Deugdzaam
‘Voorts, broeders, al wat waarachtig is, al wat eerlijk is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat liefelijk is, al wat wel luidt, zo er enige deugd is, en zo er enige lof is, bedenkt datzelve, Filip. 4:8.’
Het doet mij deugd om samen met u na te denken over het deugdzame karakter dat zich onderscheid van de ondeugd. Hoewel de woorden deugd en deugdzaam wat onbekender zijn geworden is de betekenis niet minder duidelijk. In gedachten zien we bij het rode verkeerslicht een jonge dame, netjes staan wachten, gekleed in een degelijke lange rok, terwijl van de overzijde een ondeugende jongen dwars door het rode licht loopt en heel onfatsoenlijk op de grond spuugt. Hoewel we kunnen verschillen over het inzicht, in degelijk, fatsoenlijk en netjes, zijn dit allen synoniemen voor het woord deugdzaam.
De Heere God is de bron van alle deugd, Zijn eigenschappen van wijsheid, rechtvaardigheid, genade en barmhartigheid openbaren ons Zijn heiligheid, als de Hoogverhevene boven alle ondeugdelijkheid van mensen. Als Schepper van hemel en aarde, roept Hij mensen in Zijn nabijheid, om door genade te leven uit Zijn genade. Als wij met Hem leven als de bron van alle deugd, dan zullen ook wij veranderd worden naar Zijn beeld en zal het deugdzame karakter ook in ons leven openbaar komen.
Hoewel alle mensen, vervreemd van God, door natuurlijke geboorte niet leven bij de bron van deugd maar leven bij eigen kracht en inzicht als slaven van de zonde en de duivel, worden alle mensen door het Woord van God opgeroepen om zich te bekeren, door zich af te keren van de zonden en zich te keren tot de levende God. Christus Jezus, de Zoon van God en de Zaligmaker der wereld is als de genadegift van God de Vader door Hem geschonken opdat zondaren in Hem het leven zouden vinden.
God de Vader heeft een volk verkoren dat Hem zou dienen en Zijn deugden zou bekend maken aan de wereld door Woord en daad. Zo heeft Hij het volk Israël apart gezet van alle heidenen, hen Zijn wetten gegeven opdat zij afgezonderd van de ondeugden van de wereld deugdelijk zouden leven in het besef dat er zonder bloedstorting geen vergeving van zonden is. Door het leven volgens Zijn geboden leefden zij heilig en bij overtreding was daar een lam dat plaatsvervangend stierf. Hoewel het leven naar Gods geboden een tijdelijke zegen geeft, heeft God nooit beloofd dat de mens eeuwig leven zou ontvangen door het onderhouden van de wet. Habakuk begreep net als Abraham, Izak, Jakob en Mozes dat de rechtvaardige door zijn geloof zal leven (Hab. 2:4).
Net voor het geven van de tien geboden spreekt de HEERE: ‘Nu dan, indien gij naarstiglijk Mijner stem zult gehoorzamen, en Mijn verbond houden, zo zult gij Mijn eigendom zijn uit alle volken, want de ganse aarde is Mijn; En gij zult Mij een priesterlijk koninkrijk, en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden, die gij tot de kinderen Israëls spreken zult, Ex. 19:5,6.’ Wat een rijke belofte en een alles overtreffende zegen. Zijn eigendom te zijn, een heilig volk te zijn, dat deugdzaam is in Zijn oog. Het Oude Verbond ook wel genoemd het Oude Testament voorzag niet alleen in geboden maar ook in bloedige slachtoffers, al deze slachtoffers wezen heen naar de komende Messias die als Zaligmaker der wereld Zijn bloed, het bloed van het Nieuwe Verbond of Nieuwe Testament zou storten. De schuld van hen die gelovig schuilden achter het bloed van het Oude Verbond en gehoorzaam leefden bij dat verbond, is nu in Christus verzoend, zoals zij verzoend is en wordt, van hen die gelovig schuilen achter het bloed van Christus en Hem gehoorzaam volgen.
Helaas wordt er vandaag vaak gesproken over het Oude Testament als iets waarvan we wel heel dankbaar mogen zijn dat wij daar nu niet meer onder leven. Terwijl ik geloof dat er vele gelovige zijn geweest onder het Oude Verbond die meer diepte hebben gezien in schuld en zonde en het plaatsvervangend lijden en sterven van het Lam, dan menig gelovige vandaag. God is goed, God was goed en God zal altijd goed zijn. De gelovige onder het Oude Verbond kon alleen leven bij genade en zo kunnen ook wij vandaag alleen leven door Gods genade, ons geschonken in de Heere Jezus Christus.
Wat een zegen om deze deugden te mogen bekend maken, dat is waar het volk Israël voor geroepen werd, zoals we lazen in Exodus 19, geroepen om een priesterlijk koninkrijk te zijn. In Leviticus 11 roept de HEERE Zijn volk op om heilig te leven omdat Hij heilig is. Met deze zelfde woorden roept Petrus op om heilig te zijn. Bijzonder dat ook Petrus de verstrooide Israëlieten die opgegaan waren onder de heidenen bemoedigd met de woorden uit Exodus 19. ‘Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht, 1 Petrus 2:9.’ Hier spreekt Petrus de uitverkorenen aan die vanuit de duisternis zijn getrokken en overgezet zijn in het Koninkrijk van Gods Zoon. Zij mochten door het geloof weten dat hun zonden in Christus verzoend waren en mochten nu de deugden Gods verkondigen. Zij waren opgegaan onder de heidenen, zij waren Lo-Ammi geworden (Hos. 1:9), dat betekent; niet meer Mijn volk. Maar nu zijn zij in Christus, door het geloof kinderen van God de Vader. ‘Gij, die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt; die eertijds niet ontfermd waart, maar nu ontfermd zijt geworden, 1 Petr. 2:10.’ Deze woorden zijn in de eerste plaats gericht tot de door het ongeloof afgebroken takken uit de edele olijfboom, die door het geloof weer opnieuw zijn ingeënt. Maar zijn wij als gelovige uit de heidenen dan geen koningen en priesters, mogen wij dan Gods deugden niet verkondigen? Horen wij niet bij het volk Israël? Als God hen bijzonder zegende met Vaderlijke zorg en wijsheid in Zijn wetten, is dat voor ons dan allemaal niet waardevol?
Jawel, de onveranderlijke God, is voor Abraham dezelfde God als Hij voor ons wil zijn. Door het geloof in de Heere Jezus Christus is het mogelijk om met Hem in gemeenschap te leven. Door het geloof zijn wij het zaad van Abraham (Gal. 3:9, Rom. 4:16), en is het verschil tussen Jood en heiden opgelost, één Herder met één kudde, ja één HEERE genadig over allen die Hem aanroepen. Hosea profeteerde: ‘Nochtans zal het getal der kinderen Israëls zijn als het zand der zee, dat niet gemeten noch geteld kan worden; en het zal geschieden dat ter plaatse, waar tot hen gezegd zal zijn: Gijlieden zijt Mijn volk niet; tot hen gezegd zal worden: Gij zijt kinderen des levenden Gods, Hos. 1:10.’ Petrus de apostel onder hen die besneden waren, gebruikte deze woorden tot bemoediging en versterking in het geloof. Zo ook Paulus de apostel onder de heidenen: ‘Welke Hij ook geroepen heeft, namelijk ons, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen. Gelijk Hij ook in Hoséa zegt: Ik zal hetgeen Mijn volk niet was, Mijn volk noemen, en die niet bemind was, Mijn beminde. En het zal zijn, in de plaats, waar tot hen gezegd was: Gijlieden zijt Mijn volk niet, aldaar zullen zij kinderen des levenden Gods genaamd worden, Rom. 9:24.’ Wat een heerlijke verborgenheid openbaart ons het Evangelie, in Christus is Jood en heiden één. Door de dood van de Heere Jezus Christus is de middelmuur des afscheidsels gebroken, (Ef. 2:11-22) en is de vijandschap tussen Jood en heiden verzoend. Laten wij, geliefde broeders en zusters oppassen om niet opnieuw een muur te bouwen tussen Jood en heiden, want Hij is onze vrede die deze beide één gemaakt heeft. Een gelovige Jood mag de deugden Gods verkondigen, zo mogen ook wij als gelovige uit de heidenen, geplant met de gelovige Jood in de edele olijfboom, (Rom. 11) Zijn deugden verkondigen tot heil van de wereld. Wij zijn samen met alle gelovigen het zout der aarde om te verkondigen dat de Heere goed, rechtvaardig, genadig en barmhartig is en dat er volkomen vrede te vinden is in Christus Jezus onze Heiland. ‘Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe, dan om buiten geworpen, en van de mensen vertreden te worden, Matth. 5:13.’
Lieve vrienden, Zijn wij een deugdzaam zout? Verheerlijken wij God door Woord en daad, geloven wij dat het bloed van Christus ons reinigt van alle zonden en wandelen wij nu door het geloof in de voetstappen van Abraham en Christus? ‘En hieraan kennen wij, dat wij Hem gekend hebben, zo wij Zijn geboden bewaren. Die daar zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet bewaart, die is een leugenaar, en in dien is de waarheid niet; Maar zo wie Zijn Woord bewaart, in dien is waarlijk de liefde Gods volmaakt geworden; hieraan kennen wij, dat wij in Hem zijn. Die zegt, dat hij in Hem blijft, die moet ook zelf alzo wandelen, gelijk Hij gewandeld heeft, 1 Joh. 2:3-6.’ Zo niet, bekeert u en gelooft het Evangelie. Zo Ja, denk aan Ruth, zij begeerde maar één plek dat was aan de voeten van Boaz en hoor wat hij van haar getuigde: ‘En nu, mijn dochter, vrees niet; al wat gij gezegd hebt, zal ik u doen; want de ganse stad mijns volks weet, dat gij een deugdelijke vrouw zijt, Ruth. 3:11.’ Laten wij met Ruth geen andere plaats verkiezen dan aan de voeten van onze Heiland. Hij Die voor ons de dood heeft overwonnen, is gezeten aan de rechterhand Gods, waar Hij als Hogepriester voor ons bidt. Nog een kleine tijd en Hij komt. Hebt goede moed, in deze wereld zullen wij verdrukt worden maar Hij heeft de wereld overwonnen. Hij heeft ons alles geschonken wat tot het leven en de Godzaligheid behoort en heeft ons geroepen tot heerlijkheid en deugd (2 Petr. 1:3). De Heere zegene u tot glorie van Zijn Naam. Amen.
Wilco Vos Veenendaal 25-04-2017