Volg ons op YouTube

De zonde tegen de Heilige Geest.

Heb ik de zonde tegen de Heilige Geest begaan? Deze vraag is al door duizenden mensen gesteld. Deze ernstige vraag heeft veel mensen in de greep. Al heel wat mensen hebben zichzelf van het leven berooft in de overtuiging dat er voor hen geen redding meer mogelijk was omdat zij gezondigd zouden hebben tegen de Heilige Geest.

Ik kan me nog heel goed de tijd herinneren dat ik in de overtuiging leefde dat ik van God hield maar God niet van mij. Ik zocht Hem maar ik vond Hem niet. Mijn hart riep de hele dag naar God en juist toen waren er momenten dat de vloeken door mij gedachten kwamen. Vloeken waarvan ik huiverde als ik ze andere mensen hoorden gebruiken. Hoe kon dit? Hoe was dit mogelijk? Deed ik de zonde tegen de Heilige Geest, zoals mijn gedachten mij wijsmaakten? Ik weet dat er mensen zijn die gevangen zitten in deze zelfde strik, ik wens en bid dat Gods Woord en Gods Geest u en jou zullen overtuigen dat satan alles in het werk stelt om u en jou te laten wanhopen aan Gods liefdevolle genade. Satan weet dat er voor hem geen vergeving meer mogelijk is en hij stelt alles in het werk om u en jou te laten geloven dat er geen vergeving meer mogelijk is. ‘Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u. Zijt nuchter en waakt; want uw tegenpartij, de duivel, gaat om als een briesende leeuw, zoekende wien hij zou mogen verslinden, 1 Petr. 5:7,8.’

In de tijd dat de Heere Jezus op deze aarde wandelde heeft Hij gepredikt de vergeving der zonden. Hij riep de mensen op om zich af te keren van de zonden, van de wereld en zich te bekeren tot de levende God. Waar Hij was, openbaarde Hij Zichzelf als Gods Zoon. ‘De blinden worden ziende en de kreupelen wandelen, de melaatsen worden gereinigd en de doven horen, de doden worden opgewekt en den armen wordt het Evangelie verkondigd, Matth. 11:5.’ Of de mensen nu wilden of niet, er was iets bijzonders aan deze Jezus. Zij werden verslagen, verbaas en verwonderd. ‘Want Hij leerde hen als macht hebbende, en niet als de schriftgeleerden, Matth. 7:29.’

Als Jezus op een dag weer in Kapernaüm komt wordt er een lamme man op een bed tot Hem gebracht. Als Jezus hun geloof ziet, zegt Hij tot de lamme man: ‘Zoon wees welgemoed; uw zonden zijn u vergeven, Matth. 9:2.’ Sommigen schriftgeleerden bedachten in hun hart, ‘Deze lastert God.’ Ondanks de wonderen die zij gezien hadden, beschuldigden zij de Heere Jezus van godslasteringen. Jezus, Die hun gedachten wel wist sprak hen aan en vroeg hen waarom zij kwaad dachten. En dan zegt Hij: ‘Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde de zonden te vergeven’ sprak Hij tot de lamme man: ‘Sta op, neem uw bed op en ga heen naar uw huis.’ De man staat op en gaat naar huis, de mensen verwonderden zich en verheerlijkte God. Of zij nu wilden of niet, de schriftgeleerden moesten wel erkennen dat deze kracht alleen van God kon zijn. Verder lezen we in de geschiedenis dat Jezus nog vele wonderen deed, ook onderwees hij de mensen, de farizeeën en schriftgeleerden opdat zij zouden geloven. Maar de farizeeërs en schriftgeleerden bewezen met al hun kennis en schijnvroomheid dat zij geen behoefte hadden aan een Verlosser. Zij konden met al hun wetten zichzelf nog aardig redden. Jezus, de Volmaakte, zonder zonde heeft de wet vervuld en liet met Zijn daden zien dat niet de wet van Mozes, maar Hijzelf alleen het leven gaf. Op de sabbat ging Hij met Zijn discipelen door het veld, zij plukten aren en aten daarvan. De farizeeërs beschuldigden hen maar Jezus nam het voor hen op. Als Jezus dan in de synagoge komt, proberen de farizeeërs Hem te vangen door Hem de wet te laten overtreden. Er was een man met een dorre hand. De farizeeërs vragen Jezus. ‘Is het ook geoorloofd op de sabbatdagen te genezen?’ Ze vroegen dit in de hoop Hem te kunnen vangen. Eenvoudig vraagt Jezus: Een schaap zou je toch redden als het op de sabbat in de gracht valt? ‘Hoeveel gaat nu een mens een schaap te boven? Zo is het dan op de sabbatdagen geoorloofd wel te doen.’ ‘Toen zeide Hij tot dien mens; strek uw hand uit. En hij strekte ze uit, en zij werd hersteld, gezond gelijk de andere.’ Wat een wonder! Geloofden zij nu wel in hem? We lezen: ‘En de farizeeën uitgegaan zijnde, hielden tezamen raad tegen Hem, hoe zij Hem doden mochten, Matth. 12:14.’

Hoe was Gods Geest hier kennelijk aan het werk. Jezus sprak als machthebbende, Hij gaf opdracht om een dorre hand uit te strekken, iets wat geheel onmogelijk was. De man gehoorzaamde in het geloof en zie daar was leven. Jezus is het Leven. ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven, Joh. 5:25’

‘Toen werd tot Hem gebracht een van den duivel bezeten, die blind en stom was, en Hij genas hem, alzo dat de blinde en stomme beide sprak en zag, Matth. 12:22.’ De mensen ontzetten zich en zeggen: ‘Is niet deze de Zone Davids?’ De mensen werden er van overtuigd dat Jezus de Zone Davids de lang verwachte Messias was. Hij die komen zou om hen te verlossen. Geloofden de farizeeërs nu ook? Hoor hun getuigenis: ‘Deze werpt de duivelen niet uit dan door Beëlzebul, den overste der duivelen.’ Hoe hard en verhard, hoe willens en wetens wordt hier het werk van Gods Geest toegeschreven aan de duivel. Hier wordt Jezus, God Zelf, uitgemaakt voor een dienstknecht van de duivel. Ook deze beschuldiging weerlegt Jezus op eenvoudige wijze. ‘Een koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeelt is, wordt verwoest; en een ieder stad of huis, dat tegen zichzelf verdeeld is, zal niet bestaan. En indien de satan den satan uitwerpt, zo is hij tegen zichzelven verdeeld; hoe zal dan zijn rijk bestaan? Maar indien Ik door den Geest Gods de duivelen uitwerp, zo is dan het Koninkrijk Gods tot u gekomen.’

We zien hier hoe de farizeeën ondanks dat wat ze hoorden en zagen, ondanks de overtuigingen, Jezus en Zijn werk uitmaakten voor satans werk. Dan horen we het oordeel van Jezus. ‘Wie met Mij niet is, die is tegen Mij; en wie met Mij niet vergadert, die verstrooit. Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering zal den mensen vergeven worden; maar de lastering tegen den Geest zal den mensen niet vergeven worden. En zo wie enig woord gesproken zal hebben tegen den Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo wie tegen den Heiligen Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende, Matth. 12:30-32.’

Nu zijn we gekomen bij het punt over de lastering tegen de Geest. We moeten dit goed onderscheiden van de zonde tegen de Heilige Geest. Ieder zonde is een zonde tegen God de Vader, Gods de Zoon en God de Heilige Geest. Maar juist daarvoor is Jezus de Verlosser gekomen. Mijne kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt; en indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, den Rechtvaardige; En Hij is een Verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden der gehele wereld, 1 Joh. 2:1,2.’ Er is vergeving, voor de grootste zondaren. Wie u ook bent wat u ook gedaan hebt, als u komt tot Jezus dan zult u vergeving ontvangen. Lastering daarentegen, is tegen beter weten in, tegen alle overtuigingen in, het werk van Jezus toeschrijven aan de duivel. Als u getuige bent van het werk van de Heilige Geest, doordat u wonderen ziet gebeuren en u schrijft dit willens en wetens toe aan de duivel dan lastert u de Heilige Geest. En dan geldt voor u het oordeel dat er geen vergeving meer mogelijk is.

Maar lieve vrienden, als je bang bent deze zonde te hebben gedaan, als je verlangt naar de verlossing, wees er dan van overtuigd dat je deze zonden niet begaan hebt. Zij die deze zonden hebben begaan, verlangen niet naar vergeving. Zij zitten er niet over in of zij deze zonden doen en gedaan hebben. Jezus is de Verlosser, Hij kwam om zondaren te verlossen van zonden en schuld, te verlossen van de satan, dood en hel. Hij is voor ons de dood ingegaan en heeft het eeuwige leven verworven. Kom dan en rust in Zijn volbrachte werk.

De vraag wordt wel eens gesteld of kinderen van God deze zonde ook kunnen begaan. Het antwoord is eenvoudig, nee. Hun leven is een levende wandel met God. Zij rusten in het werk van Christus en hun hart is vervuld met Zijn liefde. Verschrikkelijk genoeg zondigen ook zij, maar hun zonden zijn hun vergeven. Nooit zullen zij in wie de Geest van God woont deze Geest kunnen lasteren. Wel kunnen zij grove zonden doen, denk aan Petrus die Zijn meester verloochende. Maar denk ook aan zijn bittere tranen toen Jezus Hem aankeek. Hoe lief had Petrus Hem, die hem liefhad al voordat Petrus Hem kende.

Persoonlijk ken ik een man die boeken schreef over de Bijbelse waarheden. Hij verdedigde theologische standpunten en beschreef zijn eigen bekering, zoals dat paste in het hyper calvinistische stappenplan. Ik kreeg een briefwisseling met hem en kwam tot de ontdekking dat hij helemaal was afgeweken van de Bijbelse leer. Met schrijven was hij niet gestopt, alleen het roer wat omgegooid. Hij beweerde nu in zijn geschriften dat Jezus nooit bestaan heeft. Allemaal hersenschimmen en bedenksels van mensen. Niet het leven van en door genade maar het leven door eigen werken, dat is zijn visie geworden. Op verschrikkelijke wijze maakt hij de Heere Jezus belachelijk en verwerpt elke Bijbelse waarheid rondom Zijn Persoon. Nu heb ik geworsteld hoe ik hier mee om moest gaan en op een nacht legde ik al deze zaken aan de Heere God voor. Hierna nam ik het Woord en begon zomaar te lezen en tot mijn verbazing las ik juist dit gedeelte uit Matthéüs 12. Ik was hevig onthutst en verdrietig, zou ik deze man dan nooit meer kunnen bereiken? Zou hij dan verloren zijn? Ik schreef hem een brief waarin ik mijn zorgen verwoorde. Zijn antwoord was onverschillig en verdedigend. Nu sprak ik een broeder die precies dezelfde ervaring met hem had. Deze had in een één op één gesprek zijn zorgen geuit en hem gewezen op Matth. 12 en in plaats van verootmoediging begon hij te lachen.

Waarom schrijf ik dit? Niet om deze man slecht te maken, maar om te laten zien wat de vrucht is van deze zonde. Er is geen verlangen naar vergeving. Er is geen verlangen naar Jezus. Nee, Jezus is niet de verlosser en Zaligmaker volgens hen die deze zonden begaan. Hoe zullen zij dan ooit zalig worden? ‘Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden, Maar een schrikkelijke verwachting des oordeels, en hitte des vuurs, dat de tegenstanders zal verslinden. Als iemand de wet van Mozes heeft tenietgedaan, die sterft zonder barmhartigheid onder twee of drie getuigen; Hoeveel te zwaarder straf, meent gij, zal hij waardig geacht worden, die den Zone Gods vertreden heeft, en het bloed des testaments onrein geacht heeft, waardoor hij geheiligd was, en den Geest der genade smaadheid heeft aangedaan? Hebr. 10:26-29.’

We hebben gezien dat er geen vergeving is voor hen die de Heilige Geest lasteren. Als wij het werk van de Heere Jezus belachelijk maken, wie zal ons dan verlossen? We hebben ook gezien dat er voor elke zonde buiten deze zonde om vergeving is. En toch, lieve mensen, als wij sterven zonder Jezus Christus als onze Zaligmaker, zullen we voor eeuwig verloren gaan. Voor de zonde van het blijvende ongeloof is geen vergeving!

Lieve vrienden, verlang je naar de verzoening in Christus Jezus? Weet dan dat Hij je volkomen zalig maakt als je tot Hem komt. ‘Komt dan, en laat ons tezamen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol, Jes. 1:18.’ Verwacht het niet van jezelf maar kom zoals je bent en ervaar de verzoening, de verlossing, de vrede en de alles vervullende liefde van God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen. Want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht, Matth. 11L28-30.’

Psalm 96 vers 1

Zingt, zingt een nieuw gezang den HEERE;

Zing, aarde, zing dien God ter ere;

Looft ‘s HEEREN Naam met hart en mond;

Vermeldt Zijn heil op ‘t wereldrond;

Dat dag aan dag Zijn roem vermere.