Volg ons op YouTube

Geen kerkmuur zal ons scheiden.

‘Want ik ben verzekerd dat noch dood noch leven, noch engelen noch overheden noch machten, noch tegenwoordige noch toekomende dingen, Noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere. Rom, 8:38,39.’

Wat een zalige troost, niets zal ons kunnen scheiden van de liefde Gods, die is in Christus Jezus, onze Heere. Zijn vrede vult het hart van allen die Hem vrezen. Allen die Hem in het geloof hebben aangenomen, zijn kinderen van God geworden. ‘Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven, Joh. 1:12.’ Wat een zalige troost, getrokken te zijn uit de duisternis tot Zijn heerlijk wonderbaar Licht. Het is Gods werk en in Hem alleen kunnen wij roemen. Wij allen, wie wij ook zijn, hebben het verdient om voor eeuwig verloren te gaan vanwege onze zonden. God is een heilig God en kan niet leven met de zonden en geen gemeenschap hebben met de zondaar. Toch is het God Die er alles aan gedaan heeft om de door ons verbroken gemeenschap weer te herstellen. Hij gaf Zijn Zoon, opdat zondaren gered zouden worden. Christus is gekomen, als de Gezalfde van de HEERE, om de schuld en de straf die op ons mensen rust, weg te nemen. Hij stierf aan het kruis van Golgotha in de plaats van zondaren.

Iedere zondaar, wie hij of zij ook is, hoe diep ook weggezonken in de modder van de zonden, vindt volkomen vergeving in het offer van de Heere Jezus. Allen die gelovig tot Hem komen, hun zonden belijden en zich helemaal onderwerpen aan Hem als Heere over hun leven, zijn gered. Het is zo eenvoudig en juist daardoor, voor zoveel mensen zo onmogelijk. Het zit in ons mensen om te werken, wij willen iets doen aan onze zaligheid. God vraagt van ons zondaars, geen werken, zelfs onze beste werken zijn voor Hem een wegwerpelijk kleed. Ze kunnen Hem niet behagen. ‘Doch wij allen zijn als een onreine, en al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed; en wij allen vallen af als een blad, en onze misdaden voeren ons henen weg als een wind, Jes. 64:6.’ God Zelf heeft voor het Middel gezorgd, Hij gaf Zijn Zoon. Allen die in het geloof hun hand op dat offer leggen, zijn voor eeuwig behouden. Niet onze daden maar de daad van God. Niet ons geloof zal ons behouden maar door te geloven dat Christus voor ons is gestorven, begraven en weer is opgestaan, wordt Zijn gerechtigheid ons toegerekend. God de Vader, ziet ons dan aan in het offer van Zijn Zoon. ‘Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing, 1 Kor. 1:30.’

Deze daad van het geloof wordt in de Bijbel ook beschreven als een gedoopt worden in Christus. ‘Heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes, Tit. 3:5.’ In het Oude Testament werden dingen gereinigd door onderdompeling. Zo wordt dit beeld geestelijk overgezet naar het bad der wedergeboorte. De daad van het geloof, die onlosmakelijk verbonden is aan de wedergeboorte, wordt hier beschreven als een bad waarin de zondaar, door het werk van de Heilige Geest, gereinigd wordt van alle zonden. ‘Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus. Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan. Daarin is noch Jood noch Griek, daarin is noch dienstbare noch vrije, daarin is geen man en vrouw. Want gij allen zijt één in Christus Jezus, Gal. 3:26-28.’ Wat een onbegrijpelijk wonder. Wie van ons zal ooit kunnen roemen in iets van onszelf? Het is God en Gods genade alleen! Allen die in Hem gedoopt zijn zijn in Hem verenigd met een band die niets of niemand zal kunnen verbreken. Het is een verbintenis in het bloed van Jezus Christus, onze Zaligmaker.

‘Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van dit éne lichaam vele zijnde, maar één lichaam zijn, alzo ook Christus, 1 Kor. 12:12.’ Christus is het Hoofd van de gemeente. De gemeente is het Lichaam van Christus, bestaande uit allerlei mensen met allerlei gaven, allen getrokken uit de duisternis tot Zijn wonderbaar Licht. ‘Want ook wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot één Geest gedrenkt, 1 Kor. 12:13.’ Door dit wonder van genade, valt het onderscheid tussen Joden en Grieken, Nederlanders en Duitsers, Amerikanen en Indianen, weg. Zijn bloed verenigd mensen vanuit de hele wereld tot één lichaam. De Joden hebben lange tijd afgescheiden geleefd van de wereld. Zij waren het volk met de ceremoniële tabernakel en tempel dienst, met haar vele offers. Toen de Heere Jezus stierf, riep Hij het uit, “Het is Volbracht.” Het voorhangsel in de tempel scheurde van boven naar beneden. God Zelf heeft de ceremoniële dienst opgeheven, nu geen afschaduwingen en heenwijzingen meer. Vandaag is er een vrije toegang tot God de Vader voor allen die tot Hem gaan, door het geloof in de Heere Jezus Christus. Zijn offer heeft onze schuld betaald. ‘Want Hij is onze Vrede, Die deze beiden één gemaakt heeft, en den middelmuur des afscheidsels gebroken hebbende, Ef. 2:14.’ Hij is onze vrede, een vrede die de wereld niet kent, een vrede die wij niet kunnen omschrijven. ‘En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw zinnen bewaren in Christus Jezus, Filipp. 4:7.’

Lieve broeders en zusters, u die mag geloven dat Jezus ook voor u stierf, u bent een lid van het Lichaam van Christus. Geen afkomst, geen huidskleur, geen rijkdom, armoede, gezondheid of menselijke redenaties, zal ons van elkaar kunnen scheiden. Wij zijn één in Hem, Die ons heeft liefgehad van voor de grondlegging der wereld. Hij gaf Zijn bloed en in dat bloed zijn wij verenigd tot roem en eer van Zijn genade. Wij mogen geloven dat op grond van het offer van de Heere Jezus, onze zonden voor altijd zijn weggedaan. ‘Hij zal Zich onzer weder ontfermen; Hij zal onze ongerechtigheden dempen; ja, Gij zult al hun zonden in de diepten der zee werpen, Mich1 7:19.’ Die zee is zo diep, daar is geen zonde meer terug te vinden, God Zelf zegt het: ‘Ik, Ik ben het, Die uw overtredingen uitdelg om Mijnentwil, en Ik gedenk uwer zonden niet, Jes. 43:25.’ Hij denkt niet meer aan onze zonden. O wat een vrede, wat een blijdschap om een kind van God te zijn. Deze wetenschap vult ons hart met vrede en vanuit die vrede willen wij de blijde lofzang laten klinken dat Jezus leeft, Hij is opgestaan en zit aan de rechterhand van God om voor ons te bidden. Nog even en Hij zal komen om allen die Hem vrezen voor altijd tot Zich te nemen.

Wie u ook bent, als u gelooft dat Hij stierf voor u, dan mag u uitzien naar die heerlijke dag dat Jezus komt. ‘En God zal alle tranen van hun ogen afwissen; en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn weggegaan, Openb. 21:4.’ Daar zal werkelijk iedere pijn, elk verdriet, alle zorg, twist en tweedracht voor eeuwig voorbij zijn. Lieve broeders en zusters, zagen wij toch meer op die heerlijke verbintenis in dat allesreinigeinde bloed van onze lieve Zaligmaker. Laten wij niet zien op dat wat ons verdeeld, maar zien op Jezus Die ons verenigd. Laten wij niet strijden voor ons kerkje maar getuigen van Hem, Die zondaren zoekt en Zalig maakt. Getuig binnen uw kerkelijke gemeente en daarbuiten van Hem en zoek gemeenschap met allen die Hem vanuit een rein hart aanroepen (2 Tim. 2:22).

Soms moeten onze wegen scheiden, denk aan Paulus en Bárnabas in Hand. 15, hoe pijnlijk en onbegrijpelijk ook, God wil het ten goede gebruiken. De prediking van de blijde Boodschap werd nu door Paulus en Bárnabas breder verspreid. Laten we niet zoeken naar onze eer maar Hem eren, loven en prijzen, in de wetenschap dat het nog een kleine tijd is voordat Hij komt, o wat een vreugde. Ook voor U?

Heer zie de wereldnood, o blijf ons dicht nabij;

al ‘t schepsel zucht. ziet uit naar Uwe heerschappij.

Heer, Uw Gemeente wacht, Uw volheid; maak haar vrij.

Schenk haar nieuw leven en… o Heer, begin bij mij!

Zie Heer Uw kerk verscheurd, ach dat zij eenheid leer’!

En van haar lauwheid zich tot U, o God, bekeer’.

Dat z’ als Uw Bruid de volheid van Uw Geest begeer’.

En met verlangen wacht… op Uwe toekomst Heer!

Heer, zie Uw oogstveld aan, de tijd is kort van duur,

veel schoven wachten nog op ‘t brengen in de schuur;

o, stoot toch maaiers uit vol kracht, geloof en vuur,

Heer, geef een wereldoogst nog in dit laatste uur!

Heer, schenk mij licht in Uwe volheid van gena,

volle verzeek’ring dat ‘k met U door ‘t leven ga,

voll’ onderwerping aan Uw Geest, waar ‘k ga of sta

volle verlossing door het bloed van Golgotha!