Dwalende schapen
‘Het verlorene zal Ik zoeken, en het weggedrevene zal Ik wederbrengen, en het gebrokene zal Ik verbinden, en het kranke zal Ik sterken; maar het vette en het sterke zal Ik verdelgen, Ik zal hen weiden met oordeel, Ezech. 34:16.’
Een trouwe Herder, Die zich ontfermt over dwalende schapen. Wat een troost voor hen die vermoeid en belast zijn. Wat een troost voor hen die werkelijk niet meer weten hoe het verder moet. We zien in gedachten een kudde schapen voor ons. Voorop gaat de herder op zoek naar grazige weiden waar zijn kudde kan rusten en zich kan voeden. Achteraan zien wij een schaap dat de kudde verlaat. Waarom? Is het schaap het moe om steeds maar achter dezelfde herder aan te gaan, is het gekwetst door de andere schapen of is het de sterke drang naar iets anders dat haar de kudde en de herder doet verlaten? Wij weten het niet maar één ding is zeker het schaap verdwaalt omdat het de herder kwijt is. Het is op zoek naar verse weiden, maar het dwaalt hoe langer hoe verder weg. Een schaap is kieskeurig, het zal niet zomaar alles eten, nee het beste gras is alleen goed voor een schaap. Maar, waar vindt ze dat? Ze denkt terug aan de tijd dat ze zo heerlijk mocht rusten en grazen te midden van de kudde. Wat was het heerlijk om de herder te zien en de geborgenheid te ervaren in zijn nabijheid te zijn. Als het landschap dan eens woest werd of de wolven brulden, dan was daar altijd de herder. Dan liep hij eens achter de kudde om hen te drijven, dan weer ging hij hen voor. Maar nu, waar is de kudde? Waar is de herder? Hoe zal dit ooit nog goed komen? En dan ineens, daar is de herder, hij is zijn schaap niet vergeten, hij is op zoek gegaan om juist dat verloren, weggedreven schaap te zoeken, hij gaf niet op, totdat hij het gevonden had. Hij spreekt geen harde woorden, hij slaat het vermagerde, opgejaagde en verwarde schaap niet maar pakt het in zijn sterke armen en draagt het dwars door het woeste land, weer terug naar de kudde.
‘Het verlorene zal Ik zoeken.’ God Zelf zoekt het verlorene, het weggedrevene en zal het wederbrengen. Het volk Israël was als een kudde verdwaalde, ronddolende schapen, zonder herder. Zij die de kudde moesten weiden, weiden zichzelf. ‘Gij eet het vette en bekleedt u met de wol, gij slacht het gemeste, maar de schapen weidt gij niet. De zwakken sterkt gij niet, en het kranke heelt gij niet, en het gebrokene verbindt gij niet, en het weggedrevene brengt gij niet weder, en het verlorene zoekt gij niet; maar gij heerst over hen met strengheid en met hardigheid. Ezech. 34:3,4.’ God ziet dit vanuit de hemel, Hij spreekt het oordeel uit over deze valse herders en belooft Zijn schapen te zullen opzoeken. ‘Want zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik, ja, Ik zal naar Mijn schapen vragen en zal ze opzoeken, Ezech. 34:11.’ De schapen zoeken de herder niet, in hun dwaasheid dwalen zij alsmaar verder bij de herder vandaan. Nee, de herder zoekt de schapen op om hen te weiden, in rust en vrede. En zo, lieve vrienden zoekt God Zijn schapen, Hij staat in voor het heil van Zijn volk Israël. Hoe de satan, met de wereld. ook alles in het werk gesteld heeft en stelt om dat verachte volk te verderven, het zal leven omdat God leeft en Zijn Woord de Waarheid is. Wat een troost om juist ook in de weg die het volk Israël gegaan is, te mogen zien hoe waar het Woord van God is. Hij beloofde een Herder over hen te verwekken. ‘En Ik zal een enigen Herder over hen verwekken, en Hij zal hen weiden, namelijk Mijn Knecht David; Die zal hen weiden en Die zal hun tot een Herder zijn, Ezech. 34:23.’ Wij weten hoe Zijn Zoon, de Heere Jezus Christus gekomen is op deze door de zonde vervloekte aarde. Hij is geboren uit het geslacht van David en noemde Zichzelf de goede Herder. ‘Ik ben de goede Herder; de goede herder stelt zijn leven voor de schapen, Joh. 10:11.’ Het volk, Zijn schapen, heeft Hem verworpen, zij is bij Hem weggegaan en toch, Zijn belofte blijft eeuwig vast. Hij zal hen zoeken en zal hen vinden.
Als wij zien op het volk Israël dan moeten wij wel zeggen, hoe groot is God. Hoe de satan ook briest en wat hij ook probeert, het volk zal en kan niet uitgeroeid worden. Kent u die Herder als uw Herder? Is Jezus, de goede Herder ook uw Leidsman, is Hij het middelpunt van uw verlangen en gaat heel uw hart naar Hem uit? Hij zoekt het verlorene, het weggedrevene en zal het wederbrengen. Misschien is uw hart gebroken, weet dan dat Hij het gebrokene verbindt en het kranke sterkt. Kent u de momenten dat u in al uw vermoeidheid, rust mocht vinden in Zijn nabijheid? Wat een zalige troost, wat een zoete vrede om te liggen in die grazige weiden in de nabijheid van Die Herder. Hij stelt Zijn leven voor Zijn schapen. Ja Hij legde Zijn leven af opdat u voor eeuwig zult leven. Misschien wordt u nog veel aangevochten, kent u twijfel en vrees of Hij wel werkelijk uw Herder is. In deze twijfel gaat u op zoek naar ander gras en u hebt niet in de gaten dat u weg dwaalt bij de Herder. Was Hij het niet Die u rust gaf, was het niet juist Zijn nabijheid, dat u troostte? In uzelf zult u geen rust vinden, het ligt alles buiten u in Hem, Die Zijn leven heeft afgelegd om het u te schenken. Hij is de goede Herder, Hij gaat u voor en zal u weiden.
Misschien bent u wel moe geworden van de kudde, altijd was er wel iets waarover geblaat werd. U bent weggegaan op zoek naar een betere kudde schapen. Hebt u ze gevonden? Hebt u nu de kudde gevonden waar niet geblaat wordt? Of dwaalt u rond in de eenzame woestijn en schreeuwt u met het hijgende hert naar de frisse waterstromen? De hitte van de zon maakt u dorstig en er is geen voedsel, het gevaar loert langs de weg en er is niet de beschermende kudde die rondom u heen is. U vermagert, bent verwart en wordt schichtig. U denkt terug aan de tijden dat u in de kudde onvolmaakte schapen was, kon u nog maar even het geblaat horen, want ondanks dat het niet fijn was, was u wel dicht aan de voeten van uw Herder. Ja, dwars door al dat geblaat heen zag u het liefelijke gezicht van Hem die u liefheeft. Ach waar zijn de schapen, waar is de Herder in deze wildernis? Hoor daar klinkt Zijn stem: Ik ben de goede Herder; ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven, Matth. 11:28.’ Ja, daar aan de voeten van Die Herder, daar willen wij zijn. Kom, schapen, laten wij ons verblijden in Hem en Hem alle lof, eer en aanbidding toebrengen die Hij zo waard is. Laten wij geduld hebben met elkaar en niet op elkaar blaten, niet over elkaar blaten maar samen ons oog richten op Hem opdat wij niet verdwalen. Hij zoekt steeds weer opnieuw naar hen die afgedwaald zijn en wil hen brengen in de grazige weiden. Hij wil dat wij stilletjes en gerust Hem volgen en elkaar bemoedigen op de weg. Kom laten wij met David roemen in onze Herder: ‘De HEERE is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtkens aan zeer stille wateren. Hij verkwikt mijn ziel; Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid om Zijns Naams wil. Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij. Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende. Immers zullen mij het goede en de weldadigheid volgen al de dagen mijns levens; en ik zal in het huis des HEEREN blijven in lengte van dagen. Psalm 23.’
Vrienden, wij hebben God nodig en met elkaar mogen wij elkaar wijzen op wie Hij is. Hij zoekt de verloren schapen, wat een enorme troost is dat voor mij, ik ben een dwaalziek schaap en steeds is Hij het weer die mij opzoekt. Ach schapen, laten wij geduld met elkaar hebben en geve de Heere mij meer geduld, liefde en bewogenheid om ook met jullie geduld te hebben. Ik ben onvolmaakt en is het juist niet vaak die onvolmaaktheid die mij dat doet vergeten? Waarom zie ik zo vaak de onvolmaaktheid in de andere schapen? Ik bemerk dat juist dat mij afdrijft van mijn Herder. Onze Herder heeft gebeden: ‘Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn, opdat de wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt, Joh. 17:21.’
Het is Zijn gebed, Zijn verlangen en Zijn wil dat wij één zijn. Hij wil niet dat wij twisten over dat wat ons scheid. Hij wil niet dat wij hoge muren optrekken en elkaar beschieten en beschimpen. Hij wil dat wij één zijn, één van hart en één van ziel. Wij, duur gekochte schapen hebben elkaar nodig. Laten wij ons dan verblijden in Hem Die ons liefheeft en Hem eren door onze woorden en daden. Laten wij elkaar opzoeken, vermanen en vertroosten. Waarom zouden wij ruzie maken over leerstukken als verbonden, dopen, gemeente visies, wetten en regels? Wie zijn wij, wat is onze waarheid en wat is onze visie in het oog van God? Laten wij niet strijden voor een waarheid maar zitten, wandelen en standhouden in onze Heere en Heiland, de goede Herder. Hij weet wat wij, Zijn schapen nodig hebben. Hij heeft gezegd: Ik ben de Weg de Waarheid en het Leven. Is dat niet waar wij elkaar op wijzen mogen en moeten? Allen die ons iets anders voorschotelen, moeten wij scharen onder de valse leeraars die zichzelf weiden. Het zijn de vetten en de sterken die door God verdelgd zullen worden; ‘maar het vette en het sterke zal Ik verdelgen, Ik zal hen weiden met oordeel, Ezech. 34:16b.’ Laten wij onszelf onderzoeken wie wij zijn in het oog van God. Ben ik een gehoorzaam schaap, een afgedwaald schaap of een wolf in schaapskleren?
Ongetwijfeld zijn er ook lezers die zich helemaal niet kunnen rekenen onder de schapen van de goede Herder. Zij leven nog naar eigen inzicht, volgen hun verlangens en worden niet warm of koud van de Evangelie boodschap. Vrienden, is dit uw toestand? Hoe ellendig staat het er dan met u voor. Als u sterft zoals u geboren bent en u hebt Jezus niet leren kennen als uw Heere en Heiland, uw Herder, dan moet u zelf voor eeuwig straf lijden in de hel. Hoelang wilt u nog doorgaan op deze heilloze weg? Stel uw bekering niet uit tot morgen, wie weet is het morgen al te laat. De oproep tot geloof en bekering, die Johannes en Jezus met allen die Hem volgen gepredikt hebben, komt vandaag tot u. Bekeert u en gelooft het Evangelie. ‘En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden, Opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe, Joh. 3:14,15.’ Zie slechts op Hem en u zult leven. Laat u niet misleiden door de duivelse influisteringen, want; ‘de zaligheid is in geen ander; want er is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de mensen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden, Hand. 4:12.’ Zijn Naam is Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden. Die zaligheid hebben u en ik nodig. Zie niet op de onvolmaaktheid van Zijn kudde, zie op Zijn volmaaktheid en Zijn geduld met Zijn onvolmaakte schapen. Hij maakt dat zij, ondanks alle verschillen, toch één zijn. Zoekt de Heere en leef, roept Hem aan en Hij zal u verhoren. Allen die tot Hem komen zullen rust vinden. ‘Ik ben de Deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan, en weide vinden, Joh. 10:9.’
Psalm 95 vers 4
Want Hij is onze God, en wij
Zijn ’t volk van Zijne heerschappij,
De schapen, die Zijn hand wil weiden;
Zo gij Zijn stem dan heden hoort,
Gelooft Zijn heil- en troostrijk woord,
Verhardt u niet, maar laat u leiden.
Wilco Vos Veenendaal 19-03-2014