Een zaaier ging uit om zijn zaad te zaaien
‘Een zaaier ging uit om zijn zaad te zaaien; en als hij zaaide, viel het ene bij den weg, en werd vertreden, en de vogelen des hemels aten dat op. En het andere viel op een steenrots, en opgewassen zijnde is het verdord, omdat het geen vochtigheid had. En het andere viel in het midden van de doornen, en de doornen medeopwassende verstikten hetzelve. En het andere viel op de goede aarde, en opgewassen zijnde bracht het honderdvoudige vrucht voort. Dit zeggende riep Hij: Wie oren heeft om te horen, die hore, Luk. 8:5-8.’
In de tijd dat de Heere Jezus hier op aarde was, heeft Hij veel gesproken. Vaak wandelde Hij tussen de mensen die om Hem heen dromden om Hem te zien en te horen. Ondertussen sprak Hij tot hen doormiddel van gelijkenissen. Gelijkenissen zijn verhalen waarin alledaagse dingen voorgesteld worden, terwijl er een diepere betekenis in de boodschap ligt. Zo ook in deze gelijkenis van de zaaier die uitging om te zaaien. Iedereen om Hem heen kende het beeld van een zaaier die over zijn akker liep terwijl hij het zaad uitstrooide. In gedachten verplaatsen we ons naar het Oosten, we zien een grote vlakte met stukken grond die gescheiden worden door weggetjes waarop mensen, ezels, wagens en van alles voorbijtrekt. Op één van deze stukken grond zien we een zaaier op zijn akker. De grond is geploegd en hij strooit vol ijver het zaad in de hoop en verwachting dat het veel vrucht zal voortbrengen. Terwijl hij zo het zaad uitstrooit, komt een deel van het zaad op zo’n weg terecht. Verderop ligt een grote steen onder het zand, en weer verderop groeien wat doornen, de zaaier zaait ook hier zijn zaad. Als we nu de tijd nemen om te zien wat er met het gezaaide zaad gebeurt dan zien we verschillende dingen. Op de weg, ligt zaad, de weg is hard, aangereden en gestampt door de vele wagens en voeten die er over heen zijn gegaan. Het zaad ligt er nog maar net, of het wordt vertrapt, vogels komen aanvliegen en pikken het overige zaad van de weg. Dit zaad was snel verdwenen. Het zaad dat op de steenrots viel is snel opgekomen, diepte om te wortelen was er niet, het schiet op, ziet er mooi uit maar de zon begon te schijnen en de hitte deed het gewas verdorren. Tussen de doornen kwam het ook op, helaas door de dichtheid van de doornen en distels verstikte het. Het zaad dat in de geploegde aarde viel wortelde zich diep en bracht vrucht voort.
Het beeld wat de Heere Jezus ons voorhoud, is een duidelijk beeld, we kunnen het ons voorstellen en tegelijk ligt in deze gelijkenis een diepe boodschap. Een zaaier ging uit om te zaaien, zij die het Woord van God uitdragen worden vergeleken bij een zaaier. Het gebied waar de zaaier zaait is de plaats waar het Woord van God gebracht wordt. We kunnen denken aan een (kerk)gebouw, de straat of middels geschreven woorden. Een zaaier heeft onder hen wie het zaad ontvangen, verschillende mensen, hun harten worden vergeleken met een weg, een steenachtige plaats, een plaats van doornen en distels en een geploegde akker. We zullen bij iedere situatie stilstaan.
Veel mensen gaan zondag aan zondag naar de kerk, zij ontvangen het zaad en willen zelfs door de weeks ook nog wel eens wat lezen, waardoor ook dan het zaad gestrooid wordt. Helaas hun hart kunnen we vergelijken bij een weg dat tussen de akkers loopt. Het is daar zo druk, er wordt af en aan gereden met wagens vol handel. Hun hart is hard geworden, het zaad kan zich niet wortelen. Het zaad dat niet vertapt wordt door alles wat in hun hart omgaat, wordt opgepikt door de vogels die aan komen vliegen. Velen van hen, komen ondank hun hardheid trouw naar de kerk, thuisblijven zou hen ongerust maken, zij kunnen hun plaats toch niet leeglaten? Helaas maakt hen dit alleen maar harder. Zij hebben de boodschap al zo vaak gehoord, het laat hun hart en onverschillig. De donder van de wet horen zij niet meer, en de liefelijke klanken van het Evangelie raakt hen niet meer. Het is als een getrainde politie hond die niet meer schrikt als er geschoten wordt en niet reageert als er een plakje worst voor zijn neus wordt gehouden. Terwijl er gezaaid wordt is hun hart vol met bezigheden, het is druk op de weg en het zaad vind geen bodem om te wortelen. ‘Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien, en horende niet horen, noch ook verstaan, Matth. 13:13.’ Wat een rampzalige toestand!
Van anderen wordt het hart vergeleken bij een steenrots of een steenachtige plaats. Het zaad valt en schiet wortel. Het zijn mensen die in aanraking komen met het Woord. Zij horen de blijde boodschap en verheugen zich hierin. Het zijn mensen die soms helemaal geen kerk van binnen gezien hebben, anderen zitten in de kerk en horen voor het eerst iets wat zij nog nooit gehoord hebben. We komen ze tegen op straat en bij weer anderen kwam het zaad via vrienden in hun hart. En zoals het zaad op deze steenachtige plaats wortel schiet maar geen diepte vindt, zo gaat het bij deze mensen ook. Zij geloven in Jezus, zingen en praten over Jezus en zijn vol vuur. Ze breken vaak radicaal met hun leven wat zij leefden en zijn vol enthousiasme als het gaat om de dingen van Gods Koninkrijk. Als er geholpen moet worden dan zijn zij er. Als er geëvangeliseerd moet worden dan zijn zij de eerste. Hun blijdschap kent geen grenzen. Helaas, de wortels zitten niet diep, hun hart is nog van steen, het was alles maar gevoel, bevinding en ervaring, waar zij op bouwden. De zon begint te schijnen en het plantje verdort omdat de wortels geen vocht meer vinden. Zo is het ook bij deze gelovigen, hun vrienden lachen hen uit, omdat ze zo bekrompen zijn geworden, eerst kunnen zij er nog tegen, omdat ze vol nieuw vuur zijn, later wordt het hun te veel. Zij dachten dat een leven met Jezus een gelukkig leven zou zijn, ze hadden voorspoed en welvaart verwacht maar ach wat valt dat tegen. De tegenslagen worden te veel en ze breken met alles. ‘Maar hun is overkomen hetgeen met een waar spreekwoord gezegd wordt : De hond is wedergekeerd tot zijn eigen uitbraaksel, en de gewassen zeug tot de wenteling in het slijk, 2 Petr. 2:2.’
Er is ook zaad dat tussen de doornen gezaaid is, dat zijn zij die het Woord horen, overdenken en voor langere tijd vasthouden. We komen zulke mensen tegen in de kerken, zij kunnen spreken over indrukken van dood en eeuwigheid, zij hebben wel eens een nacht wakker gelegen omdat zij niet konden slapen bij de gedachten aan God, aan hun zonden en aan het uur van sterven. Zij kunnen anderen waarschuwen, soms gaan ze zelfs evangeliseren, kortom ze zijn vol goede bedoelingen. Deze mensen vinden we ook op straat, we komen ze tegen, spreken met hen over de wet, zonde, schuld en Gods genade in het schenken van Zijn Zoon, zij luisteren ernstig, gaan naar huis, bidden en gaan lezen in de Bijbel. Helaas, het leven kent zoveel zorgen, ze hebben zoveel goed op deze aarde dat het alles verstikt wordt en geen vrucht voort kan brengen. Het werk, het gezin, de familie en vriendenkring vraagt zoveel aandacht dat er geen vrucht wordt voortgebracht. Hoeveel mensen, zijn het grootste deel van hun tijd bezig met het verzamelen en beheren van hun geld en goed. Ze zijn echt ernstig als het gaat om God en hun zaligheid en tegelijk is er zoveel om hun heen dat hen afhoud van het ware leven met God. Jonge mensen, hebben hun handen vol aan hun studie, als ze eindelijk afgestudeerd zijn krijgen ze werk dat al hun aandacht vraagt en zodoende is er gewoon geen tijd om God te zoeken, te dienen en te eren. Als hun geweten geraakt wordt door de prediking van het Woord, nemen ze zich voor om het anders te gaan doen. De praktijk is helaas zo anders, ze verontschuldigen zich eerlijk, ‘Ik heb toch mijn verantwoording, ik moet voor mijn gezin zorgen en ik kan de boel toch niet zomaar loslaten?’ In dit verband moeten we denken aan de rijke jongeling. Hij kwam Jezus tegen op de weg en vroeg wat hij moest doen om zalig te worden. De Heere Jezus kende het hart van deze jongen en wist dat hij de geboden kende: ‘Gij weet de geboden: Gij zult geen overspel doen; gij zult niet doden; gij zult niet stelen; gij zult geen valse getuigenis geven; gij zult niemand tekortdoen; eer uw vader en moeder, Luk 10:19.’ De jongen antwoord dat hij al deze geboden onderhouden heeft, hij meende dit oprecht. ‘En Jezus hem aanziende, beminde hem en zeide tot hem: Eén ding ontbreekt u: ga heen, verkoop alles wat gij hebt en geef het den armen, en gij zult een schat hebben in den hemel; en kom herwaarts, neem het kruis op en volg Mij, Mark 10:21.’ Natuurlijk wil de Heere Jezus ons hier niet duidelijk maken dat we door iets te doen, zalig kunnen worden. Jezus kent het hart en wist dat deze jongen vastzat aan zijn geld en goed en daarom beproefde Hij hem. De jongen wordt verdrietig en gaat weg, want hij had vele goederen. Dan lezen we de ernstige woorden: ‘En Jezus rondom ziende, zeide tot Zijn discipelen: Hoe zwaarlijk zullen degenen die goed hebben, in het Koninkrijk Gods inkomen! Luk. 10:23.’ Is het dan onmogelijk om zalig te worden als je rijk bent? ‘Het is lichter dat een kemel gaat door het oog van een naald, dan dat een rijke ingaat in het Koninkrijk Gods, Matth. 19:24.’ Het is dus niet onmogelijk, als de grote stadspoorten dicht waren dan was er altijd nog een kleine doorgang in de muur, dit werd het oog van de naald genoemd, de kameel moest dan helemaal afgeladen worden en kon door diep te bukken toch naar binnen. Dat ging niet vanzelf maar het was wel mogelijk, deze gelijkenis neemt de Heere Jezus als het gaat om een rijke die zalig wordt. De rijke zal in Christus meer rijkdom moeten zien dan in zijn eigen schatten. Daarbij komt dat zijn schatten zoveel zorgen geeft dat er nauwelijks gelegenheid is om het goede zaad te ontvangen. Mensen zijn zo gericht op het hier en nu, als we het hier dan goed hebben, dan wil men niet denken aan dood en eeuwigheid. De Heere Jezus neemt zelf deze gelijkenis en verklaart het als de zorgvuldigheden en rijkdom en wellusten van het leven. Ik geloof dat er ook velen zijn waar de doornen van verkeerde inzichten het onmogelijk maken om vruchten voort te brengen. De doornen van menselijke inzichten, uitleggingen en verwrongen voorstellingen zorgen ervoor dat het gewas verstikt. ‘Maar het woord der prediking deed hun geen nut, dewijl het met het geloof niet gemengd was in degenen die het gehoord hebben, Hebr. 4:2b.’
Er zijn mensen van wie het hart vergeleken wordt bij een toebereide akker. Een toebereide akker is een akker waar geploegd is, de harde grond is opengesneden. Nu valt het zaad in zachte grond en de wortels kunnen de diepte in zodat het gewas zal opgroeien en vrucht zal voortbrengen. Van nature hebben alle mensen een hard hart. Iedereen weet diep vanbinnen dat er een God moet zijn en tegelijk willen mensen dit niet geloven. De mens wil zelf regeren en bepalen wat wel en niet goed is. Nu heeft God Zijn heilige wet gegeven om de mens in te laten zien dat het hart boos en verkeerd is. Zoals een spiegel de zwarte strepen op het gezicht van een arbeider laat zien, zo laat de wet ons de zwartheid van ons hart zien. De spiegel kan ons gezicht niet wassen maar het laat ons zien wat wij niet wisten. Nu, zo laat de wet ons zien waar wij schuldig aan zijn. Het legt ons hart open zodat we de vuilheid ervan zien. Een mens die ziet dat zijn hart niet mooi, maar helemaal zwart van de zonde is en daarmee inziet niet voort God te kunnen verschijnen zonder veroordeeld te worden, kunnen we vergelijken bij de toebereide akker. In deze harten is er plaats voor zaad, het Woord van God. Als zo’n schuldverslagen zondaar de blijde klanken van het Evangelie hoort, dat Jezus Christus, de Zoon van God gekomen is om zondaren zalig te maken, dan neemt het deze woorden gretig op. Christus ging aan het kruis om te vervullen wat zo’n zondaar in eeuwigheid niet zou kunnen vervullen. Bij het zien op dat kruis springt het hart van de zondaar op en roept het uit, ‘geef mij die Jezus, want zonder Hem kan ik niet leven en sterven.’ Bij het zien op dat kruis moet de zondaar ervaren hoe ernstig zijn zonden zijn. Deze zonden konden niet op een goedkope manier weggedaan worden, God moest Zijn Zoon schenken en de Zoon schonk Zijn leven opdat zondaren leven zouden. Hoe meer zij zien van de heerlijkheid van Christus hoe meer de wortels de diepte ingaan. Zij voeden zich met het Woord en de zegeningen van hun hemelse Vader doen hen groeien en het blijven in Jezus hun Zaligmaker doet hen vrucht voortbrengen. ‘Blijft in Mij, en Ik in u. Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelve, zo zij niet in den wijnstok blijft, alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft. Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen, Joh. 15:4,5.’ O, gezegend is deze mens.
Lieve vrienden, hoe staat het met u, waar moet u uzelf plaatsen? Kom, wees eerlijk, Gods ogen zien ons hart en Hij weet wie wij werkelijk zijn. Is het zaad van het Woord van God in uw hart gezaaid en heeft het al vruchten voortgebracht? Dan weet u ook hoe de ploeg van de wet uw hart heeft doorploegd. Dan weet u als geen ander hoe vuil en zondig uw hart was en hoe u door Gods genade van dood levend bent geworden, hoe het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon al uw zonden en schuld heeft weggewassen. Hoe heerlijk om nu te mogen zien op Christus de Verhoogde Middelaar die zit aan de rechterhand Gods om voor ons te bidden. Hij is voor ons de dood ingegaan, heeft het leven ons bereid en het is Zijn verlangen dat ook wij straks voor eeuwig bij Hem zullen zijn.
Leeft u nog zonder vrucht? ‘Betert u dan en bekeert u, opdat uw zonden mogen uitgewist worden, wanneer de tijden der verkoeling zullen gekomen zijn van het aangezicht des Heeren, Hand. 3:19.’