Volg ons op YouTube

Gehaat om de Naam van Jezus Christus. Lukas 21:17

‘Maar vóór dit alles zullen zij hun handen aan ulieden slaan, en u vervolgen, u overleverende in de synagogen en gevangenissen; en gij zult getrokken worden voor koningen en stadhouders om Mijns Naams wil. En dit zal u overkomen tot een getuigenis. Neemt dan in uw harten voor, van tevoren niet te overdenken hoe gij u verantwoorden zult. Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken noch wederstaan allen die zich tegen u zetten. En gij zult overgeleverd worden ook van ouders en broeders en magen en vrienden; en zij zullen er sommigen uit u doden; En gij zult van allen gehaat worden om Mijns Naams wil. Doch niet een haar uit uw hoofd zal verloren gaan. Bezit uw zielen in uw lijdzaamheid, Luk 21:12-19.’

Wie de berichten in de media volgt en opmerkt wat er zich afspeelt in de wereld om ons heen, zal bij het bestuderen van de Bijbel moeten concluderen dat het einde aller dingen nabij is. Laten we ons niets wijsmaken door hen die menen te moeten profeteren op welke dag het einde zal zijn. ‘Maar van dien dag en die ure weet niemand, noch de engelen die in den hemel zijn, noch de Zoon, dan de Vader, Mark. 13:32.’ Toch worden we wel opgeroepen om waakzaam te zijn, niet te slapen zoals de wereld slaapt. ‘Zo laat ons dan niet slapen, gelijk als de anderen, maar laat ons waken en nuchter zijn 1 Thess. 5:6.’ Als gelovigen zien we uit naar het moment dat Jezus komt om ons te verlossen, ons thuis is niet op deze aarde ‘maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus, Fill. 3:20.’ Hij komt, Hij komt en zal ons verlossen van de toekomende toorn. (1 Thess. 1:10.)

De Heere Jezus heeft ons, gelovigen voorzegt dat voor het einde er zal zijn, wij verdrukking zullen lijden om Zijns Naams wil. We zullen gehaat worden omdat wij niet van de wereld zijn. Wij geloven en vertrouwen in de Almachtige God, wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Wij zijn vervult met Zijn liefde en daarom getuigen wij van Hem. Ons hart is vol en onze mond loopt over om Hem te loven. Als we in gezelschappen of op plaatsen zijn waar onze mond moet zwijgen, dan zijn we daar niet thuis. Daar waar de Geest ons geeft te getuigen hebben wij het goed. Wat is het heerlijk om samen gemeenschap te mogen hebben, één van Geest te zijn en Hem die ons heeft liefgehad te mogen prijzen. Toch zijn er momenten, die wij zelf niet gezocht hebben en waar wij toch niet mogen zwijgen. Die momenten opent Gods Geest onze mond om zondaren te onderwijzen, te vermanen en te wijzen op hun schuld tegenover een rechtvaardig God. Om hun zonden hebben zij de dood, de eeuwige hel verdient. Jezus, de Zoon van God is gekomen en heeft de schuld en straf op Zich genomen. Hij is tot zonde gemaakt in onze plaats. De toorn van God is op Hem gekomen, Hij stierf aan het kruis op Golgotha opdat wij eeuwig zouden leven. Wat een blijde boodschap voor de grootste zondaren. Wie we ook ontmoeten, er is genade, er is hoop, er is leven in de Levensvorst. Niemand kan zich verontschuldigen teveel of te lang gezondigd te hebben. Er is een Verlosser, Jezus Hij verlost ons van alle zonden. O, zondaar kom dan tot Hem en je zult leven.

Als gelovige christen worden wij opgeroepen om waakzaam te zijn, om ons af te zonderen van de wereld. Niet als een kluizenaar maar midden in de wereld te leven zoals God dat van ons vraagt. Heilig in Hem en heilig voor Hem. Juist dan, als wij Zijn voetstappen drukken en ons kruis dragen zullen we de haat van de wereld ervaren. Zolang u nog van twee walletjes meent te kunnen eten zal u geen last van de wereld hebben. Geen last van satans aanvallen, want hij weet dat u nog zijn eigendom bent. Maar als vrijgekochte Christenen in de vrijheid wandelen, zullen zij ervaren dat satans listen veel zijn, dat de wereld hen niet begrijpt en dat zij gesmaad worden om de Naam van Jezus. ‘Maar’ zo klinken de woorden van Jezus ‘hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen, Joh. 16:33.’ Zij kunnen ons wel pijnigen maar nooit de vrede uit ons hart wegnemen. Wat een troost als in de grootste angsten en pijnen in het diepste verdriet ons oog is gericht op Jezus. Nog een kleine tijd en we zullen voor altijd met Hem zijn.

Moet u lijden om de Naam van Jezus? ‘Vrees geen der dingen die gij lijden zult. Zie, de duivel zal enigen van ulieden in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt; en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens, Openb. 2:10.’ Al wordt u in de gevangenis geworpen, Hij zal u ondersteunen. ‘Wanneer gij zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn, en door de rivieren, zij zullen u niet overstromen; wanneer gij door het vuur zult gaan, zult gij niet verbranden, en de vlam zal u niet aansteken, Jes. 43:2.’ Hoe groot is onze God! Dan zingt ons hart met David. ‘Want met U loop ik door een bende, met mijn God spring ik over een muur, 2 Sam. 22:30.’

Zo’n 2400 jaar geleden liet koning Nebukadnezar een gouden beeld maken. Een beeld van ruim 27 meter hoog en 2,7 meter breed. Alle bestuurder moesten komen om te knielen voor dat beeld. Daarmee knielden zij voor de goden van Babel, de god Bel en tegelijk knielden zij voor de hoogmoedige koning Nebukadnezar. Onder de mensen die moesten knielen bevonden zich ook Sadrach Mesach en Abednego, drie vrienden die gevangen waren meegevoerd vanuit Juda naar Babel. Zij woonden nu in Babel en mochten mee regeren. Zij waren wel in Babel maar niet van Babel. Zoals alle christen, zij die de Naam van Jezus hebben lief gekregen, wel in de wereld maar niet van de wereld zijn. De koning had bevolen dat een ieder moest knielen zodra de muziek zou gaan spelen. Wie niet zou knielen, zou in de vurige over worden geworpen. We zien als het ware die massa mensen rondom dat gigantische beeld. De muziek begint te spelen en iedereen knielt eerbiedig neer. En toch, zien we dat goed, daar staan drie mannen. Het zijn de drie vrienden. De liefde in hun hart, tot de levende God was zo groot, dat zij onmogelijk konden knielen voor dit afgodsbeeld. Een paar mannen gaan naar de koning om te vertellen wat zij gezien hebben. Hier komt de vijandschap openbaar, als wij niet meedoen met de wereld, dan worden we gehaat en wil men ons liever dood dan levend.

De Koning wordt woedend omdat zij hem niet hebben gehoorzaamd. Ze krijgen nog een kans om de gemaakte fout te herstellen. Ze zullen leven als ze alsnog buigen, zo niet, dan zullen ze in de oven geworpen worden. Zie hier de list van Satan, hij blijft proberen om ons van de Levende God af te trekken met beloftes van leven terwijl hij onze dood en eeuwige ondergang op het oog heeft. ‘Wie is de God Die ulieden uit mijn hand verlossen zou?’ zo klinken de woorden van de koning. Stel je voor dat wij hier zouden staan. Een woedende koning die zichzelf verheft boven God en vast besloten is om ons op een gruwelijke manier te doden als wij niet naar hem luisteren. We zijn verplicht om onze God te verloochenen, als wij ons leven willen behouden. Wat een troost in de woorden die Jezus sprak. ‘en gij zult getrokken worden voor koningen en stadhouders om Mijns Naams wil. En dit zal u overkomen tot een getuigenis. Neemt dan in uw harten voor, van tevoren niet te overdenken hoe gij u verantwoorden zult. Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken noch wederstaan allen die zich tegen u zetten, Luk. 21:12-15.’ Wat een voorecht om een kind van God te zijn. Zijn liefde trok ons, zijn liefde kocht ons, zijn liefde blijft ons omringen. Nooit zullen wij zijn Naam kunnen verloochenen. Hij Zelf staat daar voor in. We hoeven niet bang te zijn dat we niet weten wat we spreken zullen in deze verschrikkelijke momenten, God Zelf geeft ons de woorden in het hart en in de mond. De wijste koning zal verstommen voor de wijsheid Gods die er in onze woorden zijn. Hoe heerlijk is Zijn Naam. De drie vrienden antwoorden kort maar krachtig: ‘Wij hebben niet van node u op deze zaak te antwoorden.’ Wat heeft het voor een zin om te discussiëren? De Koning is vast besloten en de drie vrienden zullen niet buigen voor zijn beeld. Zij smeken niet om pardon en doen geen concessies. ‘Zal het zo zijn, onze God Dien wij eren is machtig ons te verlossen uit den oven de brandenden vuurs, en Hij zal ons uit uw hand, o koning, verlossen. Maar zo niet, u zij bekend, o koning, dat wij uw goden niet zullen eren, noch het gouden beeld, dat gij hebt opgericht, zullen aanbidden.’ Wat er ook gebeurt koning, wij zullen niet buigen. Onze God is zo machtig, dat Hij ons kan verlossen uit het vuur, Hij zal ons verlossen uit uw hand. Al zullen wij sterven, God zal ons tot Zich nemen. ‘Vrees niet voor hun aangezicht, want Ik ben met u, om u te redden, spreekt de HEERE, Jer. 1:8.’ ‘En Ik zeg u, Mijne vrienden: Vreest niet voor degenen die het lichaam doden, en daarna niets meer kunnen doen, Luk 12:4.’

De drie vrienden slaan alle aanbod en uitstel van executie af en kiezen voor hun God. Koning Nebukadnezar wordt vol grimmigheid en geeft bevel om de oven zeven maal heter te stoken dan normaal. Hij laat de sterkste mannen uit zijn rijk opdraven en geeft bevel om Sadrach Mesach en Abednego te binden met touwen en hen in de maximaal verhitte oven te werpen. Als deze sterke mannen bij de oven komen en de drie vrienden in de vlammen werpen, worden zij zelf gedood door de vonken en de hitte van de vlammen. ‘Maar Ik zal u tonen Wien gij vrezen zult: vreest Dien Die nadat Hij gedood heeft, ook macht heeft in de hel te werpen; ja, Ik zeg u, vreest Dien, Luk. 12:5.’ De levende God laat niet met Zich spotten. Hij neemt het op, voor Zijn duur gekochte kinderen. ‘De HEERE zal voor ulieden strijden, en gij zult stil zijn., Ex. 14:4.’

De Koning staart in de vurige oven en dan staat hij verbijstert op en vraagt aan zijn raadslieden ‘Hebben wij niet drie mannen in het midden des vuurs, gebonden zijnde geworpen?’ Zij antwoorden hem dat dat juist is. Maar de koning ziet vier mannen los wandelen in het vuur, zij zijn ongedeerd en de vierde man ziet er uit als een zoon der goden. Wat een wonderbare kracht in onze God. ‘Het vuur zal u niet verbranden en de vlam zal u niet aansteken, Jes. 43:2.’ De koning gaat naar de oven en roept: ‘Gij Sadrach, Mesach en Abednego, gij knechten des allerhoogsten Gods, gaat uit en komt hier.’ Als de drie vrienden uit het vuur tevoorschijn komen, vergaderen de mensen zich om hen heen en zien met eigen ogen dat het vuur de drie vrienden, niets heeft gedaan. Er is geen haar van hun hoofd verbrand. ‘En ook uw haren des hoofds zijn alle geteld, Matth. 10:30.’ Zelfs de geur van het vuur is niet in hun kleren. Als Nebukadnezar dat ziet, dan moet hij Gods almacht wel erkennen. ‘Geloofd zij de God van Sadrach, Mesach en Abednego Die Zijn engel gezonden en Zijn knechten verlost heeft, die op hem vertrouwd hebben en hun lichamen overgegeven hebben, opdat zij geen god eerden noch aanbaden, dan hun God, Dan. 3:28.’

Lieve broeders en zusters in de Heere, wat hebben wij te vrezen? Zo God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Wij leven in de wereld, een Babel van verwarring. Een ieder van ons mag de voetstappen van onze Heiland drukken en juist dat geeft ons verdrukking in deze wereld. Zoals een kind niet zonder kastijding is, zo is er geen kind van God zonder verdrukking. Wel moeten we constateren dat er veel verschil is, sommigen moeten door diepe geestelijke beproevingen terwijl anderen veel lichamelijke pijn moeten lijden om Zijns Naams wil. Maar, wat een troost, God Zelf zorgt voor ons. Zijn liefde omringt ons in de grootste verdrukkingen. Laten we goede moed hebben ‘Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke voor de vreugde die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechter hand van den troon Gods, Hebr. 12:2.’ Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardige. O wat een vreugde in onze Heiland. Jezus is Zijn Naam en Hij Zelf zal in de momenten van de grootste verdrukking bij ons zijn.

Laten we nooit te gering denken over de verdrukkingen waar wij of onze broeders en zusters doorheen moeten. Maar wat een vreugde om in de grootste pijnen en bestrijdingen ons oog op Jezus te mogen slaan. Job was een oprecht en vroom man, hij week van het kwaad en was zeer rijk. Maar door de beproeving, ja een zeer grote verdrukking raakte hij alles kwijt en terwijl hij daar zit op de overgebleven puinhoop zingt hij het uit. ‘Want ik weet: Mijn verlosser leeft, Job. 19:25.’ Wat een vastigheid in onze God. Twijfel moet wijken als de liefde Gods ons hart vervuld. Geborgen in Hem kunnen wij huppellen voor het oog van onze vijanden. ‘Ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zou mij de mens doen? Psalm 56:12.’

Wat een onderscheid tussen een gelovige en een ongelovige. Nebukadnezar moest erkennen dat de God van Sadrach, Mesach en Abednego, een machtig God was. Darius noemt Hem de God van Daniël. Zo zijn er vele voorbeelden van mensen die hebben erkend dat God bestaat en hebben Zijn almacht gezien. Wat zal het hen baten in het uur van de dood? Veel mensen belijden dat Jezus de Zoon van God is, dat Hij gekomen is om zondaren zalig te maken, maar helaas zij geloven niet dat Hij hen zalig maakt. Een beschouwende kennis zal niet baten. Met een Jezus in het verstand is de verdrukking niet te overleven. ‘En al ware het dat ik al mijn goederen tot onderhoud der armen uitdeelde, en al ware het dat ik mijn lichaam overgaf opdat ik verbrand zou worden, en had de liefde niet, zo zou het mij geen nuttigheid geven, 1 Kor. 13:3.’ Spreken over iets is nog iets anders dan spreken uit ervaring. Spreken over het getrouwd zijn met een vrouw is heel iets anders dan daadwerkelijk getrouwd zijn. Zo is het ook in de kennis van Christus. Het zaligmakend geloof is dat geloof dat Jezus toe-eigent. Niet meer, Jezus is voor zondaren gekomen, maar Jezus is voor mij aan het kruis genageld. Hij ging de dood in om mij het leven te schenken. ‘Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, Die mij liefgehad heeft en Zichzelven voor mij overgegeven heeft, Gal. 2:20.’

Richard Wurmbrand werd ondervraagd over zijn activiteiten in de ondergrondse kerk. Luitenant Grecu beschuldigde hem ervan dat hij had gelogen over zijn contacten en Wurmbrand moest alle regels die hij in de gevangenis overtreden had opschrijven. Wurmbrand maakte ondanks het feit dat hij al twee jaar geen pen had vastgehouden, een lijstje van alle regels die hij had overtreden. Daaronder schreef hij: ‘Ik heb me nooit tegen de communisten uitgesproken. Ik ben een discipel van Christus, die ons liefde heeft gegeven voor onze vijanden. Ik begrijp de communisten en bid voor hun bekering, zodat ze mijn broeders in het geloof worden.’ Grecu die er vast van overtuigd was dat het communisme het antwoord op de wereldproblematiek was, geloofde oprecht dat hij aan een betere wereld werkte. Toen hij deze woorden van Wurmbrand las, werd het hem te veel. Hoe kon Wurmbrand schrijven over zijn liefde voor een regering die hem al jarenlang opgesloten hield en martelde? Grecu sprak spottend: ‘Dit is weer één van jouw christelijke geboden die niemand houden kan.’ Wurmbrand keek de luitenant aan, zijn ogen vol van Gods liefde, en antwoordde: ‘Het is geen kwestie van een gebod houden. Toen ik christen werd, leek het wel of ik opnieuw geboren was en kreeg ik een nieuw, liefdevol karakter. Zoals uit een bron alleen maar water kan stromen, zo kan er uit een liefdevol hart alleen maar liefde komen.’ In de latere jaren kreeg Wurmbrand nog vaak de kans om met luitenant Grecu over Gods liefde te spreken. Voor zijn vrijlating had Wurmbrand het geweldige voorrecht om in zijn eigen cel te zien dat Grecu Christus beleed.

Broeders en zusters, de Heere Jezus Christus is onze Levensbron, Sinds onze nieuwe geboorte is Hij het leven van ons leven. Ons hart was eens een hard hart, maar sinds de wedergeboorte is het een hart vol van goddelijke liefde. De Heilige Geest vervult ons en richt ons oog op Jezus de Verlosser, Die ons heeft bevrijd van de vloek der wet. Hij heeft verlost van schuld en straf en sinds wij wandelen in het Licht met Hem, moet de wereld, of zij willen of niet, bekennen dat wij niet van deze wereld zijn. Wat een blijdschap in Hem, die ons zo lief heeft. Wat een kracht in Zijn bloed. Wij zullen overwinnen in en door Hem. Hebt goede moed nog even en we zullen voor altijd met Hem zijn. Amen

Als g’ in nood gezeten, geen uitkomst ziet,

wil dan nooit vergeten: God verlaat U niet.

Vrees toch geen nood, ‘s Heren trouw is groot,

en op ‘t nacht’lijk duister, volgt het morgenrood.

Schoon stormen woeden, ducht toch geen kwaad;

God zal u behoeden, uw toeverlaat.

God blijft voor u zorgen, goed is de Heer,

en met elke morgen, keert Zijn goedheid weer.

Schoon g’ in ‘t verdriet, nergens uitkomst ziet,

groter dan de Helper, is de nood toch niet.

Wat ons ontviele, Redder in nood.

red slechts onze ziele, uit zond’ en dood.