Volg ons op YouTube

En sommigen geloofden wel. Handelingen 28:24

Twee broers hadden naast hun studie een bijbaantje waar ze hard werkten. Veel hadden zij al gekeken en gesproken over de brommer die zij zo graag wilden hebben. Eindelijk was de dag gekomen dat ze hun brommer bij elkaar gespaard hadden.

Met hun gloednieuwe brommer stonden ze buiten op de stoep bij de fietsenmaker. ‘Denk er om jongens, de eerste 1000km niet vol gas rijden hoor.’ ‘Ja, ja’ riepen de jongens en daar bromden ze samen weg. ‘Tjo wat een aardige kerel hé, we kregen zomaar een helm en een slot voor niets. Ja geweldig, maar wat rijdt hij lekker hé?’ En zo reden de gebroeders op hun nieuwe aanwinst. Op een dag zouden ze weer gaan werken. Één van de broers, had met de baas afgesproken een half uurtje eerder te beginnen. Wat aan de late kant stapte hij op zijn brommer, vol goede moed reed hij vol gas op weg naar het werk. Toen gebeurde het, een vreemd geluid en daar stond hij langs de kant van de weg. Wat hij ook probeerde de brommer zweeg in alle talen. Wat nu? Ah, daar kwam broertje aan. ‘He, wat doe jij hier?’ ‘Hij doet het niet meer’ zo klonk het beteuterd. ‘Wat heb je gedaan dan?’ ‘Niets bijzonders, ik was wat laat en ben vol gas op weg gegaan en ineens stopte hij er mee.’ ‘Maar broer, we mochten volgens de fietsenmaker de eerste 1000km toch niet vol gas rijden? Geloofde je de fietsenmaker niet?’ ‘Ach jawel maar ik dacht, dat zal toch zo nauw niet komen.’

Hier hebben we een praktisch voorbeeld, allemaal begrijpen we wat hier verkeerd is gegaan. Geloofde deze jongen dan niet wat de fietsenmaker hem gezegd had? Hij zij dat hij het wel geloofde maar toch was hij niet gehoorzaam. Aan de uitwerking kunnen we dus zien dat deze jongen eigenlijk niet geloofde wat de fietsenmaker gezegd had, anders had hij zeker geluisterd!

In de praktijk van ons dagelijks leven wordt ons geloof de hele dag op de proef gesteld. Wij vertrouwen en geloven dat de wekker ons ’s morgens zal wekken. Als wij ’s morgens de thermostaat bedienen dan geloven wij dat de verwarming zijn warmte zal gaan geven. Als wij in onze auto stappen dan geloven wij dat hij zal doen wat wij willen en ons op de plek van bestemming zal brengen. Als wij met iemand een afspraak hebben staan om 10 uur dan geloven wij vast dat hij zijn afspraak zal nakomen en maken wij de koffie vast warm. Dit gaat zo de gehele dag door. We moeten wel de conclusie trekken dat we goedgelovig zijn.

Dit zijn wat eenvoudige voorbeelden, maar denk eens aan situaties waar het geloof in een ander van levensbelang kan zijn. Een piloot moet in volle zee landen op het vliegdekschip, op het dek staat zijn collega die het sein geeft om te landen, de piloot moet blindelings vertrouwen op zijn collega anders is hij ten dode opgeschreven. Hoe vaak komen zulke situaties niet voor op de werkvloer?

Vertrouwen is van levensbelang!

Volgens het van Dale woordenboek is geloof het vertrouwen in de waarheid van iets en een vast en innig vertrouwen op God.

De God van Abraham, Izak en Jakob had beloofd dat hun zaad het land Kanaän zou beërven. Abraham, Izak en Jakob, hebben geloofd dat God deze belofte zou vervullen. God is getrouw.

Maar hoe leek alles anders te gaan dan belooft, Jakob kwam in Egypte en daar groeide zijn volk uit tot een groot volk. Gebukt onder de harde slavendienst van de Egyptenaren heeft het volk tot God geroepen en op wonderlijke wijze heeft de God van Jakob Zijn volk verlost uit de handen van de Egyptenaren. 600.000 strijdbare mannen met hun vrouwen en hun kinderen trokken uit Egypte, niet één van hen was zwak.(Ex. 12:37, Ps. 105:37) God zelf zorgde voor een wolkkolom die het volk de weg wees en zorgde dat zij niet door de hitte van de zon werden verzwakt. ’s nachts was er een vuurkolom. Wat een bijzondere macht heeft God Zijn volk laten zien. Hij zorgde voor een pad dwars door de Schelfzee, zodat zij daar met droge voeten doorheen wandelden. De Egyptenaren die hen nakwamen verdronken allen in het water wat op Gods bevel weer doorstroomde. ’s morgens als de Israëlieten wakker werden zorgde God voor manna, waar zij brood en koeken van bakten, iedere dag was er genoeg. Kwakkels kwamen aanvliegen zodat er vlees was om te eten. Geen Israëliet is omgekomen vanwege de honger. God was met hen. Hij had hen uit Egypte uitgeleid om hen te brengen in het beloofde land Kanaän.

En dan lezen we in Gods Woord: ‘En wij zien dat zij niet hebben kunnen ingaan vanwege hun ongeloof. Hebr. 3:19.’

Dagelijks zagen zij Gods almacht, zijn onbegrijpelijke zorg, nog maar net hadden zij uit Gods eigen mond gehoord dat zij geen andere goden mochten dienen en wat deed het volk? Zij bouwden een gouden kalf, zij wilden een god hebben die zij konden zien. (Ex. 32) Als we de geschiedenis van de woestijnreis lezen dan kunnen we ons verwonderen over de eindeloze trouw van God tegenover zoveel opstand en ongehoorzaamheid van het volk. Als ze dan in de buurt van het land Kanaän, het beloofde land, aangekomen zijn, stuurt Mozes op Gods bevel 12 verspieders om het land te bezichtigen. Zij komen terug en vertellen wat zij gezien en gehoord hadden. Jozua en Kaleb waren vol vertrouwen dat God hen zou brengen in dat land. Maar, de tien andere verspieders zagen het alles niet zo rooskleurig, zij zagen op de geweldige reuzen die daar woonden en de muren die de stad omringden. Nee, het was onmogelijk om in dat land te komen. En wat gebeurt? Het volk gelooft deze leugenprofeten. Gods toorn ontstak en velen zijn gedood. Ook deed God een eed dat niemand van 20 jaar oud en daarboven het land zou ingaan dan alleen zij die geloofd hadden. (Num. 14:29-34)

Eindelijk na veertig lange jaren trok het volk onder leiding van Jozua en Kaleb het beloofde land in.

O, dat vreselijke ongeloof, zo’n goeddoend God en dan niet op Hem te vertrouwen. Iedere dag gaat de zon over ons op, eten en drinken hebben wij in overvloed, een huis om in te wonen en wie anders dan God de Vader zorgt hiervoor? Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Hij heeft alles geschapen en iedere dag zorgt Hij ervoor dat alles zijn voortgang heeft. De vogels hebben eten en fluiten tot eer van hun Schepper, en wij mensen zien al deze dingen, wij leven uit Zijn hand maar wie van ons beseft ten diepste wat dit is. Weten wij niet dat het de goedertierenheden des Heeren zijn die ons tot bekering leiden? ( Rom. 2:4)

Van de Israëlieten staat geschreven in Psalm 78:22 ‘Omdat zij in God niet geloofden, en op Zijn heil niet vertrouwden’. Wij moeten beamen dat wij geen haar beter zijn. Wie van ons gelooft dat wij zoals wij geboren zijn, leven in de dienstbaarheid van satan? Gevangenen van de duivel en zoals het volk Israël gebukt ging zo gaan wij gebukt onder de harde slavendienst. Wie maakt zich hier druk om? Veel mensen zien niet dat zij gebonden zijn en dat satan maar één doel heeft. Zijn doel is om ons te vernietigen, om ons al strelend en sussend naar de hel te slepen. En dan komt tot ons de boodschap van redding, er is een Verlosser, Hij is gekomen en heeft zichzelf voor ons in de dood overgegeven. Hij heeft de banden gebroken en satans kop vermorzeld, Hij is de overwinnaar en de triomfator. Hij is opgestaan Hij leeft! Jezus is Zijn Naam. En er is onder de Hemel geen andere Naam gegeven door welke wij moeten zalig worden. Zijn bloed wast ons van alle zonden en met Hem willen we wandelen voor Gods gezicht en alles wat ons ooit bond aan koning Satan willen we ver van ons werpen. Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen en dat is het vermaak van ons hart geworden.

Nu komt tot ons persoonlijk de vraag of wij deze Blijde boodschap van Heil, van redding, verlossing en een eeuwige zalige toekomst ook geloven. Of wij vertrouwen op het zoenwerk van Christus.

We lezen in de tekst boven onze meditatie ‘En sommigen geloofden wel hetgeen dat gezegd werd, maar sommigen geloofden niet. Hand. 28:24.’ Paulus was in Rome en had daar vele mensen om zich heen. Hij vertelde hen van het Koninkrijk Gods en probeerde hen te bewegen tot het geloof van Jezus, door zijn woorden uit de Wet van Mozes en de Profeten. (Hand. 28:23). We zien dus dat Paulus hen ook de wet van Mozes voorhield. Hij heeft hen gewezen op hun verantwoording, zij waren schuldig aan de overtreding van de geboden. Hij heeft hen gewezen op de Christus die komen zou vanuit de Profetische getuigenissen en hen verteld dat deze Jezus de Messias gekomen was. De Zaligmaker die de wet en de profeten heeft vervuld. Hij die zichzelf onder de wet heeft gebracht en de vloekdood is ingegaan om vloekelingen en wetsovertreders te bevrijden van het juk der zonden en de straf. Paulus heeft aangedrongen om deze blijde boodschap te geloven.

‘Want ik schaam mij het Evangelie van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk die gelooft, eerst den Jood, en ook den Griek. Rom. 1:16.’ Paulus heeft ons door Gods Geest gedreven, geleerd dat ‘de rechtvaardigheid Gods is geopenbaard geworden zonder de wet, hebbende getuigenis van de Wet en de Profeten: Namelijk de rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus, tot allen en over allen die geloven; want er is geen onderscheid. Rom 3:21-22.’ Dus door het geloof in Jezus Christus zijn wij rechtvaardig voor God. Als wij geloven dat Jezus Christus voor ons persoonlijk zijn bloed heeft gegeven dan is onze schuld betaald en zijn wij verzoend met God onze Vader. ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven. Joh. 6:47.’

En dan horen we Petrus en met hem al zijn broeders tot aan de dag van vandaag getuigen: ‘ En wij hebben geloofd en bekend, dat Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods. Joh. 6:69.’

Vrienden wat is zalig worden toch eenvoudig!

Roept er iemand uit, ‘wat moet ik doen om zalig te worden?’ Het antwoord van Gods Geest is: ‘Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis. Hand. 16:31.’

Ik weet dat er nu zullen zeggen, ja, dat kun je nu wel zo zeggen maar dat gaat zo gemakkelijk niet. Dan moeten wij tot u zeggen wat onze tekst zegt. ‘maar sommigen geloofden niet. Hand. 28:24‘En we zien dat zij niet hebben kunnen ingaan vanwege hun ongeloof. Hebr. 3:19.’

Maar God zij dank, we leven nog en ieder uur dat wij leven staat de deur open. Jezus zelf is de Deur ‘Hij zegt. Ik ben de Deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden, Joh. 10:9.’ Wat is dan dat ingaan? Wel, dat is het vertrouwen stellen op Jezus en op Hem alleen. Geloven dat Hij het is die komen zou om ons te verlossen. Geloven dat Hij Zijn bloed gaf voor uw zonden.

We lezen van Maria de zus van Lazarus, dat Jezus tot haar zei: ‘Ik ben de Opstanding en het Leven; die in Mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven; En een iegelijk die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Gelooft gij dat? Zij zeide tot Hem: Ja, Heere; ik heb geloofd dat Gij zijt de Christus, de Zone Gods, Die in de wereld komen zou. Joh. 11:25-27.’ Maria geloofde het en zij had nog niet gezien dat Jezus gekruisigd is en weer is opgestaan. Wij weten vanuit Gods Heilig Woord dat Hij is gestorven, begraven en opgestaan. Dat Hij is verschenen aan vele mensen en opgevaren is naar de Hemel voor het oog van Zijn discipelen. Hij is aan Vaders Rechterhand, om daar als de medelijdende Hogepriester voor ons te bidden. Hij kent ons, al onze zwakheden, aanvechtingen, verzoekingen, angst, verdriet en pijn heeft ook Hij gewillig willen ondergaan. Hij zonder zonden voor de zondaren, Hij de vloek op zich genomen voor vervloekten, Hij is gekruisigd in onze plaats opdat wij eeuwig zouden leven met hem. Zie hier de Christus. ‘En dit is de wil Desgenen Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk die den Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. Joh. 6:40.’ Het is de wil van God de Vader dat wij geloven in Zijn Zoon. Opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar het eeuwige leven zal hebben (Joh. 3:16).

Onbegrijpelijk dat wij mensen die deze boodschap kennen, dit niet durven te geloven. Vandaag hoort u van een dokter dat u aan een kwaal lijdt. Hij zal u opereren en u bent weer genezen. Volkomen gelooft u in de vakkundigheid van deze arts, u geeft u gewillig over in zijn handen. Hij brengt u onder narcose en snijd in uw lichaam, verwijderd daar het nodige en maakt u weer dicht. En eindelijk komt u weer bij uit de narcose. Hoe is het nu toch mogelijk dat u zich wel overgeeft in de handen van een mens en niet in de handen van die lieve God. In Zijn handen zijn wij echt veilig. Wie bij Hem het leven zoekt zal nooit verloren gaan.

Misschien zegt u, maar ik zoek al zo lang. Wat zoekt u dan? Zoekt u de levende Jezus? Werpt u neer aan Zijn voeten, belijd uw zonden en u zult leven! U mag komen zoals u bent. U hoeft u niet anders voor te doen. Uw zonden zijn niet te groot. Uw verleden is niet te vuil. Hij is gekomen om zondaren zalig te maken. Met hoeren en tollenaren zat Hij aan tafel. Zijn liefdevolle ogen zullen u niet boos aankijken. Zijn doorboorde handen zullen u zegenen en u zult huppelen van zielenvreugd omdat u uw wens zal verkrijgen. U zult leven. En uitroepen. Één ding weet ik dat ik blind was en nu zie. Ik was dood en nu leef ik. Ik was een verloren zondaar en nu een behouden zondaar. Jezus is mijn leven, mijn zaligheid, mijn gerechtigheid, mijn heiligheid, met Hem wil ik leven en sterven. Bij Hem wil ik eeuwig zijn. Al wat aan Hem is ,is gans begeerlijk (Hoogl. 5:6).

Misschien zegt u, ‘ja ik weet dat ik me aan Zijn voeten heb neer mogen werpen, ik geloofde werkelijk dat Hij mijn Zaligmaker was, welk een vrede heb ik toen ervaren. Maar ach, wat is alles nu donker geworden, ik kan er niets meer van bekijken. Soms denk ik wel eens dat ik mij bedrogen heb. ‘

Mag ik u vragen? Waar hebt u het leven toen gevonden, in uzelf of in Jezus uw Zaligmaker? Zoek het dan ook nu niet in uzelf maar keer terug tot de levende Jezus, tot uw Zaligmaker en belijd uw zonden, ‘Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid. 1 Joh. 1:9.’ Is uw geloof zo zwak en zo klein, zeg dan: ‘Ik geloof, Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp.( Mark. 89:24).

Als het gaat om aarde dingen, zelfs om zeer ingrijpende dingen zoals levensbedreigende operaties dan zijn wij goedgelovig in apparatuur en mensen. En als het gaat om het leven met de Levende God dan ineens komen allerlei bezwaren om de hoek. Moeten wij dan niet eerlijk bekennen dat wij vijanden zijn van genade en dood liggen in misdaden en zonden? (Ef. 2:1)

Maar al zijn we dood, nooit kunnen we ons hierachter verschuilen. Want juist doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven, (Joh. 5:25). Vandaag hebt u de stem van Gods Zoon gehoord en als u deze gelovig ontvangt dan zult u leven. Wat een genade. Onbegrijpelijke goedheid Gods. Wij die leven moeten uitroepen wat een wonder, dat God naar mij heeft omgezien. Waarom heeft Hij mij opgezocht terwijl ik dood in zonden en misdaden mijn weg zocht in deze wereld? Waarom zoveel genade tegenover zoveel zonden? God zij geprezen, Gods Geest heeft mij levend gemaakt. Halleluja.

We hebben nu best veel nagedacht over wat het is om ongelovig te zijn. Een ongelovige heeft een leeg leven, een goddeloos leven en verschrikkelijke toekomst. Maar we willen nu ook eens zien wat een gelovig leven is.

‘Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden. 2 Kor. 5:17.’

Het oude is voorbijgegaan, alles is nieuw!

Een nieuw leven hebben wij ontvangen door het geloof in de levende Christus die voor ons is gestorven en opgewekt. Onze verlangens zijn om alle oude duistere werken achter ons te laten en te wandelen in het Licht met Jezus. Om Hem alle eer in ons leven te geven. Het is onze begeerte dat vele mensen de blijde Boodschap zullen horen en deze mogen geloven. Vroeger konden we leven in eigen kracht nu alleen nog in de kracht van het bloed. Vroeger hadden we grote plannen, namen beslissingen en vertrouwden we op eigen inzichten en krachten. Nu leven we bij de dag en vragen God in alles om raad, wetend dat Hij ons zal onderwijzen in de weg die we gaan zullen en dat Zijn oog op ons is.(Ps. 32:8).

In dit nieuwe leven hebben we een trouw Vader in de Hemel die voor ons zorgt en ons liefheeft. Jezus Gods Zoon is onze Broeder, en al de door Hem gekochten zijn onze broeders en zusters geworden. Een grote familie hebben wij gekregen, broeders en zusters, lid van hetzelfde lichaam. (Rom. 12, 1 Kor. 12). Wat een vreugde mogen we ervaren als we elkaar ontmoeten en mogen ervaren dat het de liefde Gods is die ons bind. Dat het het bloed is wat ons reinigt en ons maakt tot leden van dat Lichaam. Familie in heel de wereld, broeders en zusters die wij niet persoonlijk kennen maar toch de pijn voelen van het lijden wat zij moeten ondergaan. Broeders en zusters waarmee wij samen het Lichaam van Christus uitmaken, met hen leven wij mee, voor hen bidden wij, met hen zingen wij tot lof van Zijn grote Naam. Met hen wensen wij samen te zijn om Gods grote daden te gedenken. Met hen te zijn in hun verdriet, in hun pijn maar ook in hun blijdschap.

Wij hebben elkaar nodig om elkaar op te scherpen, te vermanen en te wijzen op de kracht van het bloed.

In dit nieuwe leven hebben we eeuwig leven ontvangen. Vroeger waren we bevreesd voor de dood nu heeft Christus voor ons de dood overwonnen. Ons graf is een slaapplaats geworden. De eeuwigheid is nu geen verschrikking meer. Nu mogen we reikhalzend uitzien naar de dag dat Jezus op de wolken komt om ons thuis te halen. Dan zal een ieder zien dat Hem alle macht is gegeven, dat Hij de overwinnaar is en dat alle knie zich voor hem zal buigen. Daar zullen we bevrijd van zonde, ongeloof, angst, verdriet en pijn voor eeuwig bij Hem zijn. Eeuwig zullen we Hem daar alle lof eer en aanbidding toe mogen brengen, geen vermoeidheid, schorre keel of hoofdpijn zal ons daar belemmeren. Vrede, harmonie, en ongekende blijdschap in het verheugen in onze God.

Vrienden, u die geloofd, is uw uitzien naar deze dag niet groot? Dan is uw geloofsleven niet gezond. Keer terug naar de bron, ga naar Jezus, belijd uw zonden en ervaar hoe alles nieuw wordt. Ervaar hoe uw verlangen opgewekt wordt om Hem te loven en hoe in u de begeerte ontstaat om bij Hem te zijn. Alle angsten moeten wijken als de liefde door uw hart stroomt. Geef Jezus alle eer.

Als wij in het nieuwe leven mogen wandelen, dan is het van levensbelang om dicht achter Jezus te wandelen. Zijn voetstappen te drukken en alles wat van de wereld is te verachten. Daarmee bedoel ik niet dat we moeten schelden en schimpen op de wereld en op de wereldse mensen. Integendeel laat medelijden en liefde ons vervullen bij het zien van hun ongelukkige staat. Laten we hen oproepen tot bekering en hen door ons doen en laten, laten zien dat er geen gelukkiger leven is dan een leven in de kracht van het bloed. Maar laat ons niet meedoen met de zonden van de wereld. Als wij Zijn voetstappen mogen drukken dan is het zaak om steeds toe te zien of dit werkelijk Zijn voetstappen zijn. Zou hij ook op die plaatsten willen zijn waar wij ons nu bevinden?

Het is een heerlijke wetenschap en geloof om te mogen weten dat wij die in Christus Jezus zijn, in de vrijheid wandelen. We lezen in Galaten 5:1. ‘Staat dan in de vrijheid met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen.’ We gaan niet meer gebukt onder een veroordelende wet, we zijn bevrijd van schuld en straf. En toch komt de waarschuwing op ons af om toe te zien dat we staan in de vrijheid en niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen zullen worden. Hoe gemakkelijk is het om weer in een wettisch werk terug te vallen. Of om de vrijheid te verliezen door te vallen in de strikken van satan. Hij loert op ons en zet alles in het werk om het licht in ons hart te doven en het liefdesvuur uit te blussen. Dit kan op allerlei manier. Hij maakt gebruik van onze hoogmoed zodat we vallen in zonden. Hij laat ons gebukt gaan onder belastingen, doordat wij ons inlaten met duivelse geneeskunsten. Hij verleidt ons door muziek, geld of wat dan ook. Daarom, Staat dan in de vrijheid. Is dit dan moeilijk. Ja, in eigen kracht onmogelijk, maar als wij wandelen dicht achter Jezus dan gaat het vanzelf. Dit wandelen, doen we door steeds te bedenken hoe zwak wij zijn en hoe sterk onze Verlosser is. Door te zien naar boven en ons hart op te wekken en te verblijden in de stille overdenking wie Hij is voor ons. Door te zingen van het Lam dat geslacht is voor onze zonden. En door samen met onze broeders en zusters te waken en voor elkaar te bidden.

Vrienden, moet u dit alles nog missen? Neem dan nu de toevlucht tot Hem die gezegd heeft. ‘Komt dan, en laat ons tezamen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol. Jes. 1:18’ Als u nu de toevlucht neemt dan zult u nu bevrijd worden van schuld en zonden en mag u delen in het nieuwe leven met al deze weldaden.

Broeders en zusters laten wij ons verblijden en onze Drieenige God alle lof eer en aanbidding toebrengen. Amen.

Psalm 66:10

God zij altoos op ’t hoogst geprezen!

Lof zij Gods goedertierenheid,
Die nimmer mij heeft afgewezen,
Noch mijn gebed gehoor ontzeid!