De wind blaast waarheen hij wil, Johannes 3:8.
Aan het eind van dit jaar gekomen, mogen we met dankbaarheid vervuld, terugzien op de tijd die de Heere ons gaf. Weer heeft Hij ons willen sparen en bewaren, ieder uur is een uur van genade. Wat een wonder dat wij te midden van de wereldse chaos Zijn Woord mogen hebben. Het Woord van God dat ons onderwijst. ‘Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing die in de rechtvaardigheid is; Opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust, 2 Tim. 3:16,17.’ Het Woord dat ons leert Wie God is. Het Woord dat ons de Weg ten leven wijst. Jezus Christus Gods Zoon die het Zelf gezegd heeft. ‘Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot den Vader dan door Mij, Joh. 14:7.’ Dan willen we aan het einde van dit jaar nog één keer stilstaan bij het wondervolle onbegrijpelijke handelen van de Heilige Geest in het wonder van de zo noodzakelijke wedergeboorte.
Wat is wedergeboorte? Wat is de werking van de Heilige Geest? Is de mens passief in de wedergeboorte of wordt er iets van de mens verwacht? Kan een mens iets doen om behouden te worden? Gaat een mens om eigen schuld verloren, of is dat omdat God hem of haar niet heeft uitverkoren? Dit zijn zo wat levensbelangrijke vragen waarmee veel mensen worstelen. Het antwoord op deze vragen is van zo groot belang dat ik u ernstig wil vragen om het antwoord te zoeken in Gods Woord. Het is God Zelf Die u wil leren hoe groot, rechtvaardig, genadig, vol van goedertierenheid en waarheid Hij is. ‘Welgelukzalig is de mens die naar Mij hoort, dagelijks wakende aan Mijn poorten, waarnemende de posten Mijner deuren. Want die Mij vindt, vindt het leven, en trekt een welgevallen van den HEERE, Spr. 8:34,35.’
Nicodémus, een overste der Joden uit de sekte van de Farizeeërs, leefde in de tijd dat de Heere Jezus wandelde op deze aarde. De woorden van Jezus maakte indruk op hem en wel zo dat hij in de nacht, de Heere Jezus opzocht. Het feit dat hij in de nacht ging maakt duidelijk dat hij bang was om gezien te worden. De Joden hadden een afspraak gemaakt dat al wie beleed dat Jezus de Christus was, niet meer in de synagoge mocht komen (Joh. 9:22). Om die reden durfde mensen niet met vrijmoedigheid over hem te spreken (Joh. 7:13). Toch zien we dat deze Nicodémus de moed neemt om Jezus te bezoeken. Hij wilde een antwoord hebben op zijn vragen en tot wie kunnen wij beter gaan dan tot Jezus?
Nicodémus begint het gesprek met: ‘Rabbi, wij weten dat Gij zijt een Leraar van God gekomen; want niemand kan deze tekenen doen die Gij doet, zo God met hem niet is, Joh. 3:2.’ Hier spreekt hij duidelijke taal, God moet wel met Jezus zijn, hoe zou Hij anders al deze tekenen kunnen doen. Nicodémus was getuige geweest van de wonderen die Jezus deed en de woorden die Hij sprak als macht hebbende en niet als de schriftgeleerden (Matth. 7:29). Hij begreep niet dat hij oog in oog zat met de Zaligmaker der wereld. Jezus de Zoon van God, God uit God en mens uit mens.
‘Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien, Joh. 3:3.’ Wat een onderwijs. Wat een vreemde woorden voor Nicodémus, die geloofde dat hij door eigen doen en laten de zaligheid verdienen kon. Hij was onderwezen in de wetten van Mozes en gaf zelf onderwijs aan de mensen hoe zij moesten leven. Het was een man met veel verstand, prachtige woorden en een voorbeeldig leven maar van genade had hij nog niets begrepen. Wedergeboorte was iets onbekends. ‘Nicodémus zeide tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, nu oud zijnde? Kan hij ook andermaal in zijner moeders buik ingaan en geboren worden? Joh. 3:4.’ Nicodémus begreep niet dat Jezus hier sprak over een geestelijk geboren worden. Een geboren worden uit water en Geest, zoals we ook lezen in Titus 3:5: ‘Heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes.’
In de doop zien we symbolisch het bad der wedergeboorte, een sterven, begraven en een opstaan uit de dood. De oude mens wordt begraven in het waterbad en daaruit op komt de wederomgeboren mens, niet meer levend in het vlees maar door de Geest. De doop is het symbool en tegelijk een belijdenis waarin de mens die tot het geloof gekomen is, belijd zijn oude leven achter te laten en in een nieuw Godzalig leven te willen wandelen. Een getuigenis tegenover de hemel, de gemeente maar ook tegenover de overheden en de machten in de lucht. Een wederomgeboren mens leeft door water en geest. De wassingen van het water dat is het Woord. ‘Gijlieden zijt nu rein om het woord dat Ik tot u gesproken heb, Joh. 15:3.’ Zoals de priester onder het oude verbond moest gaan naar het koperen wasvat om zichzelf te reinigen zo gaan wij tot het Woord en worden gereinigd.
Voor Nicodémus, die leefde in het vlees, was het alles zo onbegrijpelijk. Jezus sprak: ‘Verwonder u niet dat Ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden, Joh. 3:7.’ Jezus wist, dat Nicodémus er niets van begreep en gaat verder met Zijn hemels onderwijs. ‘De wind blaast waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet vanwaar hij komt en waar hij heengaat; alzo is een iegelijk die uit den Geest geboren is, Joh. 3:8.’ Zoals wij de wind wel horen maar niet weten waar het vandaan komt en waar het heengaat zo is het ook in het geestelijke. Wie kan verklaren wat wedergeboorte ten diepste is en hoe het er aan toe gaat? Wie kan de route uitstippelen en de maat meten? Het is al uit God, door God en tot God. Het is de Heilige Geest die harde harten verbreekt. ‘En Ik zal hun enerlei hart geven, en zal een nieuwen geest in het binnenste van u geven, en Ik zal het stenen hart uit hun vlees wegnemen, en zal hun een vlezen hart geven, Ezech. 11:19.’
Wij mensen kunnen de verborgenheden niet bevatten. Wij kunnen de werking van Gods Geest niet verklaren. ‘Gelijk gij niet weet welke de weg des winds zij, of hoedanig de beenderen zijn in den buik van een zwangere vrouw , alzo weet gij het werk Gods niet, Die het alles maakt, Pred.11:5.’ Laat de Heere Jezus ons in Zijn onderwijs dan achter met duizend vragen waarop wij nooit een antwoord krijgen? Is zijn onderwijs dan bedoeld om ons wanhopig te maken? Nee, dit is niet het doel waartoe God de Vader Zijn Zoon geschonken heeft. ‘Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem, 1 Joh. 4:9.’
Jezus gaat door met een heel eenvoudig voorbeeld te nemen. Een voorbeeld waar wij allemaal een duidelijk beeld bij kunnen hebben. Lang voor het gesprek van Nicodémus met de Heere Jezus wandelde het volk Israël door de woestijn. Verlost van het juk van de Egyptenaren waren ze op weg naar het beloofde land. God zelf ging hen voor, Hij zorgde iedere dag voor voldoende eten en drinken toch, ieder keer weer was het volk opstandig en mopperde het tegen God. Als ze trekken om het land van de Edomieten, zijn ze verdrietig en beginnen te mopperen tegen God en Mozes. ‘Waarom hebt gijlieden ons doen optrekken uit Egypte, opdat wij sterven zouden in deze woestijn? Want hier is geen brood, ook geen water, en onze ziel walgt over dit zeer lichte brood, Num. 21:5.’ Als straf op deze ontevredenheid zond de Heere God vurige slangen die het volk beten. Veel Israëlieten stierven door de giftige beten. Toen klonk het uit hun mond. ‘Wij hebben gezondigd, omdat wij tegen de HEERE en tegen u gesproken hebben; bid den HEERE, dat Hij deze slangen van ons weg neme, Num. 21:7.’ Mozes kreeg een opdracht. ‘Maak u een vurige slang en stel ze op een stang; en het zal geschieden dat al wie gebeten is, als hij haar aanziet, zo zal hij leven, Num. 21:8.’ En dan lezen we in het 9e vers: ‘en het geschiedde als een slang iemand beet, zo zag hij de koperen slang aan en hij bleef levend.’
De mens had gezondigd in opstand tegen God, God zond de straf, het volk beleed schuld en God schonk hen de verlossing. Werden dan alle Israëlieten weer beter? Nee, alleen zij die de boodschap van verlossing geloofden en zagen op de koperen slang.
Dit beeld nu, neemt de Heere Jezus in het onderwijs aan Nicodémus. ‘En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden, Opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe, Joh. 3:14 en 15.’
De Israëlieten die vertrouwden op eigen inzichten en het weigerden om te zien op de verhoogde slang moesten onherroepelijk de dood sterven. Zij die zelf niets hadden om zich te redden en keken naar de slang werden behouden. En alzo is de Zoon des mensen verhoogd, opdat een ieder die in Hem gelooft niet verderve maar eeuwig leve hebbe. God vraagt geen ingewikkelde dingen. Hij weet dat wij mensen onszelf niet kunnen redden. Daartoe zond Hij Zijn eigen Zoon. Wij hebben gezondigd in opstand tegen God. God overtuigd door Woord en Geest dat wij gezondigd hebben. Gelooft u dat? Belijdt uw zonden en zie op Jezus, Die verhoogd is aan het kruis op Golgotha en uw zonden zijn u vergeven. ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe, Joh. 3:16.’ Het is geen hogere wiskunde, u wordt niet gevraagd uzelf op te knappen. U hoeft de Bijbel niet uit uw hoofd te leren. U mag komen zoals u bent. Er is genade overvloeiende voor alle zondaren. ‘Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden, Joh. 3:17.’ Zie dan die Goddelijke liefde, hoort dan de blijde boodschap, verlaat alles wat geen stand houdt en richt uw hart en oog op de verhoogde Christus. Daar hing Hij de lang verwachte Messias tot een vloek geworden tussen hemel en aarde. De aarde wilde Hem niet hebben en de hemel was gesloten. O, wat een Heiland is onze Jezus. Daar hing Hij vrijwillig, nam al onze schuld en zonde op Zich met dat éne doel. Zondaren te zaligen van hun zonden en weer te herstellen in de gemeenschap met God de Vader. Zie daar, daar is de Weg geopend tot God de Vader. Nu is er geen verdoemenis voor diegenen die in Christus Jezus Zijn (Rom. 8:1). Allen die gelovig op hem zien, zullen eeuwig leven. Want: ‘Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam van den eniggeboren Zone Gods, Joh. 3:18.’
O Lieve vrienden, die gelooft wordt niet veroordeeld. Maar die niet gelooft is al veroordeeld en waarom? Omdat hij of zij niet gelooft in Jezus Christus de Zoon van God. ‘En dit is het oordeel, dat het Licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht; want hun werken waren boos, Joh. 3:19.’ Hoe is het nu met u? Hebt u de zalige rust gevonden in de doorboorde handen van Jezus? Heeft het water dat uit Zijn zijde stroomde u gereinigd en het bloed u verzoent? Dan mag u weten en geloven dat zijn dood uw leven werd. Daar op het kruis, is uw oude mens gekruisigd en nu mag u leven in de kracht van Zijn opstanding. ‘Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor, dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levend zijt in Christus Jezus, onzen Heere, Rom. 6:11.’
Zo zien we dat alles uit God voortvloeit. ‘Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft, 1 Joh. 4:19.’ God zond Zijn Zoon ter verlossing, wij mogen gelovig zien en voor altijd met Hem leven. Zo is het geloven in Jezus Christus het antwoord op het Woord van God en tegelijk het zichtbare effect van een onzichtbaar handelen van God. Het is de trekkende liefde van de Vader (Joh. 6:44). Terwijl de mens zich aan Christus geeft, geeft de Vader hen aan Hem. Terwijl de mens kiest voor God is het God die hen kiest. Het is niet van elkaar los te koppelen, wij zijn geen stokken en blokken die wachten op God. Het hele heilsgebeuren in Christus Jezus is een eenheid, het is niet een daad van mensen en een handelen van God, het is één geheel, het gaat van God uit, wordt door Hem geleid en zal ook door Hem voleindigd worden. Het is voor ons mensenverstand een mysterie een verborgenheid. Ons wordt niet gevraagd om daarin te wroeten en het te willen verklaren, laten wij het wonder bewonderen en Gods genadige liefde aanbidden tot eer en glorie van Zijn Naam. ‘De wind blaast waarheen hij wil’ Wat een troost, God gaat door met het verzamelen van Zijn kinderen, uit alle volkeren, geen zondaar heeft te lang, teveel of te diep gezondigd, in het bloed van Jezus Christus is vergeving van alle zonden. Hallelujah, lof zij het Lam.
Psalm 116 vers 7
Wat zal ik, met Gods gunsten overlaân,
Dien trouwen HEER’ voor Zijn genâ vergelden?
‘k Zal, bij den kelk des heils, Zijn Naam vermelden,
En roepen Hem met blijd’ erkent’nis aan.