Een gesprek rond verkiezing, bekering en geloof (Tom en Peter)
‘Daarom konden zij niet geloven,…. Joh. 12:39.’
We luisteren naar een gesprek tussen iemand die het leven heeft gevonden in de Heere Jezus Christus en iemand die is opgegroeid met de taal van de Bijbel maar nog leeft zonder God en zonder hoop.
“Tom”, zegt Peter, “hoe komt het toch dat er zoveel mensen zijn die blind zijn voor de liefde van de Heere God?” “Weet je Peter, ik denk dat er tegenwoordig veel te veel nadruk wordt gelegd op de liefde van God, terwijl God toch ook een verterend vuur is en dan erbij, de mens is blind voor de liefde van God.” “Ja Tom, daar heb je gelijk in, van nature zijn alle mensen blind voor Gods liefde en hebben zij ook niet in de gaten dat onze God een heilig God is Die geen gemeenschap kan hebben met de zonde en de zondaar die daarin leeft. Maar hoe zijn jouw ogen daar eigenlijk voor open gegaan?” “Hoe bedoel je Peter?” “Nou, hoe ben jij tot bekering en geloof gekomen?” “Ik denk dat we daar verschillend over denken Peter” “Hoe bedoel je Tom?” “Ach, Zoals ik al zei, tegenwoordig gaat het te gemakkelijk, mensen geloven in Jezus en zijn gered. Ik hoor niet van ontdekking aan de zonde en van wanhoop. Het lijkt wel alsof een verstandelijke keuze voor Jezus tegenwoordig genoeg is. Vroeger konden mensen getuigen van het werk van God. Al die bekeringen van tegenwoordig laten mij koud.”
“Tjonge Tom, je zegt veel waarheid. Maar als we nu even persoonlijk blijven, moet jij dan bekennen nog te leven buiten het zaligmakend geloof in de Heere Jezus Christus?” “Ja Peter, als God niet ingrijpt in mijn leven, dan ga ik verloren, dat weet ik maar tegelijk kan ik daar niet zoveel aan veranderen.” “Maar Tom, dat moet toch wanhopig zijn, als je beseft dat je ieder moment kunt sterven en dan voor God moet verschijnen. Dat kan toch niet buiten de Heere Jezus, dat weet je toch?” “Kijk Peter, nu kom jij ook weer met de Heere Jezus, maar je gaat voorbij aan Gods verkiezing.” “Hoe bedoel je Tom?” “Nou als ik luister naar al die gelovigen om mij heen, dan komen ze altijd met die teksten waarin het lijkt alsof ik een keuze moet maken. Ik hoor van liefde en nog eens liefde, God wil niet dat mensen verloren gaan, Jezus at met hoeren en tollenaren en verloren zonen mogen komen zoals ze zijn. Ik mag gewoon de toevlucht nemen tot de Heere God en geloven in de Heere Jezus. Maar zo gemakkelijk gaat dat niet.” “Tom, dit raakt mij, ik geloof dat je in verwarring bent geraakt, je ziet mensen die zich uitgeven voor gelovigen waarbij jij je vraagtekens hebt. Hun leven is volgens jou nu niet echt een leven om jaloers op te zijn. Maar, het is toch waar dat de verloren zoon inzag dat alles van deze wereld waardeloos was en als het ware getrokken werd tot de liefde van Zijn Vader? Zocht de Heere Jezus dan niet juist het verachte en onedele en riep Hij geen zondaren?” “Juist Peter, het was trekkende en opzoekende liefde en dat ging van God uit en niet van de mens.” “Maar, Tom, zie je dan niet hoe God iedere dag in Zijn goedheid voor je zorgt en zegt Paulus niet dat het juist de goedertierenheid van de Heere is die ons tot bekering leidt, trekt Hij dan niet door Zijn Woord en door de gebeurtenissen in je leven?” “Ja ja Peter, maar jij weet ook best dat de mens er helemaal buiten gezet wordt en dat het alleen Gods verkiezing is waardoor mensen behouden worden.” “Ja Tom, verkiezing is inderdaad een onbegrijpelijk wonder van Gods genade. Maar misschien leg je het accent verkeert, het is niet de verkiezing die redt, het is het geloof in de Heere Jezus dat ons redt van de dood, Zijn bloed reinigt van alle zonden. Zij die geloven, mogen roemen in Gods verkiezing.” “Weet je Peter, ik voel mij soms zo eenzaam en onbegrepen. Als ik op een verjaardag ben, of als ik eens een gesprek voer met hen die belijden te gelovigen, dan hoor ik alsmaar Bijbelse taal, het gaat over Jezus, over beloften, liefde en genade. Maar ik kan er niet bij want als ik de Bijbel opensla, lijkt het wel alsof alle teksten mij tegen zijn. De Bijbel lijkt mij wel te verdoemen in plaats van te behouden?” “Hoe bedoel je Tom, kun je eens wat gedeelten uit de Bijbel noemen?” “Dat is goed Peter, wacht, ik heb een Bijbel in mijn auto, ik haal hem even want daar heb ik wat teksten opgeschreven die mij aanspreken en tegelijk benauwd maken.”
Als Tom even naar de auto loopt, vouwt Peter zijn handen en zucht; “Heere help mij, leidt mij door Uw Geest en open de ogen van Tom voor zijn hopeloze toestand buiten U, ja open zijn ogen voor Uw genade.”
“Daar ben ik weer Peter, je vindt het toch niet vervelend om hierover te spreken? Ik kom misschien eigenwijs over maar ik weet echt niet hoe ik het anders moet zien. En Weet je Peter, het kan mij soms zo aanvliegen, de Heere heeft al zolang voor mij gezorgd, ik heb al zolang gezondigd en wat nu als ik zo moet sterven? Is God nu echt liefde of is Zijn liefde selectief? Misschien word ik wel tijdelijk gezegend maar moet ik voor eeuwig omkomen!” “Ja Tom, het is belangrijk om daar een antwoord op te hebben, zullen we eens naar de teksten kijken die je daar hebt?” “Ja Peter, dat is goed. Hier heb ik Johannes 12, de Heere Jezus heeft veel wonderen gedaan en dan staat er dat zij ondanks dat, toch niet geloofden en dan komt er een gedeelte dat mij aangrijpt. De profetie van Jesaja 51:1 gaat namelijk in vervulling; ‘Wie heeft onze prediking geloofd, en wien is de arm des Heeren geopenbaard?’ Dan lezen we Johannes 12:39 en 40; ‘Daarom konden zij niet geloven, dewijl Jesaja wederom gezegd heeft: Hij heeft hun ogen verblind, en hun hart verhard; opdat zij met de ogen niet zien, en met het hart niet verstaan, en zij bekeerd worden, en Ik hen geneze (Jes. 6:9,10).’ Zie je Peter, de mensen konden gewoonweg niet geloven omdat God hun ogen verblind had en hun hart verhard. Nu kon iedereen tegen hen zeggen; “je moet geloven”, maar wat valt er te geloven als God Zich niet ontfermt en geneest?” “Ja Tom, op het eerste gezicht lijkt deze tekst de zaligheid voor deze mensen uit te sluiten maar kijk eens naar vers 42: ‘‘Nochtans geloofden ook zelfs velen uit de oversten in Hem; maar om der Farizeen wil beleden zij het niet; opdat zij uit de synagoge niet zouden geworpen worden.’ Het is goed om een Bijbelgedeelte altijd in de context te bekijken. Een Bijbeltekst staat nooit zomaar op zichzelf. Als een tekst een andere tekst lijkt tegen te spreken dan moeten we heel goed opletten en kijken naar de boodschap die de context meegeeft. Zullen we eens kijken naar de context waarin Jesaja gesproken heeft?” “Ja dat is goed Peter.” “Kijk, Jesaja was een profeet door God geroepen om het van God afgekeerde volk op te roepen tot bekering. Zijn profetie wijst op het oordeel en dwars daardoorheen zal Gods genade overwinnen. De HEERE zegt van het volk dat het Zijn volk is, en dan lezen we in het tweede vers van Jesaja 1; ‘Ik heb kinderen groot gemaakt en verhoogd, maar zij hebben tegen Mij overtreden.’ Verder lezen we hoe zij een volk van zware ongerechtigheid genoemd worden, zij hebben zich van God en Zijn geboden afgekeerd. Al hun godsdienst is slechts vorm, zij zijn hypocriet. De HEERE zegt dat Hij het gebed niet hoort omdat hun handen vol bloed zijn. En toch, ondanks hun afwijken van de HEERE, nodigt Hij om tot Hem te komen. ‘Komt dan, en laat ons samen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol, Jes. 1:18.’ Zijn zegen zal volgen op bekering maar het zwaard op volharding in de zonden. Tom, je zou eigenlijk de eerste hoofdstukken van Jesaja eens achter elkaar moeten lezen, dan zie je hoe de HEERE in Zijn goedheid voor Zijn volk zorgt en hoe dat volk volhard in de afgoderij en het tergen van hun God. Dan roept Hij uit: ‘Wat is er meer te doen aan Mijn wijngaard, hetwelk Ik aan hem niet gedaan heb? Jes. 5:4a’ Ondanks de oordelen die worden uitgesproken over volharding in de zonden, gaan zij voort en roepen zelfs de oordelen over zichzelf, als zij spottend zeggen: ‘dat Hij haaste, dat Hij Zijn werk bespoedige, opdat wij het zien, Jes. 5:19a.’ Zij zullen verteerd worden, hun schoonheid zal vergaan, ‘omdat zij verwerpen de wet van de HEERE der heirscharen en de rede van den Heilige Israëls versmaden. Daarom is de toorn des HEEREN ontstoken tegen Zijn volk, en Hij heeft tegen hetzelve Zijn hand uitgestrekt en Hij heeft het geslagen, Jes. 5:24b,25a.’ Zie je Tom, in deze context van zonden, oproep tot bekering en volharding in ongerechtigheid, moeten we de woorden van Jesaja verstaan. Op een gegeven moment is de maat vol gezondigd en valt het volk onder het oordeel van volharding. We weten uit de geschiedenis hoe het met het volk gegaan is, vijanden zijn gekomen en hebben hen weggevoerd naar Babel. Toch, te midden van dit zondige, hardnekkige volk, zijn er altijd gebleven die de HEERE vreesden. Denk aan Daniël en zijn vrienden. Elia meende ook alleen overgebleven te zijn, toch waren er nog zevenduizend die de knie voor Baäl niet bogen. Als de Heere Jezus predikt en grote wonderen doet, dan zijn er die geloven maar de overgrote meerderheid volhardt in zonde en ongehoorzaamheid. Zij hechten meer waarde aan dat wat mensen zeiden, ja aan dat wat zij zelf goed dachten, dan aan dat wat het Woord van God tot hen sprak. Ongeloof sloot hen buiten de zaligheid en tegelijk weten wij hoe dit ongeloof ervoor gezorgd heeft dat de zaligheid over heel de wereld verspreid is, hoe groot is God!”
“Tjonge Peter, nu je dit zo uitlegt zie ik hoe rechtvaardig God is in Zijn oordelen, en tegelijk schittert Zijn genade voor hen die zich bekeren en geloven. Ik hoop dat de andere teksten ook hoop geven. Even kijken, Handelingen 13:48: ‘Als nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich, en prezen het Woord des Heeren; en er geloofden zovelen, als er geordineerd waren tot het eeuwige leven.’ Zie je Peter, daar gaat mijn hoop. Alleen zij geloofden, die van tevoren geordineerd of verkozen waren. Hoe kan ik nu weten of ik daarbij hoor? En wat konden die anderen eraan doen dat zij daar niet bij hoorden? ” “Niet te snel Tom, kijk uit dat je van Gods heerlijke verkiezing geen struikelblok maak. Deze tekst geeft zoveel stof tot roem aan God. Wij nietige mensen kunnen niet op Gods stoel gaan zitten of inblikken in Zijn wijze soevereine besluiten. Maar dat hoeft ook niet. Laten we weer naar de context gaan. Paulus predikt Jezus Christus en Dien gekruisigd op de sabbat in de Synagoge: ‘Zo zij u dan bekend, mannen broeders, dat door Dezen u vergeving der zonden verkondigd wordt, Hand. 13:38.’ Geen mens kan gerechtvaardigd worden door de wet van Mozes maar door de Heere Jezus wordt een iegelijk die gelooft, gerechtvaardigd. Nu ontstaat er als het ware een strijd, de Joden worden boos als zij zien dat een grote menigte heidenen zich bekeren en hongeren naar het Woord. Dan horen we Paulus en Barnabas ernstige woorden tot de Joden zeggen: ‘Het was nodig, dat eerst tot u het Woord Gods gesproken zou worden; doch nademaal gij hetzelve verstoot, en uzelven des eeuwigen levens niet waardig oordeelt, ziet, wij keren ons tot de heidenen, hand. 13:46.’ Zie je Tom, het Woord van God, ja het Evangelie van hun zaligheid, kwam tot de Joden maar zij hebben het verstoten en zichzelf daarmee het eeuwige leven niet waard geoordeeld. Zij volhardden in ongeloof en Paulus spreekt dan hoe de Heere hem geroepen heeft tot een licht der heidenen, opdat heidenen over heel de wereld tot de zaligheid zouden komen. En dan lezen we de woorden van jouw tekst. ‘Als nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich, en prezen het Woord des Heeren; en er geloofden zovelen, als er geordineerd waren tot het eeuwige leven.’ Zie je Tom, verkiezing sluit niet buiten maar doet hen die geloven, roemen in Gods genadige ontferming.”
“Maar Peter, het lijkt wel alsof het Woord van de Heere ineens een hele andere boodschap heeft. Het geeft mij moed, ik hoop dat de volgende tekst ook een andere boodschap voor mij heeft dan dat ik er ooit in gelezen heb.”
“Tom, vindt je het goed als we samen eerst bidden om de opening van je ogen, om een verbroken hart en om de genadige werking van Gods Heilige Geest?” “Ja Peter dat is goed.” “Heere, genadig en barmhartige God en Vader, open deze blinde ogen opdat zij u kennen. Verheerlijk Uzelf in dit leven opdat Uw grote Naam geprezen wordt. Vader wij zijn zo afhankelijk van U en van de werking van Uw Geest. Werk dan krachtig door uw Woord opdat wij roemen in Uw zaligheid en nooit meer struikelen over Uw barmhartige verkiezing. Och dat zij allen U kennen, trek verloren zonen en dochteren tot U, was en reinig hen, ja doe hen zien op Jezus Christus en Dien gekruisigd. Amen.”
“Peter, als je zo bidt dan verlang ik zo om deze God mijn Vader te mogen noemen, o hoe heerlijk zou het toch zijn als ik mocht rusten in het offer van de Heere Jezus Christus. Ik hoop dat de volgende tekst mij nog meer moed geeft. Eens even kijken wat ik opgeschreven heb, Johannes 6:44; “Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.” “Dat zijn ernstige woorden Tom. Niemand kan tot de Heere Jezus komen tenzij dat de Vader hen trekt. Maar zou dit iemand buitensluiten van de zaligheid? Of laat ik het anders brengen; We weten nu dat er niemand kan komen tot de Heere Jezus dan door de trekking van de Vader. Maar hoe trekt de Vader dan een zondaar tot Christus? Kun jij daar nu antwoord op geven Tom?” “Nou Peter, als ik denk aan die gedeelten die we samen behandeld hebben en aan jouw gebed, dan denk ik dat Hij dat doet door de prediking van Zijn Woord en door Zijn Geest.” “Juist Tom en dat Woord sluit niemand buiten! Dat Woord openbaart de verdorvenheid van de mens en roept haar op tot bekering. Het probleem ligt niet bij God maar bij de mens, blader maar eens naar Johannes 5. Zie je vers 40: ‘En gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben.’ De Joden waren op het punt gekomen waarop zij Jezus wilden doden. Zij waren veel meer gericht op de eer van zichzelf en het handhaven van eigen belangen dan de zaligheid in de Messias, zij wilde niet. Onderling streden zij om de eer en dan spreekt Jezus tot hen: ‘Hoe kunt gij geloven, gij, die eer van elkander neemt, en de eer, die van God alleen is, niet zoekt? Joh. 5:44.’ Zie je, verkiezing sloot hen niet buiten maar hun gedrag belemmerde te geloven. Jezus sprak: ‘En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage Joh. 6:40.’ Ja zij die de zaligheid hebben gezien in Jezus Christus, in Hem gelovig leren rusten, roemen in de trekkende liefde van God de Vader en putten kracht uit Zijn verkiezende liefde.”
“Peter nu moet ik ineens denken aan Johannes 3 daar staat geloof tegenover ongehoorzaamheid, ‘Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem, Joh. 3:36.’ Geloven in de Zoon is dus een daad van gehoorzaamheid, een onderwerpen aan God en ongeloof is een daad van ongehoorzaamheid.” “Ja Tom, als God je ogen opent en je krijgt zicht op Zijn geopenbaarde zaligheid dan kun je niet anders dan geloven en vertrouwen, omdat God het zegt. Je krijgt Hem lief en kunt niet meer langer volharden in ongehoorzaamheid. Je buigt en bukt, ja, je laat je zaligen uit en door genade.”
“Peter, ik heb nu ineens hoop gekregen dat de volgende tekst mij ook zal bemoedigen, zullen we ernaar kijken?” “Dat is goed Tom, waar bladeren we heen?” “We gaan naar Romeinen 8 en daar staat in vers 29: ‘Want die Hij te voren gekend heeft, die heeft Hij ook te voren verordineerd, den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen.’ Eigenlijk lees ik hier nu geen obstakel maar zie ik dat God de Zijnen al van eeuwigheid kent en dat het doel van hun verkiezing is dat zij het beeld van de Heere Jezus gelijkvormig worden. Maar laten we dan verder bladeren naar Romeinen 9 want daar ben ik altijd op vast gelopen.” “Dat is goed Tom. Het is een prachtig hoofdstuk en een onderwijzing aan hen die alreeds mogen geloven dat er geen verdoemenis voor hen is omdat zij in Christus Jezus zijn, zoals we lezen in Romeinen 8:1. De brief aan de Romeinen is onderwijs over de verlorenheid van de mens. Het leert de onmogelijkheid om zalig te worden door het houden van de wet en wijst de zaligheid aan in Christus Jezus. Het onderwijst hoe allen die in Christus geloven, met Hem zijn gestorven, begraven en opgestaan om nu vanuit de zalige positie waarin zij heilig en rechtvaardig voor God staan, te leven in en het door geloof. Romeinen 9, 10 en 11 laat zien hoe de Heere God vrij is in dat wat Hij doet, hoe Israël door het ongeloof en het steunen op hun eigen werken zich gestoten heeft aan de Steen des aanstoots, welke is Christus Jezus. Hoe de zaligheid is uit het geloof door het gepredikte Woord en dat de ongelovige Israëliet is afgebroken uit de edele olijfboom, opdat de gelovige uit zowel Jood als heiden daarin zou worden geënt. Ook leert het dat straks geheel Israël zal zalig worden. Ja Tom er staan zoveel beloften in de Bijbel die nog in vervulling zullen gaan. Wat een onbevattelijke genade bewezen aan een zondige wereld die vijandig is tegen God.”
“Peter, ik voel een diep verlangen in mij opkomen om nog veel meer te ontdekken in het Woord, het lijkt wel alsof ik nog nooit echt de Bijbel heb gelezen. Mijn oog valt op de verzen uit Romeinen 9. ‘Wat zullen wij dan zeggen? Is er onrechtvaardigheid bij God? Dat zij verre. Want Hij zegt tot Mozes: Ik zal Mij ontfermen, diens Ik Mij ontferm, en zal barmhartig zijn, dien Ik barmhartig ben. Zo is het dan niet desgenen, die wil, noch desgenen, die loopt, maar des ontfermenden Gods. Want de Schrift zegt tot Farao: Tot ditzelve heb Ik u verwekt, opdat Ik in u Mijn kracht bewijzen zou, en opdat Mijn Naam verkondigd worde op de ganse aarde. Zo ontfermt Hij Zich dan, diens Hij wil, en verhardt, dien Hij wil, Rom. 9:14-18.’ Deze verzen heb ik altijd gezien als buitensluitend en het gaf mij harde gevoelens over God. Nu zie ik hoe barmhartigheid staat tegenover het welverdiende oordeel. Ik heb altijd gedacht, ik zou de Heere wel willen kennen maar hoe zou dit mogelijk zijn als Hij mij ziet als Farao? Nu begrijp ik dat het Farao’s zonden en volharding in ongeloof waren waardoor God hem overgaf in het oordeel van volharding. Ik zie nu ook dat mijn wil nooit gewild heeft maar dat het Gods ontfermingen zijn die ook nu mijn hart doen branden om Hem te kennen. Het volgende vers vertolkt dat wat ik altijd gedacht heb: ‘Gij zult dat tot mij zeggen: wat klaagt Hij dan nog? Want wie heeft Zijn wil wederstaan?’ Ik ben maar een nietig mens, hoe zou ik deze vraag durven stellen aan de Heere? Het is voor mij niet de vraag of ik wel uitverkoren ben, nee ik geloof dat de Heere mij zojuist heeft laten zien dat Hij niet wil dat ik verloren ga (2 Petr. 3:9), maar dat ik Hem aanroep in de nood, mij tot Hem bekeer en geloof dat alleen het bloed van de Heere Jezus mij reinigt van al mijn zonden.”
“Tom ik zou met Paulus willen zeggen: ‘O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen, en onnaspeurlijk Zijn wegen! Want wie heeft den zin des Heeren gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest? Of wie heeft Hem eerst gegeven, en het zal hem wedervergolden worden? Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen, Rom. 11:33-36.’ Nu we zo’n lange tijd hebben stilgestaan bij Gods heerlijke verkiezende liefde zullen we dan ook nog even de andere kant bekijken waarin de oproep klinkt van bekering en geloof?” “Ja Peter ik verlang ernaar om nu de stem van de Heere te horen.”
“Nu Tom, de verkiezing is de kant van God en verborgen voor ons, tegelijk openbaart Hij ons Zijn bevel en nodigt ons tot Zijn Heil. Denk aan Mozes die in Deuteronomium 30 vers 16 zegt: ‘Want ik gebied u heden den HEERE uw God lief te hebben…’ Verderop zegt hij: ‘Ik neem heden tegen ulieden tot getuigen den hemel en de aarde; het leven en den dood heb ik u voorgesteld, den zegen en den vloek! Kiest dan het leven, opdat gij leeft, gij en uw zaad, Deut. 30:19.’ Zo ook Jozua: ‘Doch zo het kwaad is in uw ogen den HEERE te dienen, kiest u heden, wien gij dienen zult; hetzij de goden, welke uw vaders, die aan de andere zijde der rivier waren, gediend hebben, of de goden der Amorieten, in welker land gij woont; maar aangaande mij, en mijn huis, wij zullen den HEERE dienen! Joz. 24:15.’ En Tom, je weet nu dat de Heere God niet gediend kan en wil worden buiten het geloof in Zijn Zoon. We zagen in Johannes 6:40 dat het de wil van God is dat eenieder die de Zoon ziet en in Hem gelooft het eeuwige leven heeft. We zien een keuze wat we ook bekering kunnen noemen en we zien geloof. Eigenlijk is het niet zozeer een keuze van de wil maar meer een keuze van het hart omdat we zien dat er buiten deze lieve Zaligmaker geen leven is, ja Hij wordt het voorwerp van onze liefde en het geloof omhelsd de zaligheid in Hem. Het is de Geest Die dit alles in ons uitwerkt, zoals dat ook gebeurde bij Maria, die volgens de Heere Jezus het goed deel had gekozen. ‘Maar een ding is nodig; doch Maria heeft het goede deel uitgekozen, hetwelk van haar niet zal weggenomen worden, Luk. 10:42.'” “Maar Peter, Ik denk aan de tollenaar die uitroept “O God, wees mij zondaar genadig” en aan de moordenaar aan het kruis die roept: “Gedenk mijner als Gij in Uw Koninkrijk gekomen zult zijn.” Ook aan de verloren zoon die opstaat en tot zijn vader gaat en aan een Zacheüs die uit de boom komt. Zouden wij kunnen zeggen dat zij als het ware de juiste keuze hebben gemaakt?” “Ja Tom, hun oog was gericht op de Heere Jezus, het voorwerp van het geloof en daardoor konden zij niets anders dan buigen en bukken en zo de zaligheid omhelzen. Dat noemt de Bijbel een aannemen. ‘Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; Welke niet uit den bloede, noch uit den wil des vleses, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn, Joh. 1:12,13.’ Vandaag klinkt nog de oproep tot bekering: ‘God dan, de tijden der onwetendheid overzien hebbende, verkondigt nu allen mensen alom, dat zij zich bekeren, Hand. 17:30.’ We lezen in handelingen 2 hoe Petrus de mensen oproept tot bekering, een daad die zij moeten doen: ‘En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen, Hand. 2:38.’ In Zijn brief lezen wij hoe hij roemt in God de Vader Die ons heeft wedergeboren. ‘Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren, tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden, 1 Petr. 1:3.’ Zie je dat uitverkiezing ons helemaal niet lam hoeft te leggen, nee het heeft Paulus en Petrus en al Gods getrouwe knechten aangespoord om aan een ieder de zaligheid te verkondigen; ‘want er is ook onder den hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden, hand. 4:12.’ In Romeinen 10:17 lezen we; ‘Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods.’ Kom, hoor Zijn stem: ‘Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten, Joh. 6:35.’Ja, ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven, Matth. 11:28.’ Diezelfde Jezus spoort aan: ‘En Ik zeg ulieden: Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden. Want een iegelijk, die bidt, die ontvangt; en die zoekt, die vindt; en die klopt, dien zal opengedaan worden, Luk. 11:9,10.’“
“Peter, ik kan niet zeggen hoe dankbaar ik ben dat jij begon over Gods liefde, ik heb het nooit begrepen maar nu zie ik dat God liefde is en dat er in Hem een volkomen zaligheid is, tegelijk kan ik niet zeggen dat ik nu echt een keuze gemaakt heb, maar mijn hart wil niets anders dan op Hem hopen. Als ik dan bedenk hoe Hij de dood is ingegaan en het uitriep, Vader vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. Dan geloof ik dat Hij dat deed om mij te verlossen, Hij riep het uit, het is volbracht. Peter, waar anders moet ik zijn dan bij Deze Jezus? Ik zou willen roepen: O Heere Jezus ik geloof, maar kom toch alstublieft mijn ongelovigheid te hulp.”
“Tom, ik ben verwonderd en verblijd en weet niet meer wat ik zeggen moet, zullen we samen bidden en danken om de leiding van Gods Heilige Geest?” “Ja Peter, laten wij dat doen en bid dan ook voor allen die zo gevangen zitten in de strik van ongeloof en struikelen over Gods verkiezende liefde. Och hoe heb ik ooit zo kunnen denken over zo’n ontfermende God? Peter, ik wil het nu belijden aan de Heere.” “Dat is goed Tom, bid jij maar.” “Heere dank u wel voor dit moment, dank u wel voor uw ontfermende goedheid, voor uw genade die U mij bewezen hebt vanuit Uw Woord. Heere ik kan niet anders dan geloven dat U het niet op mijn ondergang voorzien hebt maar uw Zoon gezonden heeft naar deze aarde om mij, ja ook mij te redden van het verderf, te verlossen van Mijn zonden en mij te vormen naar het beeld van uw Zoon. Vergeef mij mijn volhardend ongeloof, ja, al mijn zonden en vermeerder mijn geloof. Leer mij leven door geloof en wandelen naar uw Woord. Open toch de ogen van allen die nog dwalen als schapen zonder herder, ja ontferm U over ons. Amen.” “Tom, zie op Hem, verblijd je te allen tijde in de Heere en laat de boze niet toe om het Licht te verduisteren. Van harte Gods zegen jongen.” “Bedankt Peter, Ik kan je niet vertellen hoe verwonderd ik ben. Bid voor me dat mijn kleine geloof niet verandert in twijfel en ongeloof, maar ook dat Ik meer en meer mag leren hoe groot Gods genade is. Bedankt en gegroet.”
Psalm 33 vers 1,6,9,10,11
Zingt vrolijk, heft de stem naar boven,
Rechtvaardigen, verheft den HEER.
Het past oprechten, God te loven;
Zingt Zijnen groten naam ter eer.
Prijst Hem in uw psalmen,
Met de schoonste galmen;
Roept Zijn weldaan uit;
Laat de keel zich paren
Met den klank der snaren;
Looft Hem met de luit.
Maar d’ altoos wijze raad des HEEREN
Houdt eeuwig stand, heeft altoos kracht;
Niets kan Zijn hoog besluit ooit keren;
’t Blijft van geslachte tot geslacht.
Zalig moet men noemen,
Die hun Maker roemen
Als hun HEER en God;
’t Volk, door Hem tevoren
Gunstig uitverkoren
Tot Zijn erv’ en lot.
Het briesend paard moet eind’lijk sneven,
Hoe snel het draav’ in ’t oorlogsveld;
’t Kan niemand d’ overwinning geven;
Zijn grote sterkte baat geen held.
Neen, de HEER der heren
Doet ons triumferen;
Hij, geducht in macht,
Slaat elk gunstig gade,
Die op Zijn genade
In benauwheid wacht.
Zijn machtig’ arm beschermt de vromen,
En redt hun zielen van den dood;
Hij zal hen nimmer om doen komen
In duren tijd en hongersnood.
In de grootste smarten
Blijven onze harten
In den HEER gerust;
‘k Zal Hem nooit vergeten,
Hem mijn Helper heten,
Al mijn hoop en lust.
Laat ons alom Zijn lof ontvouwen:
In Hem verblijdt zich ons gemoed,
Omdat wij op Zijn naam vertrouwen,
Dien Naam, zo heilig, groot en goed.
Goedertieren Vader,
Milde zegenader,
Stel Uw vriend’lijk hart,
Op Wiens gunst wij hopen,
Eeuwig voor ons open;
Weer steeds alle smart.
Wilco Vos Veenendaal 14-01-2016