…gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren….
‘En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. Luk. 23:34a.’
‘Want dat is genade, indien iemand om de consciëntie voor God zwarigheid verdraagt, lijdende ten onrechte. Want wat lof is het, indien gij verdraagt als gij zondigt en daarover geslagen wordt? Maar indien gij verdraagt als gij wel doet en daarover lijdt, dat is genade bij God. Want hiertoe zijt gij geroepen, dewijl ook Christus voor ons geleden heeft, ons een voorbeeld nalatende, opdat gij Zijn voetstappen zoudt navolgen; Die geen zonde gedaan heeft, en er is geen bedrog in Zijn mond gevonden; Die, als Hij gescholden werd, niet wederschold, en als Hij leed, niet dreigde, maar gaf het over aan Dien Die rechtvaardiglijk oordeelt; Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout, opdat wij de zonden afgestorven zijnde, der gerechtigheid leven zouden; door Wiens striemen gij genezen zijt. Want gij waart als dwalende schapen, maar gij zijt nu bekeerd tot den Herder en Opziener uwer zielen, 1 Petrus 2:19-25.’
‘Vader vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.’ Wonder van genade, er is genade voor alle mensen. Wie kan bestaan zonder genade? ‘Want zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods, Rom. 3:23.’ Geboren in zonde en dagelijks zondigende, liggen wij, buiten God, onder het oordeel. ‘Wij weten nu dat al wat de wet zegt, zij dat spreekt tot degenen die onder de wet zijn; opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld voor God verdoemelijk zij, Rom. 3:19.’ God Zelf heeft een Weg geopend, waar van onze kant geen weg meer was. Jezus, Gods Zoon is gekomen, heeft Zijn heerlijkheid afgelegd door mens te worden. Heeft onze zonden op Zich genomen en heeft het oordeel dat op ons was weggedragen op het kruis van Golgotha. Waarvan we lezen: ‘Welke overgeleverd is om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking, Rom. 4:25.’
‘Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus, Rom. 5:1.’ God de Vader biedt ons vergeving aan in Zijn Zoon. Allen die Hem gelovig aanvaarden, zijn gered en hebben vrede met God. Vrede, omdat hun zonden vergeven zijn. Vrede, omdat er nu weer een vrije toegang is tot God onze vader in de hemel.
Nu willen we deze keer in het bijzonder stilstaan bij vergeving en dan niet de vergeving die ons geschonken is in het offer van Christus. Maar de vergeving die wij mensen, elkaar onderling geven.
Hoe zouden wij oprecht vergeving kunnen geven als wij zelf de kracht van vergeving niet kennen? Als wij beseffen hoe ontzettend veel ons vergeven is, zouden wij onze naasten dan niet kunnen vergeven? Ons echte leven begint daar waar wij gelovig mogen rusten in Christus onze Redder. Hij die al onze schuld en zonden op Zich nam. Zijn liefde vervuld ons hart en in die liefde zijn wij vergevingsgezind.
Vergeven is een opdracht die de Heere Jezus Christus ons gegeven heeft.
‘En oordeelt niet, en gij zult niet geoordeeld worden; verdoemt niet, en gij zult niet verdoemd worden; laat los, en gij zult losgelaten worden, Luk. 6:37.’ Laat los, en gij zult losgelaten worden of met andere woorden, vergeef en u zal vergeven worden. ‘Want indien gij den mensen hun misdaden vergeeft, zo zal uw hemelse Vader ook u vergeven. Maar indien gij den mensen hun misdaden niet vergeeft, zo zal ook uw Vader uw misdaden niet vergeven, Matth. 6:14,15.’ Hier weer de opdracht om de mensen te vergeven. Als wij niet vergeven dan is daar iets tussen ons en onze Vader. De vrije toegang en het gemeenschappelijk leven met de Vader wordt verhinderd doordat wij op aarde leven in een ongezonde situatie. ‘Zo gij dan uw gave zult op het altaar offeren, en aldaar gedachtig wordt dat uw broeder iets tegen u heeft, Laat daar uw gave voor het altaar, en ga heen, verzoen u eerst met uw broeder, en kom dan en offer uw gave, Matth. 5:23,24.’ Hoe zouden wij God van harte kunnen dienen terwijl we leven in onmin met onze naaste? ‘En wanneer gij staat om te bidden, vergeeft indien gij iets hebt tegen iemand; opdat ook uw Vader, Die in de hemelen is, ulieden uw misdaden vergeve, Mark. 11:25.’
Wrok, haat, bitterheid en boosheid.
Mensen kunnen ons enorm pijn doen, woorden die diep in ons leven gegrift worden. Daden die ons zijn aangedaan waarvan anderen niet weten, we slepen ze met ons mee. Er kunnen ons dingen worden aangedaan die te verschrikkelijk zijn om te beschrijven. Wie zal al het leed wat mensen meedragen kunnen beschrijven? Wat een pijn, verdriet en ellende in persoonlijke levens en in vele gezinnen. Hoe moeten wij omgaan met wrok, haat, bitterheid en boosheid? Zij die weten wat dit is zullen moeten bekennen dat het verschrikkelijk is om te leven met haatgevoelens. Het is iets wat ons hele leven beheerst. Er is een spreekwoord. ‘Wie boos naar bed gaat, slaapt met de duivel.’ Hij zal ons verleiden om over te gaan tot kwade acties. Het is een gif dat doordringt in ons hele leven. Wie zal iemand die hieronder gebukt gaat, kunnen vertroosten? Alle woorden en goede bedoelingen stuiten af op het hard geworden hart. We hebben een Goddelijke opdracht gekregen, het begin van ons persoonlijke genezingsproces. ‘Alle bitterheid en toornigheid en gramschap en geroep en lastering zij van u geweerd, met alle boosheid. Maar zijt jegens elkander goedertieren, barmhartig, vergevende elkander, gelijkerwijs ook God in Christus ulieden vergeven heeft, Efeze 4:31,32.’ Als wij onze naasten vergeven dan begint het proces van genezing.
Onvoorwaardelijke vergeving.
Veel mensen die leven met wrok, leven met de gedachte dat zij pas kunnen vergeven als de ander berouw toont. Het ongelukkige van deze toestand is dat zij die schuld hebben, vaak niet eens door hebben wat zij aangericht hebben. Zij zullen dus ook nooit schuld bekennen. Anderen zijn zo onverschillig en hard dat het bekennen van schuld niet in hen opkomt. Ondertussen loop u met een geweldig probleem, de wrok doordrenkt uw hele leven. U staat verbittert op en gaat verbitterd naar bed. Uw persoonlijke geloofsleven staat op een laag pitje en u hebt niet in de gaten dat de duivel uw gedachten beheerst. Er is een oude spreuk: ‘goed met kwaad te vergelden, is duivels, kwaad met kwaad te vergelden is dierlijk; goed met goed te beantwoorden is menselijk, goed tegenover kwaad te
doen is goddelijk.’ Misschien zegt u. Ik kan nu onmogelijk vergeven, ik voel me verdrietig, boos en gekwetst. Het is heel belangrijk te weten dat vergeving niet begint met gevoel maar met verstand. Het is een keuze. Het vraagt uw bereidheid. Alles loslaten en onszelf overgeven aan God. Biddend tot God te naderen. En te zeggen: ‘Heere God ik voel me gekwetst en toch wil ik hem of haar vergeven’. We moeten goed beseffen dat als wij iemand vergeven wij daarmee niet hun daden goedkeuren. Onze vergeving voorziet ook niet in Gods vergeving voor wat zij hebben gedaan, dat kan God alleen. Het verleden is niet ongedaan te maken, maar door te vergeven, veranderen wij wel ons heden en onze toekomst. Vergeving opent de weg tot onze genezing.
Vergeven is niet vergeten.
Als wij hen die ons schuldig zijn vergeven dan betekent dat ook echt vergeven. Zoals we lezen dat God de zonden achter Zijn rug werpt (Jes. 38:17). De zonden zijn weg en ze zullen ook verder niet meer besproken worden. Natuurlijk betekent dat niet dat ons verstand en geheugen deze zonden zomaar weg kan doen. Stel je voor dat iemand inbreekt in je huis. Je vergeeft de dader maar maatregelen treffen om een tweede keer te voorkomen is zeker geraden. Stel u de verschrikkelijke situatie voor dat er iemand van uw gezin misbruikt is door uw oppas. Het is onze opdracht en zoals we gelezen hebben voor onszelf het beste, om te vergeven maar natuurlijk laat u deze persoon nooit meer oppassen. Een misdadiger vergeven wij zijn daad maar een strafrechtelijke procedure is noodzakelijk. Het is belangrijk dat wij de daden en niet de misdadiger vervloeken. ‘Zegent hen die u vervolgen; zegent, en vervloekt niet, Rom. 12:14.’
Hoe wij om moeten gaan met onze vijanden.
‘Hebt uw vijanden lief; zegent hen die u vervloeken; doet wel dengenen die u haten; en bidt voor degenen die u geweld doen en die u vervolgen, Matth. 5:44.’ Als wij genade ontvangen hebben en van vijanden, kinderen van God zijn geworden. Dan kunnen wij door de liefde gedreven en met medelijden vervuld onze vijanden vergeven en goed voor hen zijn. ‘Verdragende elkander en vergevende de een den ander, zo iemand tegen iemand enige klacht heeft; gelijkerwijs als Christus u vergeven heeft, doet ook gij alzo, Koll. 3:13.’
Als wij zo handelen dan kan het niet anders of onze vijand wordt aan het denken gezet. Laat het ons gebed zijn dat God zijn of haar hart verbreekt onder de Goddelijke liefde. Wat is er heerlijker om mee te mogen maken dan dat een vijand met God verzoend wordt? ‘Indien dan uw vijand hongert, zo spijzig hem; indien hem dorst, zo geef hem te drinken; want dat doende zult gij kolen vuurs op zijn hoofd hopen, Rom. 12:20.’
De zonde van een broeder of zuster.
‘Maar indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen; indien hij u hoort, zo hebt gij uw broeder gewonnen. Maar indien hij u niet hoort, zo neem nog een of twee met u; opdat in den mond van twee of drie getuigen alle woord besta. En indien hij denzelven geen gehoor geeft, zo zeg het der gemeente; en indien hij ook der gemeente geen gehoor geeft, zo zij hij u als de heiden en de tollenaar, Matth. 18:15-17.’ Het gaat in dit gedeelte over de zonde van een broeder of een zuster. Een broeder of een zuster zijn zij, die schuilen achter het bloed van de Heere Jezus Christus. Zij hebben geleerd dat van henzelf geen goeds te verwachten is en dat ze nu mogen leven van en door genade. Nu doet de situatie zich voor dat zo’n broeder gezondigd heeft. Een zonde die alleen bij u bekend is. Een zonde tegen Gods geboden of persoonlijk tegen u. In dit gedeelte legt de Heere Jezus uit hoe wij in zo’n geval hebben te handelen. Het is heel belangrijk dat we dit gedeelte plaatsen in het geheel van de Goddelijke opdracht. In de eerste plaats hebben wij de zonde van zo’n broeder voor onszelf te vergeven. Zodat wij vrij van wrok en haat kunnen handelen in liefde. Het is onze opdracht om niet met anderen te spreken over deze zonde, maar met deze broeder. Wij mogen in geen geval de broeder door laten gaan in deze kwade weg, hiermee zouden wij mede schuldig zijn aan zijn zonde. Dit is geen gemakkelijke opdracht! De praktijk leert hoe gemakkelijk het is om met zo’n broeder vleiend te spreken en achter zijn rug om kwaad te spreken. We hebben deze broeder vanuit de Bijbel te wijzen op de kwade weg, in het biddend verlangen dat zijn hart gewonnen wordt en hij schuld mag belijden. Als dat gebeurd dan kun je zo’n broeder persoonlijk de schuld vergeven. Mocht het nu zo zijn dat hij niet te overtuigen is van het kwaad, dan is het onze opdracht om één of twee broeders mee te nemen en het nog eens te proberen. De volgende stap is om het de Gemeente te zeggen. Mocht de broeder dan nog niet willen gehoorzamen dan moeten wij hem zien als een heiden en een tollenaar. Dat betekend dat we geen gemeenschap meer kunnen hebben. We kunnen met zo iemand niet het brood breken en de beker drinken. Dit alles in het biddend verlangen dat de hij of zij tot inkeer mag komen.
Openbare zonden moeten openbaar gestraft worden.
‘Neem tegen een ouderling geen beschuldiging aan, anders dan onder twee of drie getuigen. Bestraf die zondigen, in tegenwoordigheid van allen, opdat ook de anderen vrees mogen hebben, 1 Tim. 5:19,20.’ Als een ouderling of oudste van de gemeente beschuldigd wordt dan hebben we dat niet zomaar over te nemen. Het is maar al te waar, dat er valse oordelen worden uitgesproken om zo iemand in een kwaad daglicht te stellen. Als het duidelijk blijkt dat een oudste wel in zonde is gevallen of leeft, dan moet zo iemand openlijk bestraft worden. Dit tot waarschuwing van de gehele Gemeente, opdat allen Godvrezend zouden wandelen.
Hoe vaak wij moeten vergeven.
‘Toen kwam Petrus tot Hem en zeide: Heere, hoe menigmaal zal mijn broeder tegen mij zondigen en ik hem vergeven? Tot zevenmaal? Jezus zeide tot hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal, maar tot zeventigmaal zeven maal, Matth. 18:21,22.’ Er is geen grens aan onze vergevingsgezindheid. Niet vergeven betekent hoe dan ook dat wij zelf met een probleem lopen. Vergeven maakt vrij. En natuurlijk is het zo dat als ik nog tellen kan, dat ik dan het vorige nog niet vergeten ben, dus ook niet van harte vergeven heb.
Laat ons oog, ons gehele leven, gericht zijn op onze dierbare Heere Jezus en dat wat Hij deed voor onze zonden. Door genade, in Zijn kracht en liefde, zullen wij wandelen zoals Hij dat deed.