Volg ons op YouTube

Een ernstige opdracht en een troostvolle belofte. Mattheus 6:33

De communistische soldaten hadden hun illegale Bijbelstudie ontdekt.

Terwijl de predikant uit de Bijbel voorlas, stormden er opeens gewapende mannen binnen, die de aanwezige gelovigen begonnen te terroriseren. De communisten schreeuwden beledigingen en bedreigden de christenen met de dood. De leidinggevende officier zette zijn geweer tegen het hoofd van de predikant. ‘Geef je Bijbel hier,’ beval hij. Met tegenzin overhandigde de predikant hem zijn Bijbel, zijn kostbare bezit. Met een spottende grijns smeet de man het Woord van God voor zich op de grond.

Dreigend keek hij naar de kleine groep christenen. ‘jullie mogen gaan,’gromde hij, ‘maar eerst moeten jullie op dit boek met leugens spugen. Wie dat niet doet, wordt doodgeschoten.’ De gelovigen moesten de officier wel gehoorzamen.

Een soldaat richtte zijn geweer op één van de mannen. ‘Jij eerst.’De man stond langzaam op en knielde neer bij de Bijbel. Onwillig spuugde hij erop, terwijl hij bad: ‘Vader, vergeef het me alstublieft.’ Hij stond op en liep naar de deur. De soldaten stapten opzij en lieten hem gaan.

‘Oké, nu jij!’ Zei de soldaat en hij duwde een vrouw naar voren. Ze was in tranen en kon amper doen wat de soldaat haar beval. Ze spuugde maar een beetje, maar het was genoeg. Ook zij mocht weg.

Een meisje kwam stilletjes naar voren. Overweldigd door liefde voor haar Heere knielde ze neer en raapte de Bijbel op. Ze veegde het spuug eraf met haar jurk. ‘Wat hebben ze met Uw Woord gedaan? Vergeef het hun alstublieft,’ bad ze. De communistische soldaat zette zijn pistool tegen haar hoofd. Toen haalde hij de trekker over.

Psalm 68 vers 10
Geloofd zij God met diepst ontzag!
Hij overlaadt ons, dag aan dag,
Met Zijne gunstbewijzen;
Die God is onze zaligheid.
Wie zou die hoogste Majesteit
Dan niet met eerbied prijzen?
Die God is ons een God van heil;
Hij schenkt, uit goedheid, zonder peil,
Ons ‘t eeuwig zalig leven;

Hij kan, en wil, en zal in nood,
Zelfs bij het naad’ren van den dood,
Volkomen uitkomst geven.

In Psalm 35 lezen we de woorden ‘ Zij zullen niet beschaamd worden in den kwaden tijd, en in de dagen des hongers zullen zij verzadigd worden.‘ Hoe zien we dit terug bij dit meisje van ongeveer 17 jaar oud. In de ogenblikken van aanvechting, terwijl ze met de dood bedreigd werd, mocht ze staan in de kracht van haar God. Hij, in wie zij haar leven had mogen vinden, gaf uitkomst, zelfs bij het naderen van de dood. Zij mocht een heerlijk getuigenis geven van de hoop die in haar was. Zij was door genade een discipel van haar Meester geworden, zij mocht Zijn voetstappen drukken. In het uur van de dood bad ze voor hen die hun eigen leven verkozen boven de eer van God en bad ze voor haar vijanden, die haar spoedig zouden doden.

De soldaat haalde de trekker van zijn pistool over en dit meisje mocht verlost worden van deze boze door de zonde vervloekte aarde. Ze mocht ingaan in de eeuwige heerlijkheid, die haar Jezus met Zijn dierbaar bloed voor haar had bereid. Een volkomen uitkomst is haar gegeven.

Dit meisje is er één uit de vele duizenden van hen, die in het uur van de dood mochten ervaren, dat Jezus, hun Verlosser hen ook in het uur van de dood niet heeft verlaten. Vele duizenden zijn op een gruwelijke manier gemarteld en ter dood gebracht. Maar hoe meer de duivel ook geprobeerd heeft om het geloof in de Levende Christus uit te roeien, hoe meer hij heeft moeten ervaren dat, het bloed der martelaren het zaad der kerk is. Hier wordt er één gedood en daar komen er tot het geloof.

Wij Nederlanders leven in een land waar we ongestoord Gods Woord mogen openen, wij mogen elkaar opzoeken, de Bijbel onderzoeken en samen zingen. Laten we denken aan onze broeders en zusters die vervolgd worden, laten we hen gedenken in onze gebeden en vergeet niet te bidden voor de vijanden van Gods Kerk. Welk een heerlijk getuigenis komt er uit de monden van hen die eens de kerk vervolgden en nu mogen getuigen van de zaligheid die opgesloten ligt in het offer van Jezus Christus. Hij die kwam om zondaren te zaligen. Straks zullen zij één zijn. Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen.

Wie weet hoe lang wij nog in vrijheid mogen leven, als we letten op de tekenen om ons heen, dan kunnen we niet anders opmaken dan dat het einde aller tijden nabij is. De wereld leeft zich steeds meer uit in een bandeloos leven zonder God. Alles wat met God te maken heeft wordt zo langzamerhand uit de maatschappij geweerd. Zedeloosheid en Godslastering stromen als een vloed over ons land. De verdeeldheid in de kerken is een feit, hoe we ook wensen dat het anders zou zijn. Er kunnen geen twee christenen tesamen leven of een meningsverschil drijft hen uit elkaar. Liefdeloosheid krijgt meer en meer de overhand. Het individualisme neemt absurde vormen aan. Niemand van ons zal kunnen ontkennen, dat satan rondgaat als een briesende leeuw. De ene ramp op de andere doet zich voor, het ene complot volgt op het andere. Leugen en bedrog beheersen de wereldmachten. Satans macht is ongekend. En Juist zij die geloven en belijden dat Jezus bloed redt van alle zonden, redt van de dood, van de hel en van de satan, hebben het meest van deze duivel te duchten. Zij kunnen niet vriendschappelijk met hem omgaan, zij kunnen niet aan zijn plezierige verleidingen meedoen. Zij haten hem met een volkomen haat en wensen liever met Christus gekruisigd te worden dan te knielen voor hem. Wie weet wat wij nog mee zullen maken. Straks zullen we verplicht gesteld worden om te knielen voor het beest en zijn merkteken ontvangen, zonder dit teken zullen we niet meer kunnen kopen en verkopen (Openb. 13:16, 14:9, 19:20). Allen die weigeren dit teken te ontvangen zullen gedood worden. Als we ons verdiepen in dit onderwerp moeten we concluderen dat het niet lang meer zal duren en dan zal dit werkelijkheid zijn. ‘O, onze God, zult Gij geen recht tegen hen oefenen? Want in ons is geen kracht tegen deze grote menigte die tegen ons komt; en wij weten niet wat wij doen zullen, maar onze ogen zijn op U, 2 Kron. 20:12.’

Wat een zorgen, verdriet, angst en pijnen moeten wij vaak ondergaan. Zorgen om ons gezin of om inkomsten. Verdriet vanwege het gemis van dierbare familieleden of vrienden. Angsten voor ziekte, vervolgingen, armoede of de dood. Pijnen in het lichaam vanwege zwakte of door een ongeval.

Wat zijn wij zwak en broos, vandaag menen wij sterk te zijn en de gehele wereld te kunnen overwinnen en morgen zijn wij niet meer.

En de oorzaak van dit alles, is onze eigen schuld. Wij die zo heerlijk, volmaakt, zijn geschapen naar het beeld Gods. In het Paradijs kenden wij de stem van God aan de wind die waaide. Alles was in een volmaakte harmonie, geen zorgen, angsten en pijnen werden daar gevonden. Alles geurde paradijselijk. God genoot, van de door Hem geschapen wereld met al haar pracht. De geweldige Bergen, de schitterende zeeën, de liefelijke groene heuvels en de prachtige gekleurde bloemen. Schitterende beesten wandelden door de Hof, het lam was niet bang voor de leeuw en het geitenbokje speelde met de jonge wolf. Schitterende vlinders fladderde met felgekleurde vogels door de lucht. En dan, daar midden in al deze pracht wandelde het pronkjuweel, het allermooiste van de schepping, de mens. Adam en Eva, de eerste mensen, leefden tot eer van God, met een blij en stil gemoed. Vrede om hen heen, vrede in hun hart, vrede met hun God.

De duivel, die met al zijn boze engelen uit de hemel is geworpen vanwege opstand tegen God, kwam tot Eva.

Alles was nog vrede, maar daar klonk de vraag uit de mond van de duivel ‘Is het ook dat God gezegd heeft: Gijlieden zult niet eten van allen boom dezes hofs?’ Hoor hoe de duivel de woorden Gods in twijfel trekt. De Duivel, de moordenaar van den beginne doet niet anders dan twijfel en verderf zaaien. Eva vertelt hoe God hen gegeven heeft te eten van alle boom, behalve van de boom der kennis des goeds en des kwaads. Want zij wist, dat als ze daarvan zou eten, ze de dood zou sterven. Maar de duivel gaat hier tegenin, hij gaat beweren dat God de waarheid niet gesproken heeft. Het is juist zo, zo beweert hij, dat als je daarvan eet, dan zul je als God zijn, kennende het goed en het kwaad. Merk op hoe listig de duivel is, er zit altijd een kern van waarheid in zijn verhaal, maar de uitwerking is de dood. Eva heeft gegeten en haar man Adam met haar. Ach, hoe diep zijn ze daar gevallen. God van Zijn eer berooft. De duivel gekozen boven hun eigen Schepper. Gevallen in hoogmoed en eerzucht, willende als God zijn en kennende het goed en het kwaad. Ze zijn samen de Hof uitgestuurd. God kon van Zijn recht geen afstand doen. Hij had de dood bedreigd op de zonde, nu was de zonde gekomen en daarmee de dood. In het zweet zouden ze nu voortaan hun brood moeten eten. Doornen en distels waren op het land. En hoe spoedig stonden ze bij het dode lichaam van hun geliefde Abel, hun zoon, vermoord door zijn eigen broer. Adam en Eva alleen achtergebleven met hun zoon Kaïn, een moordenaar, nu wisten ze wat goed en kwaad was.

Heeft de duivel dan gewonnen?

Nee, Toen Adam en Eva gevallen zijn, heeft God een heerlijke schone belofte gedaan.

‘En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar Zaad; Datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult Het de verzenen vermorzelen, Gen. 3:15.’

God spreekt hier tot de slang, dat er vijandschap zal zijn tussen hem en de kerk des Heeren, die begrepen liggen in het Zaad, hetwelk is Christus. Christus, die komen zal en satans kop zal vermorzelen. Christus zal zegevieren, Hij zal de overwinning behalen, Hij heeft overwonnen!

De satan gaat nog rond en probeert alles te verwoesten, maar wij mogen weten, dat God overal boven staat. De satan kan niets doen tenzij God hem de ruimte geeft. En straks zal satan gebonden worden en geworpen worden in de poel van vuur en sulver, dan zal een ieder zien, ook zij die nu satan aanbidden, dat het alles leugen en bedrog is geweest. Voor God, zal alle knie zich buigen.

Straks als het einde daar is, zullen zij die geloven, gescheiden worden van de ongelovigen. Dan zullen zij die niet geknield hebben voor de Levende God voor eeuwig verwezen worden naar het helse vuur.

Is dit dan bangmakerij? Nee, het is de werkelijkheid, het is het loon op onze zonden. Wijzelf hebben hier voor gekozen.

Wij mogen echter ook de andere kant weten, er is verlossing, er is het eeuwige leven voor allen die geloven en rusten in het bloed van Jezus Christus, de gekruisigde Verlosser.

Nu in dit licht willen we stilstaan bij de woorden van de Heere Jezus uit het 1e boek van het Nieuwe Testament, Matthéüs hoofdstuk 6 vanaf vers 19.

In deze verzen onderwijst de Heere Jezus ons wat de inhoud van onze bezorgdheid moet zijn. In het 19e vers spreekt Hij, ‘Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze mot en roest verderft, en waar dieven doorgraven en stelen.’ Hier wordt natuurlijk niet bedoeld dat we geen zorg moeten dragen voor ons dagelijks onderhoud. We hebben hier onze plichten en onze verantwoordelijkheden, maar Jezus onderwijst ons hoe wij hier mee om moeten gaan. Alles wat wij hier vergaderen is vergankelijk, de mot zorgt er voor dat ons kleding waardeloos wordt, de roest vreet in het ijzer. En als we veel geld en goederen verzameld hebben, dan komen de dieven om het ongevraagd mee te nemen. Wat al een zorg kan geld met zich meebrengen, wat is de beste bank, waar krijg ik het meeste rente, anderen moeten het beleggen. Hoe moeten we onze spullen beveiligen tegen de dieven? Wat gebeurt er als de economische crisis de banken doet instorten?

Of we nu rijk zijn of arm, straks als het einde der dagen er is, of als ons hart stilstaat, moeten we alles achterlaten en daarom, zo vervolgt Jezus: ‘Maar vergadert u schatten in den hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar dieven niet doorgraven noch stelen.’

Huisje, boompje, beestje, zijn ons van God gegeven, de krachten om te werken zijn van God, alles op deze aarde is van onze God. ‘Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.’ Waar zijn wij met onze gedachten, waar gaat ons hart nu werkelijk naar uit? Moeten wij zeggen, onze gedachten zijn vervuld met zorgen, zorgen voor inkomsten, zorgen voor opvoeding, studie. Zorgen vanwege werkeloosheid, zorgen omdat we niet weten welke keuzes we moeten maken? Zorgen omdat we een zwakke gezondheid hebben of omdat we binnenkort gaan sterven? Waar stellen wij ons vertrouwen op?

‘Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal de ene haten en de andere liefhebben, of hij zal den ene aanhangen en de andere verachten; gij kunt niet God dienen en den mammon.’ Dit zijn woorden die voor zichzelf spreken. Het is onmogelijk om te zeggen dat we ons vertrouwen stellen op God en tegelijk ook vertrouwen op de mammon. Mammon is een Syrisch woord, wat rijkdom, winst of schatten betekent. Dus als wij vertrouwen stellen op onze winst, onze rijkdom of schatten dan kunnen wij niet zeggen dat we vertrouwen op God. Niet vertrouwen op God betekent dat we geen deel hebben aan God. Dat we nog voor eigen rekening leven, buiten God en zonder Christus. Dat straks, alles waar we nu ons vertrouwen op stellen, door de motten en de roest zal verderven.

De mammon wordt in onze dagen voluit gediend, men schaamt zich er niet voor. We leven voor de buik, voor de ontspanning en het vermaak. Mogen we dan niet ontspannen, natuurlijk wel. Laten we genieten van de prachtige natuur die God zo wonderlijk mooi heeft geschapen. Geniet van de prachtige gekleurde bloemen, van de schitterende zeeën, de luchten en de vogels. Geniet van de mensen die we om ons heen mogen hebben. Geniet van de liefde, die ons gezin, onze vrienden en familie ons kunnen geven. En in dat alles, zie op God, die ons dit alles heeft gegeven.

In de volgende verzen die we nu niet allemaal gaan behandelen spreekt de Heere Jezus troostvolle woorden. Kijk nu eens naar de vogeltjes, zij zaaien en maaien niet ze hebben geen schuren, maar onze hemelse Vader voedt ze, Hij zorgt er voor dat ze iedere dag voldoende voedsel hebben. Geen mens op de wereld zou genoeg middelen hebben om ook maar één dag, alle vogeltjes van de wereld te voeden. Maar onze God doet dit nu al ruim 6000 jaar.

En wij, gaan wij mensen deze vogeltjes niet te boven? Met andere woorden, Zou God ons dan niet voeden? Wie van ons kan door bezorgd te zijn een paar centimeter aan lichaamslengte toedoen?

Zie eens hoe schitterend onze hemelse Vader de bloemen heeft gemaakt, met wat een prachtige kleuren zijn zij bekleed, vandaag ontluikt zich een prachtige paardenbloem en morgen komt er een koe en vreet hem weg. Zou God ons dan niet van kleding voorzien?

Laten we daarom niet bezorgd zijn om ons eten en drinken of om onze kleding, want onze hemelse Vader weet dat wij al deze dingen nodig hebben.

En zo komen we tot de woorden van onze tekst in het 33e vers.

Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden.

Voor alle dingen, is het van levensbelang dat wij het Koninkrijk Gods zoeken. Jezus kwam in de wereld predikende het Evangelie van het Koninkrijk Gods, zeggende: De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods nabijgekomen; bekeert u en gelooft het Evangelie. (Mark. 1:14-15)

Laten we eerst eens zien wat dit Koninkrijk Gods precies is. In de Bijbel wordt er veel gesproken over dit Koninkrijk, de ene keer wordt het genoemd het Koninkrijk Gods en de andere keer het Koninkrijk der hemelen. De Boodschap die Jezus bracht wordt ook wel het Evangelie des Koninkrijks genoemd.

Het Joodse volk had lang uitgezien naar de komst van de Messias en de komst van Zijn Rijk. Zij leefden in de vaste overtuiging dat Hij komen zou om hun te verlossen van het Romeinse Rijk. En nu Jezus gekomen was, nu konden zij niet geloven dat Hij het was waarvan de Profeten gesproken hadden. Zij verwachten een aards Koninkrijk. Maar Jezus was gekomen om hen te verlossen van de macht van satan. Maar hoe vreselijk, de meesten van hen zagen niet dat ze gevangen zaten in zijn netten en hadden daarmee ook geen behoefte aan een Verlosser. Als Jezus voor Pilatus staat dan getuigt Hij: ‘Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Indien Mijn Koninkrijk van deze wereld was, zo zouden Mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik den Joden niet ware overgeleverd; maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier, Joh. 18:36.’

Het Koninkrijk der Hemelen of het Koninkrijk Gods is een geestelijk Koninkrijk, hetwelk opgericht wordt in onze harten, zodra het Evangelie des Koninkrijks door ons geloofd en aangenomen wordt.

Het wordt in de Bijbel op verschillende wijze verklaard in Joh. 3:3 wordt het genoemd een wedergeboorte. In 2 Kor. 5:17 wordt het aangeduid met een nieuwe schepping. In Jes. 61:1 wordt het genoemd, een vrijlating uit de gevangenschap. In Gal. 1:16 lezen we dat het wordt genoemd een openbaring van de Zoon, waarmee bedoeld wordt dat Paulus, wanneer zijn ogen geopend worden voor de Bijbelse Boodschap en het licht opgaat in zijn ziel, hij Christus mag zien als de Volzalige, de Algenoegzame en dat hij niet anders kan dan deze Middelaar Gods en der mensen, Christus Jezus omhelzen als zijn Zaligmaker.

In 1 Kor. 6:17 wordt dit leven een aanhangen van de Heere genoemd. Zo zijn er nog vele benamingen en omschrijvingen waarmee dit Koninkrijk Gods wordt aangeduid.

We hebben nu gezien, dat het Koninkrijk Gods een geestelijk koninkrijk is, wat opgericht wordt in onze ziel. De Heere Jezus vermaant ons om eerst dit Koninkrijk te zoeken. En waar kunnen we dit anders vinden dan in het Evangelie des Koninkrijks? In dat Evangelie wordt ons de Weg de Waarheid en het Leven aangewezen. In de Bijbel vinden we zonder omhaal beschreven, dat wij mensen voor God verdoemelijk liggen en dat we buiten een Redder, voor eeuwig verloren zullen gaan.

Velen horen deze boodschap al jaren achtereen, zij weten dat dit waar is maar ach, ze halen de schouder op en menen dat zij er zelf niets aan kunnen doen. Zij horen spreken over een hel die hen wacht, ze schrikken even terug en wandelen weer verder. Jezus, roept ons toe, ‘zoekt eerst het Koninkrijk Gods’. We zijn niet te verontschuldigen, ook kunnen we niet zeggen ‘ik doe er toch alles aan, ik ga naar de kerk, ik lees mijn Bijbel, bidt elke dag en doe geen buitensporige goddeloze dingen.’ Het zal ons niet baten, het Koninkrijk Gods is geen uiterlijk Koninkrijk, we kunnen dit Koninkrijk niet ingaan door ons doen en laten.

Als wij weten van een wedergeboorte, een vrijlating uit de gevangenschap door de openbaring van Jezus aan onze ziel en een aanhangen van de Heere. Dan weten we dat ons doen en laten er niet toe doet. Dan weten we wat het is om te leven van genade.

Mogelijk zegt er iemand, maar ik zoek al zo lang naar dit Koninkrijk en ik weet maar niet hoe ik het moet krijgen.

De Discipelen van de Heere Jezus hadden een hele nacht gevist, zij wisten hoe ze moesten vissen, ze hadden alle kennis in huis, maar hoe zij ook zwoegden en zweetten, ze vingen geen vis.

En dan staat daar Jezus aan de oever, Hij roept hen toe, ‘Kinderkens hebt gij ook enige toespijs?’ Wat moet dat geweest zijn voor de discipelen, een hele nacht gewerkt en dan niet één visje te hebben als er om gevraagd wordt. Misschien herkent u dit wel, u weet dat u gezondigd hebt, u hebt een ziel voor de eeuwigheid, u zoekt, u werkt u gaat naar de kerk in de hoop dat u wat zult horen, u leest u bidt en dan komt de vraag van Jezus ‘hebt u ook iets te eten’ met andere woorden, heeft u iets voor mij? Hoor, wat Jezus zegt: ‘werpt het net aan de andere zijde en gij zult vinden.’ Ach, de hele nacht gevist en dan zo’n aanwijzing opvolgen? Ja, ze doen het want Jezus spreekt als de machthebbende en niet als de schriftgeleerden. Zij wierpen het net aan de andere zijde, en het was zo vol dat ze het niet meer trekken konden. Wat een verwondering en blijdschap zullen zij gehad hebben.

Ach vrienden, op Jezus Woord, werp u net aan de andere zijde. Vertrouw niet op uw eigen krachten, zuchten en gebeden. Maak geen optelsom van uw bevindingen.

Worstelt u met bepaalde zonden die u maar niet overwonnen krijgt? Soms menen we na een lange strijd, een zonde te hebben overwonnen, maar als wij er niet meer aan denken, dan zijn we zo ineens weer gevangen in de strikken. Daar is een zonde overwonnen en hier komt er weer een nieuwe. Eindeloos vechten, een moedeloze strijd tegen onze zwakheden. Wat kan een mens te strijden hebben met zijn opvliegende karakter, altijd weer uit de slof schieten, steeds weer voorgenomen om het beter te doen maar ach helaas. Weer een ander worstelt met zijn hoogmoed, altijd de eerste, de beste willen zijn. Een ander zit gevangen in de strikken van de begeerte, meer, meer zo zucht hij en nooit genoeg.

Weer een ander zegt, nee daar heb ik gelukkig geen last van maar ik kan niet bidden, ik weet niet of ik wel echt bidt, zou God mij wel horen?

Wat een verbetertrajecten kunnen wij niet inslaan, hoe pijnlijk kan het zijn om dagelijks onszelf tegen te vallen. ‘s morgen staan we op met de gedachte, vandaag doe ik het beter. Vandaag zullen we niet zondigen. We horen een aangrijpende preek, we lezen Gods Woord en we zeggen Heere ik wil nooit meer zondigen, maar nog geen uur later is alles weer bedroven.

Vrienden, als we zo door gaan, dan is het hopeloos verloren, we zullen nooit beter worden, we zullen van de ene zonde in de andere rollen en met al ons zuchten en ploeteren voor eeuwig omkomen.

Het is onze hoogmoed wat in de weg staat. Wij menen iets te moeten doen om zalig te worden.

Maar zie toch in, dat dit niet gaat. Jezus heeft alles volbracht, Hij roept u toe, werpt uw net nu eens aan de andere zijde. Stop met vissen op eigen inzichten. God weet wat van Zijn maaksel is te wachten. Hij weet wie zij zijn, en God verwacht van ons geen grote dingen. In ons is geen gerechtigheid. Al doen we nog zoveel goede werken, ons hart is boos en daarmee kunnen we voor God niet bestaan.

In onze tekst lezen we,’ Zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid’ Dit geestelijke Koninkrijk bestaat daarin dat we mogen delen in de gerechtigheid van Christus. Hij, Jezus heeft alle gerechtigheid vervuld, Hij is de gerechtigheid, Hij is de volzalige, de Middelaar en Verlosser van allen die tot Hem de toevlucht nemen.

Hij heeft onze zonden op Zich genomen en is met onze zonden aan het kruis genageld. Onze zaligheid ligt in het bloed van Jezus. Als Jezus dan zegt, zoekt het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid dan wordt ons toegeroepen, werpt het net aan de andere zijde. Stop met het beter te weten en rust eenvoudig op Jezus Woord. Vertrouw Hem, de Amen, de Getrouwe als Hij roept, Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeit en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Kom dan, ja kom en laat u zaligen. Iedere tegenwerping die u nu inbrengt komt vanuit uw hoogmoed. U wilt zelf God zijn en u wilt uw eigen zaligheid verdienen, maar buiten Jezus is geen leven.

Leg eenvoudig uw hoofd in Jezus handen en laat Hem met u doen wat Hem behaagd.

Zalig worden en zalig zijn is niets anders dan eigen krachten verachten, eigen gerechtigheden wegwerpen en ons leven overgeven in Jezus doorboorde handen. Hem volgen waar Hij ook heen gaat.

We kunnen het ingewikkeld maken, maar het Evangelie is niet ingewikkeld. Zie wie u bent, met al uw zonden en uw ongeloof. Bedenk de liefde des Vaders die Zijn Zoon zond om u te redden. Bedenk de liefde des Zoons die Zijn leven voor u gaf. Ervaar het werk des Geestes die aan uw hart klopt. Verwerp dit toch niet. Geef uzelf gewonnen.

Het Koninkrijk der Hemelen in uw hart bestaat dus uit de wetenschap dat de gerechtigheid van Jezus uw gerechtigheid geworden is. Dat de Vader in de Hemel u aanziet, overkleed met de mantel der gerechtigheid. Hij ziet u aan in het offer van Zijn Zoon. U bent liefelijk in Zijn ogen. Jezus heeft uw schuld betaald. Jezus heeft uw graf geheiligd. Jezus heeft voor u een plaats bereid in Zijn heerlijkheid.

Hij is u voorgegaan, Hij bidt voor u, Hij waakt over u, Hij heeft de Heilige Geest gezonden om u te troosten. En in deze blijde wetenschap reizen wij getroost. Laat satan razen, laat de wereld spotten, laat alles zich tegen ons richten, met deze Blijdschap in ons hart, met dit vooruitzicht in ons verlangen en met het oog op Christus gericht, dringen wij door alles heen. Als het dan eens moeilijk is als we echt niet meer weten hoe het verder moet, dan zien we dat Vader ons draagt in Zijn armen. Bij Hem zijn we veilig. O wat een zalige zaligheid. Jezus tot ons deel. Een lieve Vader in de Hemel en een trooster in ons hart. Komt vrienden, verblijd u in uw God.

‘zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden.’ We hebben stilgestaan bij de zorgen die we kunnen hebben als het gaat om deze tijd. Geldzorgen, gezondheidszorgen, gezinszorgen en nog veel meer zorgen. De Heere Jezus zegt ons zoekt eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid en God zal voor al het overige zorgen. De God van Israël, die 40 jaar in de woestijn voor eten en drinken zorgde, dezelfde God die Elia aan de beek Krith, van eten voorzag door een Raaf te sturen. Die God die zorgde dat de meel en de olie niet verminderde bij de weduwe van Sarfath. Ja, die God is onze God. Hij zorgt voor ons. Hij kent ons, Hij hoort ons roepen, Hij geeft ons precies genoeg. Genoeg om niet te sterven en genoeg om niet rijk te worden.

We mogen leven bij de dag, niet bezorgd te zijn voor de dag van morgen, zoals een vogeltje iedere dag wakker wordt en fluit tot eer van haar Schepper en niet bezorgd is of er mogen nog een wormpje zal zijn. Dat is een leven dicht bij de Heere, een leven in afhankelijkheid van Hem een leven wat geen stap wil doen zonder Vaders goedkeuring. Vader wat U doet is goed, Uw wil geschiedde.

Vrienden, u die mag zeggen, deze God is onze God, deze Jezus is mijn Zaligmaker. Zoek eerst het Koninkrijk van God, Wij bidden ‘Uw Koninkrijk kome’ wij zien uit naar de uitbreiding van Zijn Koninkrijk, Wij verlangen om te zien dat velen hun leven mogen vinden in het bloed van Jezus onze Zaligmaker. Wij verlangen er naar om te horen dat Zijn Naam geloofd wordt met hart en mond. Laten wij eenvoudig de Boodschap van de Liefde van Christus tot zondaren brengen.

Laten wij denken aan de tijd dat we nog leefden zonder Christus, zodat we nooit hoogmoedig worden en ons nooit boven een ander verheffen. Valt er iemand van onze Godzalige vrienden in een vreselijke zonde, zoek hem of haar op en omring hen met liefde. Bedenk dat als wij even ons oog op Christus verliezen dat we al wankelen en er is maar weinig nodig om te vallen. Bidt opdat we niet in verzoeking komen, zoek de verzoeking niet op. Strijd tegen de Boze in de kracht van onze Heiland.

We hebben geleerd dat in ons geen kracht is, wij zijn nietig, zwak en vol zonden, maar Jezus is onze kracht, en als wij zien op Zijn bloed, op Zijn angsten en op zijn lijden voor onze zonden, dan kunnen we niet meer zondigen. Weersta de duivel in de kracht van Jezus Naam en bemerk hoe hij moet vluchten. Vaak gaan we gebukt onder zorgen, aanvechtingen en zondige gewoonten doordat we te veel zien op eigen kracht. Werp al uw zorg op Hem, want Hij zorgt voor u.(1 Petr. 5:7) Wentel uw weg op de Heere en vertrouw op Hem, Hij zal het maken.(ps. 37:5) Weet dat de strijd niet al te lang meer zal duren. Denk aan onze broeders en zusters die verschrikkelijke vervolgingen moeten doorstaan. Zij worden tot bloedens toe geslagen of gedood om de naam van onze Jezus. Wij zijn allen van hetzelfde Lichaam en als één lid lijd dan lijden alle leden mee. Zou de vinger tot de voet zeggen ik hoor niet bij jouw? (1 Kor. 12) Draagt dan hun zorg mee en wees niet bang als de ure van vervolging ook ons zal overkomen. Hij zorgt voor ons. ‘Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak, Matth. 26:41’

Wat er ook gebeurt, zoekt eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid en alle andere dingen zullen ons worden toegeworpen. Wat een heerlijke boodschap. Ik mag mij geheel verlaten op mijn Jezus, Hij verwacht van mij geen grote dingen, Hij weet dat ik een zondaar ben. Hoe meer ik mag ervaren van Zijn liefde hoe meer ik mag ervaren dat ik een vreemdeling ben op deze aarde. Ik heb hier geen blijvende stad, ik zie reikhalzend uit naar de dag dat ik Hem zien mag van aangezicht tot aangezicht. Nog even en dan zal het zover zijn. Weg wereld, weg schatten. Gij kunt niet bevatten. Hoe rijk ik wel ben. Ik heb alles verloren. Maar Jezus verkoren. Wiens eigen ik ben.

Kom vrienden, met deze Jezus komen we nooit beschaamd uit. Verlustig u in uw Heere. Amen.

Het gebed des Heeren
Uw koninkrijk koom’ toch, o Heer’!
Ai, werp den troon des satans neer;
Regeer ons door Uw Geest en Woord;
Uw lof word’ eens alom gehoord,
En d’ aarde met Uw vrees vervuld,
Totdat G’ Uw rijk volmaken zult.