Volg ons op YouTube

Een brief aan de gemeente van Pergamum

Het is zo rond het jaar 92 na Christus, we maken een wandeling door de straten van Pergamum. Het is een drukte van belang en er is veel te zien, majestueuze gebouwen, prachtige beelden variërend van draken, leeuwen en stieren tot een beeld van de keizer. Over een lange weg die afgeschermd wordt door met draken en leeuwen versierde muren komen we bij de poort van de vruchtbaarheidsgodin Ishtar (Astarte). Verderlopend zien we verschillende tempels, gedenkstenen en altaren, daar een altaar gewijd aan Hermes de god van de markt, verderop een tempel voor , Athena Polias, de beschermer van de stad. We zien een gewijde plaats voor Dionysius, de god van de wijn en moedergodin Cyble. Ook Rome heeft een speciale plaats in Pergamum met een tempel voor de godin Roma. We zien een gigantisch altaar gewijd aan Zeus, wat een kunst, pracht en praal. Verderop een grote tempel gewijd aan de Griekse god van de geneeskunde, Asklepios. In deze tempel vinden we een geneeskrachtige bron. Priesters lopen rond om dromen uit te leggen, men hoort hier profeteren, spreken in tongen en zien hoe mensen genezen. Het is een plaats waar de vermoeide rust vindt bij geneeskrachtige kruidenmengsels, helende baden, ontspannen massages en specialisten die weten hoe ze doormiddel van hypnose de verwarde geest tot rust kunnen brengen. Vanuit verre omstreken zoeken de mensen hun heil bij deze afgodstempel van Asklepios, in dit domein van de slang kan men slapen en dromen, wanneer men dan in de droom een slang ziet is er genezing.

Verder wandelend door dit alleszins godsdienstige Pergamum, horen we opgewonden kreten. Nieuwsgierig begeven we ons richting het geluid en zien hoe een grote groep mensen samendrommen. Als we dichterbij komen zien we een grote stier staan. Het is geen gewone stier maar een bronzen, met aan de zijkant een opening. Vanbinnen zijn echo pijpen aangebracht die het geluid vanuit het binnenste van de stier naar buiten moeten galmen. Rondom en onder de stier ligt hout. Wat heeft dit toch te betekenen? Zie, daar wordt een man voortgeduwd, ontstelt zien we hoe hij in de bronzen stier wordt geworpen waarna de beulen het hout rondom de stier aansteken. Het hout vat vlam en binnen korte tijd staat de stier midden in een zee van vuur. Wie is deze persoon die op zo’n gruwelijke wijze geroosterd wordt in de holte van een tot oven geworden stier? Volgens de overleveringen is het Antipas een volgeling van de Heere Jezus Christus die geen compromis heeft willen sluiten maar standvastig bleef staan als een getrouwe getuige van Zijn Heere en Heiland.

Ja ook in deze stad waar de keizerverering een grote rol speelde, waar keizer Augustus de zoon van god werd genoemd en iedereen werd verplicht de keizer te eren als god, bevond zich een christelijke gemeente. Door de hand van Johannes heeft de Heere Jezus Christus een brief geschreven aan deze gemeente. Laten we luisteren naar het Woord van Jezus Christus, de Getrouwe Getuige (openb. 1:5): ‘En schrijf aan den engel der Gemeente, die in Pérgamus is: Dit zegt Hij, Die het tweesnijdend scherp zwaard heeft: Ik weet uw werken, en waar gij woont; namelijk daar de troon des satans is, en gij houdt Mijn Naam, en hebt Mijn geloof niet verloochend, ook in die dagen, in welke Antipas, Mijn getrouwe getuige was, welke gedood is bij ulieden, daar de satan woont. Maar Ik heb enige weinige dingen tegen u, dat gij aldaar hebt, die de lering van Balaam houden, die Balak leerde den kinderen Israëls een aanstoot voor te werpen, opdat zij zouden afgodenoffer eten en hoereren. Alzo hebt ook gij, die de lering der Nikolaïeten houden; hetwelk Ik haat. Bekeer u; en zo niet, Ik zal u haastelijk bij komen, en zal tegen hen krijg voeren met het zwaard Mijns monds. Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt. Die overwint, Ik zal hem geven te eten van het manna, dat verborgen is, en Ik zal hem geven een witten keursteen, en op den keursteen een nieuwen naam geschreven, welken niemand kent, dan die hem ontvangt, Openb. 2:12-17.’

De oudste van de gemeente van Pergamum ontvangt een ernstige brief. De Afzender van de brief maakt Zichzelf bekend als Diegene Die het tweesnijdend scherp zwaard heeft. Hier spreekt de Almachtige en Hij bewijst dat Zijn Woord het zwaard van de Geest is (Ef. 6:17). Met deze brief hanteert Hij het zwaard, door openbaring, oproep en belofte. ‘Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten, Hebr. 4:12.’

De brief openbaart dat de Heere Jezus Christus de gemeente van Pergamum kent, maar ook weet hoe de toestand is daar waar zij wonen. Zij wonen te midden van een afgodisch volk ja daar waar satan zijn troon heeft. Het is juist het grote altaar gewijd aan de oppergod Zeus dat hier betiteld wordt als de troon van satan.

Deze Zeus met de adelaar als zijn symbool, wordt gezien als de god van de hemel aan wie alle natuurverschijnselen zijn onderworpen, al eeuwen viert men op 25 december zijn geboortedag. We komen hem tegen met benamingen als Jupiter, Wodan en Odin. Het altaar aan deze god gewijd werd in 1880 verplaatst naar Berlijn. Vanaf een replica van deze troon van satan hield Hitler een reeks van betoverende toespraken. Jaren later ontmoeten we in dit Berlijn de ons bekende, Barack Hussein Obama. Na een betoverende speech aan het Duitse volk in Berlijn, keert hij terug naar Amerika en verrast ook daar het volk met zijn betoverende woorden vanaf een podium dat wederom een replica is van de troon van satan.

De gemeente van Pergamum hield vast aan de Naam van Jezus en bleef standvastig in het geloof, zelfs toen Antipas de getrouwe getuige van de Heere Jezus Christus moest sterven omwille van zijn standvastigheid. Antipas wilde niet buigen voor Rome, hij wilde niet meedoen aan de afgoderij die hij overal om zich heen zag. Hij zocht geen genezing bij Asklepios al probeerde men hem te overtuigen van de zogenaamde onschuld. Hij wilde niet buigen voor het beeld van de keizer al zei men hem dat je de keizer moest eren. Hij ging niet mee naar het theater al zei men hem dat het onschuldig vermaak en ontspanning was. Ongetwijfeld zal deze Antipas ook ergernis hebben veroorzaakt onder hen die zich zijn broeders en zusters noemden. Hij was zo anti, overal zocht hij wat achter en hij nam alles zo letterlijk. Nee gemakkelijk was deze Antipas niet, hij was kritisch en kon nooit eens een beetje water bij de wijn doen. Al was hij niet te beschuldigen van liefdeloosheid tegenover God, het kon best een beetje genuanceerder. Wat zijn liefde betrof tot broeders en zusters, ja hij waarschuwde en al waren zijn woorden vaak scherp, je kon hem toch niet betichten van onwaarheid en zaken die tegen het Woord van God ingingen. Maar, ach die Antipas zou eens wat meer hebben moeten luisteren naar de uitleg van hen die zoveel gelezen hadden in de bibliotheek van Pergamum. Zij konden zo helder uitleg geven en filosoferen over het Woord, dat was echt bevrijdend. Wat was er nu van deze Antipas terecht gekomen? Hij was met al zijn trouw aan het Woord, toch maar gedood.

In de ogen van veel mensen, is het niet goed afgelopen met Antipas. Toch is het juist de Heere Jezus Die hem betitelt als Zijn getrouwe getuige, waarmee Hij hem gelijk ten voorbeeld stelt tegenover hen die de lering van Bíleam houden. Bíleam werd ooit door Balak geroepen om het volk Israël te vervloeken, maar hoe Bíleam ook worstelde, hij kon niet anders dan zegenen. Uiteindelijk heeft hij de Moabieten aangespoord om zich te vermengen met het volk Israël. De jonge vrouwen van de Moabieten hebben de jongemannen van het volk Israël verleid en in deze weg zijn zij gekomen tot het aanbidden van de afgoden (Num. 25). Het onderwijs vanuit de Thora en de brieven van Paulus spreken helder dat de gelovige zich niet moet vermengen met de ongelovige (Ex. 34:16, 2 Cor. 6:14). Toch zien we dat ondanks de waarschuwing en het oordeel over deze zonden, ook de gemeente van Pergamum hierin was vervallen. We zagen dat er in de gemeente van Efeze nog een haat was tegen de werken van de Nikolaïeten maar hier in Pergamum wordt hun leer geleerd. De Nikolaïeten verdraaiden de Schriften tot hun eigen verderf en wilde heersen over het volk. Langzaam maar zeker was de geest van de zogenaamde vrijheid van Gods wet de gemeente binnengeslopen. Het eenvoudige geloven zoals Antipas dat deed in een nauwgezette wandel naar het Woord van God, was verwisseld voor een ingewikkeld systeem van theologie en overheersing van mensen. De Nikolaïeten gingen de mensen voor in een weg van ongehoorzaamheid aan Gods wet, onderwezen deze zogenaamde vrijheid en brachten afgoderij binnen in de gemeente. Vandaag een kleine 2000 jaar verder lijkt het tij niet meer te keren. Vandaag lijkt men allergisch voor Gods wet en schuwt men niet om mee te doen met de afgoderij van de wereld. Als iemand zegt de Heere Jezus lief te hebben en in navolging van Hem geen varkensvlees eet en de sabbat onderhoud, dan wordt men scheef aangekeken en verdacht gemaakt, ja beticht van Judaïsme en gezien als een valse geest. Maar durven wij nog eerlijk te kijken na de herkomst van de voor ons zo bekende dagen? Is het niet zo dat de zonvererende en zich tot het christendom bekeerde Keizer Constantijn in het jaar 321 de zondag heeft vastgesteld als dag van rust?

Ondanks de waarschuwingen van Hem die het tweesnijdend scherp zwaard heeft, is de leer van de Nikolaïeten niet uitgestorven denk maar aan sinterklaas ter ere van, Wodan of Zeus, denk aan kerst ter ere van Zeus en Saturnalia, denk ook aan Pasen ter ere van Isthar of Astarte. De meesten die dit lezen zullen verontwaardigd reageren dat dit niets met afgoderij te maken heeft en dat het buiten sinterklaas om alles ter ere is van God in de hemel en ter gedachte aan Zijn Zoon. Ik denk dat Antipas het niet met u eens zou zijn en waarschijnlijk zou hij ook vandaag, verbrand, gekruisigd of ten minste voor een onrust stokende liefdeloze broeder gezien worden die altijd anti is. Maar lieve vrienden, broeders en zusters, hoor het Woord van onze Heiland: ‘Bekeer u; en zo niet, Ik zal u haastelijk bij komen, en zal tegen hen krijg voeren met het zwaard Mijns monds, Openb. 2:16.’ De oproep tot de gemeente van Pergamum was dat zij zich moesten afkeren van het sluiten van compromis, zij moesten terugkeren tot Het Woord van God om opnieuw de Heere te dienen zoals Hij gediend wil worden. De Heere Jezus Christus nam niet langer genoegen met een halfslachtige godsdienst waarin men meenden afgoderij te kunnen vermengen met de dienst aan Hem gewijd. Men wilde in die tijd een brug slaan tussen de wereld en de gemeente maar helaas haalde men de afgoderij in de gemeente en had niet in de gaten dat Gods Geest niet kon wonen te midden van deze onheiligheid. De praktijk van Bileam en de leer van de Nikolaïeten zouden de doodsteek worden van deze gemeente als zij zich niet bekeerde. Het Woord van God als het zwaard van de Geest moest hier de wond openleggen, ja de gedachten en de overleggingen van het hart openbaren, tot heil van hun zielen. Het zwaard zou krijg voeren. Moeten we hier ook niet profetisch het zwaard zien dat via Rome en de Islam duizenden heeft gedood?

‘Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt. Die overwint, Ik zal hem geven te eten van het manna, dat verborgen is, en Ik zal hem geven een witten keursteen, en op den keursteen een nieuwen naam geschreven, welken niemand kent, dan die hem ontvangt, Openb. 2:17.’ Vrienden, zijn onze oren geopend om te horen wat de Geest tot de Gemeenten zegt? Vandaag komt deze vraag tot u en mij, ja tot alle gemeenten waar ook ter wereld. Hebben wij ons bekeerd van de afgoderij die daar in Pergamum plaatsvond of moeten wij tot de ontstellende ontdekking komen dat het vandaag verder weg is dan we ooit konden denken? Misschien zijn we al zover in slaap gevallen, ja zover vermengd met de geestelijke Moabieten dat we niet eens meer weten wat nu de ware Godsdienst inhoud: ‘Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst. En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij, Rom. 12:1,2.’ Wat hebben we te verliezen als we eens eerlijk ons hart, onze wandel, ja ons hele leven open leggen voor de Heere en Zijn Woord? Hij roept op tot bekering en belooft aan allen die overwinnen dat zij zullen eten van het Manna dat verborgen is. In de woestijn heeft de Heere Zijn volk te eten gegeven van het manna dat uit de hemel kwam. Hij Zelf hield hen in leven, vandaag is het Brood des Levens van de hemel gekomen om ons het leven te geven (Joh. 6:35). Hij de Zaligmaker der wereld roept op om ons te bekeren van de afgoden om Hem te dienen, te lieven en te loven. Hijzelf zal ons, die overwinnen, te eten geven van het Manna dat verborgen is, vandaag is het nog verborgen wat het zijn zal, maar ziende op Hem, Zijn liefde en dat wat Hij voor mij deed wil ik niet eten van dat wat aan de afgoden gewijd is, nee ik zie reikhalzend uit naar dat moment waarop ik eten mag van het Manna dat nu nog verborgen is. Dan zal ik en allen die Hem liefhebben tot het einde toe samen met Antipas de witte keursteen ontvangen met daarop een nieuwe naam. Net zoals vandaag de natuurlijke mens niet begrijpt wat de dingen van de Geest van God zijn (1 Kor. 2:14), zo zullen zij ook niet de naam kennen die allen ontvangen die oren hebben om te horen en overwinnen in Zijn kracht.

Kom, broeders en zusters wij weten dat er onder hemel geen andere Naam is gegeven waardoor de mensen moeten zalig worden (Hand. 4:12). Laten wij onszelf dan onbesmet bewaren van de wereld en gedreven door Zijn liefde hen in Woord en daad vertellen wie Hij is. Als vandaag uw geweten heeft gesproken omdat het Zwaard van de Geest u heeft geraakt, onderzoek uzelf dan en bekeert u opdat u leeft. Dan zult ook u eten van het Manna dat verborgen is en de witte keusteen ontvangen met een nieuwe naam. Geprezen zij de Heere Die eeuwig leeft. Amen.

Psalm 45 vers 2

Gord, gord, o Held, uw zwaard aan uwe zijde,

Uw blinkend zwaard, zo scherp gewet ten strijde;

Vertoon uw glans, vertoon uw majesteit;

Rijd zegenrijk in uwe heerlijkheid

Op ‘t zuiv’re woord der waarheid; rijd voorspoedig,

En heers alom rechtvaardig en zachtmoedig;

Uw rechterhand zal ‘t Godd’lijk rijk behoên,

En in den krijg geduchte daden doen.


Wilco Vos Veenendaal 30-03-2016