knechten. God legt ons geen zware last van onhoudbare wetten op maar roept ons om ons af te keren van onze zonden en ons te keren tot Hem de Levende God.

‘En Ik zeg u, Mijne vrienden: Vreest niet voor degenen die het lichaam doden, en daarna niets meer kunnen doen. Maar Ik zal u tonen Wien gij vrezen zult: vreest Dien Die nadat Hij gedood heeft, ook macht heeft in de hel te werpen; ja, Ik zeg u, vreest Dien, Luk. 12:4,5.’ Waarom zouden wij vrezen voor mensen? Laten we vrezen voor God, Hij is het die ons leven in Zijn hand heeft. Hij heeft de hemel en de aarde geschapen, heeft ons het leven gegeven en op Zijn tijd zal Hij dat weer van ons nemen. Dan zullen wij rekenschap moeten afleggen van alles wat wij gedaan hebben. Hoe zal het dan in dat uur met ons zijn? ‘En indien uw hand u ergert, houw ze af; het is u beter verminkt tot het leven in te gaan, dan de twee handen hebbende, heen te gaan in de hel, in het onuitblusselijk vuur; Waar hun worm niet sterft en het vuur niet uitgeblust wordt. En indien uw voet u ergert, houw hem af; het is u beter kreupel tot het leven in te gaan, dan de twee voeten hebbende, geworpen te worden in de hel, in het onuitblusselijk vuur; Waar hun worm niet sterft en het vuur niet uitgeblust wordt. En indien uw oog u ergert, werp het uit; het is u beter maar één oog hebbende, in het Koninkrijk Gods in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden,; Waar hun worm niet sterft en het vuur niet uitgeblust wordt, Mark. 9:43-48.’

De Bijbel, het Woord van God is duidelijk. Vandaag wordt er veel gediscussieerd en geschreven met het doel om ons mensen te laten geloven dat er geen hel bestaat. Het is één van de listen van satan om mensen gerust en onverantwoordelijk te laten leven met dat doel dat ook zij straks bij hem in de hel zullen zijn. Niet de mensen, niet de satan maar God heeft het eerste en het laatste woord. ‘En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in den poel des vuurs en sulfers, alwaar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid. Openb. 20:10.’ Het helse vuur is bedoeld voor de duivel en zijn engelen (Matth. 25:41), alle mensen die hem in het leven gehoorzaam zijn geweest en daarmee ongehoorzaam aan God zijn, zullen ook geworpen worden in de poel van vuur en sulfer. ‘En de rook van hun pijniging gaat op in alle eeuwigheid, en zij hebben geen rust dag en nacht, die het beest aanbidden en zijn beeld, en zo iemand het merkteken zijns naams ontvangt, Openb. 14:11.’ Hoe verschrikkelijk zal dat zijn.

Lieve vrienden, vandaag komt deze ernstige boodschap tot u, niet om u bang te maken maar om u de realiteit voor te stellen. Het is niet leuk om te spreken over de hel. Maar hoe verschrikkelijk is het als we deze realiteit verzwijgen en onze naasten voort laten gaan op de weg naar deze verschrikkelijke plaats. Stel je voor dat uw straat in brand staat, u ziet hoe de huizen verbranden en hoe de vlammen richting uw eigen huis gaan. Zou u niet naar huis rennen en op de ramen bonken om uw geliefden te waarschuwen voor het verschrikkelijke vuur dat er aan komt? Nu, waarom zouden wij dan zwijgen over de werkelijkheid van de hel, die onherroepelijk uw bestemming zal zijn als u zich niet tot God bekeert? ‘En wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid, en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op den troon Zijner heerlijkheid. En vóór Hem zullen al de volken vergaderd worden, en Hij zal hen van elkander scheiden, gelijk de herder de schapen van de bokken scheidt. En Hij zal de schapen tot Zijn rechter hand zetten, maar de bokken tot Zijn linker hand, Matth. 25:31-33.’ De schapen zijn zij die in dit leven gehoorzaam zijn geworden aan de stem van hun hemelse Herder. Zij die de Herder hebben lief gekregen en Hem volgen waar Hij ook gaat. Zij zullen voor eeuwig met Hem leven. De bokken zijn zij die ongehoorzaam zijn gebleven. ‘En dezen (de bokken) zullen gaan in de eeuwige pijn; maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven, Matth. 25:46.’

Misschien denkt u zoals zovelen dat het alles nog wel mee zal vallen. U denkt dat u niet zo slecht bent. Het gaat er niet om wat u vindt, niet onze norm is geldig. God heeft ons Zijn norm gegeven. ‘En Jezus zeide tot hem: Gij zult liefhebben den Heere uw God met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede, aan dit gelijk, is : Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven. Aan deze twee geboden hangt de ganse Wet en de Profeten, Matth. 22:37-40.’ God lief hebben boven alles, dat betekent dat Hij voor ons op de eerste plaats staat. Niet ons eigen leven, niet onze man, vrouw, vriend of vriendin, niet onze kinderen, Niet onze opleiding, carrière, ons geld of ons huis. Als wij iets in ons leven stellen boven God dan zijn wij overtreders van Zijn gebod. ‘Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig; en die zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig; En die zijn kruis niet op zich neemt en Mij navolgt, is Mijns niet waardig, Matth. 10:37,38.’ Ons kruis opnemen, betekent op zo’n manier leven dat we God liever hebben dan al het andere. Als Hij ons vraagt om Hem te volgen ten koste van wat dan ook, dan zullen wij dat doen. Het tweede gebod is onze naasten net zo lief hebben als wij onszelf lief hebben. Als wij zo leven dan zullen wij niet liegen, niet stelen, niet begeren wat van onze naasten is, niet echtbreken (scheiden) niet leven in overspel, niet vechten, moorden of iets doen wat onze naasten kwetst of schade aanricht. Wie van ons kan dan zeggen dat wij Gods geboden hebben onderhouden en niet één keer gestruikeld zijn? ‘Want wie de gehele wet zal houden, en in één zal struikelen, die is schuldig geworden aan alle. Jak. 2:10.’ Wij moeten tot de conclusie komen dat wij deze geboden niet kunnen onderhouden! Wij zijn geen leugenaar omdat wij liegen, wij liegen omdat wij een leugenaar zijn! Wij zijn geen zondaar omdat wij zondigen, wij zondigen omdat wij zondaars zijn! Dit is wat God ons wil laten zien. Hij wil geen vrome mensen die menen dat zij de wet kunnen houden. Het is niet Gods bedoeling dat wij krom zouden liggen om aan Zijn wetten te voldoen. God heeft ons Zijn wet gegeven om ons te laten inzien dat wij schuldig zijn, wij hebben de hel verdiend.

‘Want zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder den vloek; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen, Gal. 3:10.’

Het is een verschrikkelijke misvatting dat wij mensen Gods wetten moeten houden omdat wij anders niet tot God bekeert kunnen worden. De wet kan ons nooit rechtvaardigen. De wet is een spiegel waarin wij zien wie wij zijn tegenover een heilig en rechtvaardig God. ‘Maar de wet is bovendien ingekomen, opdat de misdaad te meerder worde; en waar de zonde meerder geworden is, daar is de genade veel meer overvloedig geweest, Rom. 5:20.’ Zodra wij in de wet zien wie wij zijn, gaan wij bemerken dat al ons verbeteren niets anders uitwerkt dan schuldiger worden. ‘Maar de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft in mij alle begeerlijkheid gewrocht; want zonder de wet is de zonde dood, Rom. 7:8.’ De zonde is ineens levend geworden. Niemand van ons mensen kan dit zondeprobleem oplossen. Of we nu onverschillig doorleven zonder ons druk te maken over de wet of dat wij leven als een farizeeër die wettisch leeft, meer wetten bedenkt en anderen de maat meet. Het zal ons alles niets baten. God Zelf heeft ons de Weg gewezen. ‘En dat van alles, waarvan gij niet kondet gerechtvaardigd worden door de wet van Mozes, door Dezen een iegelijk die gelooft, gerechtvaardigd wordt, Hand. 13:39.’ Jezus Christus, de Zoon van God is gekomen om te doen wat wij nooit zouden kunnen doen. Hij de Heilige, de Almachtige, heeft hier op aarde als Mens geleefd, zonder zonden en is in onze plaats aan het kruis gespijkerd. Hij droeg daar vrijwillig onze zondenlast, onze schuld en onderging de toorn van God. Hij offerde Zichzelf op in onze plaats. Hij stierf, is begraven maar ook weer opgestaan. Hij is opgevaren naar de hemel, waar Hij zit om te bidden voor allen die Hem liefhebben. Hij is de Weg, de enige Weg tot de Vader voor een schuldverslagen zondaar. O, zie toch in dat er van onze kant geen mogelijkheid is om ook maar iets te doen om onze schuld weg te nemen of te verkleinen, hoe klein uw schuld misschien ook is in uw eigen oog, het is een gruwel in Gods oog. Hij is rechtvaardig en kan geen enkele zonden door de vingers zien. Al zou u uw hele leven nog niet één verkeerde daad begaan hebben en u zou één minuut voor uw sterven een begerige gedachte in u krijgen dan is uw straf rechtvaardig. Wonder van genade, wie u ook bent, hoe groot uw schuld ook is, hoe zwart u ook bent in eigen oog, Jezus leeft. Hij roept het u toe; ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven, Matth. 11:28.’

‘Zo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden, Gal. 3:24.’ Hier zien we de functie van de wet. De wet was gegeven om het volk Israël, te doen wanhopen aan hun behoud in eigen kracht en het verlangen in hen te wekken naar de komende Messias. Christus is gekomen, Hij heeft de wet vervuld. En zo heeft de tuchtmeester zijn werk volbracht. Nu leven wij niet onder de wet maar onder de genade. Heeft de wet dan haar functie verloren? Nee, de wet laat ons zien wie wij mensen zijn tegenover een heilig en rechtvaardig God. Niet met die bedoeling dat wij ons zouden uitsloven om die wet te houden maar om ons met het gezicht op onze schuld te laten vluchten tot Christus, Die gekomen is om schuldige zondaren te verlossen en te bevrijden van de vloek der wet.

Allen die zo tot Hem komen, hun zonden belijden en hun leven over geven in het volle vertrouwen dat Jezus Christus betaald heeft voor al hun schuld en zonden, zijn vanaf dat moment met God verzoend. Zij zijn opnieuw geboren. Het oude is voorbijgegaan en alles is nieuw geworden. Hoe klein en bestreden het geloof ook zijn mag, het voorwerp van hun geloof is de Almachtige. Het is niet ons geloof dat ons red, het is Jezus het voorwerp van ons geloof dat ons red. Hij heeft ons als wij wederom geboren zijn, verlost van de vloek der wet. ‘Christus heeft ons verlost van den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die aan het hout hangt, Gal. 3:13.’ Wat een heerlijk, onbegrijpelijk wonder van genade. Geen vloek, geen toorn en geen wet die over ons heerst. ‘Weet gij niet, broeders! (want ik spreek tot degenen, die de wet verstaan) dat de wet heerst over den mens, zo langen tijd als hij leeft? Rom. 7:1.’ Wij zijn met Christus gestorven en begraven en weer opgestaan in het nieuwe leven en nu heeft de wet niets meer over ons te zeggen. Als een misdadiger een straf opgelegd krijgt dan moet hij die voldoen, maar zodra deze misdadiger gestorven is heeft de wet niets meer over hem te zeggen. Nu zo is het ook in de wedergeboorte, de zondaar is dood en een heilige is opgestaan. ‘Maar nu zijn wij vrijgemaakt van de wet, overmits wij dien gestorven zijn, onder welken wij gehouden waren; alzo dat wij dienen in nieuwigheid des geestes, en niet in de oudheid der letter, Rom. 7:6.’

Nu is het geestelijke leven een heel ander leven dan voorheen in het vlees. Toen wij in het vlees leefden moesten wij zelf redeneren, overleggen en strijden tegen van alles en nog wat, nu leven wij als nieuw geboren kinderen niet in het vlees maar door de geest. Wij leven in het geloof dat Christus, onze Redder en Verlosser, voor ons de dood is ingegaan en wij met Hem, dat wij ook weer met Hem zijn opgestaan om in en door de Geest te leven. Christus Zelf leeft in ons en Zijn Geest is het Die ons wil leiden. Niet meer gevangen in de zonde maar vrij in de genade. ‘Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade, Rom. 6:14.’ En dat alles door Christus in Wie wij geloven. ‘Want het einde der wet is Christus, tot rechtvaardigheid een iegelijk, die gelooft, Rom. 10:4.’

Door te leven in Hem, met het oog en het hart naar boven gericht kan het niet anders of we zullen leven door de geest in de liefde van Christus. Dan is het niet ons leven maar het leven door Christus Die in ons leeft. Zoal het voor een zondaar van levensbelang is om in het geloof te komen tot Jezus het voorwerp van het geloof. Zo is het voor de gelovige van levensbelang om te geloven dat de wet niet meer over ons heerst. Niet onze kracht maar de kracht van de Geest. Niet levend door onze werken maar door de liefde. ‘Maar het einde des gebods is liefde uit een rein hart en uit een goede consciëntie en uit een ongeveinsd geloof; Van dewelke sommigen afgeweken zijnde, hebben zich gewend tot ijdelspreking; Willende leraars der wet zijn, niet verstaande noch wat zij zeggen, noch wat zij bevestigen. Doch wij weten dat de wet goed is, zo iemand die wettelijk gebruikt, En hij dit weet, dat den rechtvaardige de wet niet is gezet, maar den ongerechtigen en den halsstarrigen, den goddelozen en den zondaren, den onheiligen en den ongoddelijken, den vadermoorders en den moedermoorders, den doodslagers, Den hoereerders, dien die bij mannen liggen, den mensendieven, den leugenaars, den meinedigen, en zo er iets anders tegen de gezonde leer is, Naar het Evangelie der heerlijkheid des zaligen Gods, dat mij toebetrouwd is, 1 Tim. 1:5-11.’

De gelovige kent tot aan de dood de strijd tussen vlees en geest, zodra het vlees meer kracht heeft dan de geest dan komt de gelovige onherroepelijk in conflict met de wet. De wet is fataal voor het geestelijke leven. De wet is niet voor de gelovige maar voor de goddeloze zondaar. Nu is het voor de gelovige zo noodzakelijk om in en door het geloof te leven dat het oude voorbijgegaan is en alles nieuw geworden is. Het is zo belangrijk om werkelijk vrij van de wet te leven, alleen dan kan een gelovige geestelijk zijn en God de lof en de eer brengen voor de genade aan hem bewezen. Levend in de dankbaarheid en de blijdschap dat Christus alles voor ons gedaan heeft, Hem te loven en te prijzen, Hem in alles nodig te hebben en zonder Hem niets te willen, dat is het geestelijke leven. Dan kan het niet anders of de liefde heeft de overhand. ‘Zijt niemand iets schuldig, dan elkander lief te hebben; want die den ander liefheeft, die heeft de wet vervuld. Want dit: Gij zult geen overspel doen, gij zult niet doden, gij zult niet stelen, gij zult geen valse getuigenis geven, gij zult niet begeren, en zo er enig ander gebod is, wordt in dit woord als in een hoofdsom begrepen, namelijk in dit: Gij zult uw naaste liefhebben gelijk uzelven. De liefde doet den naaste geen kwaad. Zo is dan de liefde de vervulling der wet, Rom. 13:8-10.’

We hebben de ernst van het leven onder ogen gezien. Er zijn twee wegen, één weg die ten leven leid en één weg die leid naar een eeuwige verschrikking. Wees eerlijk met uzelf, bent u op weg naar de hemel of op weg naar de hel? Is God uw bron van genade, liefde, vreugde en blijdschap geworden? Of kunt u nog steeds onverschillig blijven? In de hel zal het niet meer de vraag zijn of God bestaat, daar zal de worm niet sterven, dat betekent dat uw geweten eeuwig tegen u zal getuigen. O hoe verschrikkelijk zal dat zijn. Kom, vandaag is het nog de dag van het leven, God bied u Zijn genade aan. Kom dan tot Jezus, Hij zal u redden. Niet onze werken maar het geloof in dat wat Hij voor ons deed. ‘Doch wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus, en niet uit de werken der wet; daarom dat uit de werken der wet geen vlees zal gerechtvaardigd worden, Gal. 2:16.’ Amen.

Waar zijn nu, dood, uw macht en scherpe pijlen?

Uw zeis ligt nu verbroken voor altoos.

Gods eigen Zoon, uit dood en graf verrezen,

maakt dood en graf voor eeuwig machteloos.

Immanuel, Gij hebt der helle poorten

uw macht doen zien, die haar ter neder slaat,

toen Gij de straf des zondaars wildet dragen,

van wie de naam in ‘t boek des levens staat.

Voor deze prijs hebt Gij uw bruid verkregen:

Gij gaaft voor haar U-zelf, Heer, in de dood;

voor haar waart Gij in ziele-angst en lijden.

Wat is uw liefde, Heer, ondenkbaar groot.

Gij hebt, o Heer, uw volk de kracht geschonken,

om te overwinnen in de felste strijd.

Zij wachten U met innig zielsverlangen;

Gij zijt hun kracht, Gij, die hun redder zijt.

In U alleen, Heer Jezus, is het leven,

in de ijdelheid ligt alles hier beneen;

Gij hebt ons plaats in ‘t Vaderhuis verworven;

leid Gij, o Heer, toch daarheen onze schreen.