Volg ons op YouTube

Gemeenschap met andere gelovigen.

‘En zij waren volhardende in de leer der apostelen, en in de gemeenschap, en in de breking des broods, en in de gebeden, Hand. 2:42.’

Tien dagen na de hemelvaart van de Heere Jezus zijn de discipelen bij elkaar, het is Pinksterfeest. Op deze dag wordt de krachtige werking van de Heilige Geest ervaren. De Discipelen worden vervuld met Gods Geest en beginnen in verschillende talen de grote werken van God te verkondigen. Ontzetting en twijfel vervuld het hart van de mensen, terwijl anderen spotten en zeggen dat zij dronken zijn. Petrus verheft zijn stem en legt uit dat dat wat zij nu meemaken, het werk van God is, dat voorzegd is door de profeet Joël. Daar staat hij zonder vrees tegenover een grote menigte mensen, Joden en inwoners van Jeruzalem, mensen die al lange tijd hebben uitgezien naar de komst van de Messias. Hier krijgen zij te horen dat de Messias gekomen is, dat Hij onder hen gewandeld heeft, Jezus de Nazaréner die krachten, wonderen en tekenen heeft gedaan. De beloften zijn vervuld, ook sprak Joël dat een ieder die den naam des Heeren zal aanroepen zalig worden zal. Nu, zo klinkt de stem van Petrus: ‘Dezen, door den bepaalden raad en voorkennis Gods overgegeven zijnde, hebt gij genomen en door de handen der onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood; Welken God opgewekt heeft, de smarten des doods ontbonden hebbende, alzo het niet mogelijk was dat Hij van denzelven dood zou gehouden worden, Hand. 2:23,24.’ Het is deze Jezus die gij gekruisigd hebt, Hij is opgestaan, opgevaren naar de hemel vanwaar Hij de Heilige Geest heeft uitgestort, die gij nu ziet en hoort. ‘Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israëls, dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk dezen Jezus, Dien gij gekruist hebt, Hand. 2:36.’

Wat een onthutsende boodschap. God zond Zijn Zoon Jezus, om te zoeken en zalig te maken dat wat verloren is en deze Zaligmaker hebben zij aan het kruis genageld. Hoe konden zij ooit nog zalig worden? Ook vandaag klinkt nog de Boodschap; God zond Zijn Zoon, allen die tot Hem komen zullen zalig worden. Wat hebben u en ik met de boodschap gedaan? Is het bloed van Christus voor ons de bron van zaligheid of hebben wij het tot op heden onrein geacht? De Joden zochten hun behoud in het doen en laten, zij hoopten met het houden van de wet zalig te worden. De heidenen hadden hun eigen goden, normen en waarden en bouwden net als de Joden op zandgrond. ‘En de zaligheid is in geen ander; want er is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de mensen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden, Hand. 4:12.’

‘En als zij dit hoorden, werden zij verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen wij doen, mannen broeders? Hand. 2:37.’ Het is goed om deze vraag diep op ons in te laten werken. Hier stonden mensen die meenden dat zij door het houden van Gods wet zalig konden worden, nu hoorden zij dat God hun de Zaligmaker gezonden had en zij hebben Hem gekruisigd. Misschien bent u een serieuze man of vrouw, een jongen of meisje dat niet met alles meedoet wat de wereld aanbiedt. Misschien gaat u naar de kerk en neemt u Gods Woord serieus. Misschien strijd u tegen bepaalde zonden, bidt u om bekering en hoopt u ooit zalig te worden. Vandaag spreekt het Woord van God tot u: Er is geen hoop buiten Jezus alles reinigende bloed. God zond Zijn Zoon opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar het eeuwige leven heeft. Als u langer doorgaat in een eigen gekozen weg, dan bewijst u daarmee dat u Jezus, de enige Weg, veracht. Als u langer vast blijft houden aan een bepaalde waarheid, dan blijkt daaruit dat u Jezus, de enige Waarheid, niet serieus neemt. Als u langer op zoek blijft naar leven buiten Jezus, Die alleen het leven is, dan zult u voor eeuwig omkomen.

‘En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen, Hand. 2:38.’ Bekering is hier niets anders dan terugkeren tot God in het geloof dat er buiten Jezus geen weg is. Het is een overgave aan de God van het leven in de wetenschap dat er buiten Jezus geen leven is. Het is een streep door alle eigen inzichten, werken en verdiensten om te rusten op Gods genade. Zij die het woord van genade aannamen, dat betekent erkenden en gelovig toestemden, werden gedoopt. Op deze dag namen zo’n drieduizend mensen het woord der waarheid aan. Zij konden het leven niet langer vinden in iets buiten Jezus en lieten zich dopen. Als het ware spoelde daar in het water alle eigengerechtigheid, zonden en inzichten weg om vanaf dat moment te leven uit en van genade tot eer en glorie van God alleen.

Wat een vreugdevolle dag moet dat geweest zijn, de discipelen zagen de woorden van hun Heiland in vervulling gaan. ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Indien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, zo blijft hetzelve alleen; maar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort, Joh. 12:24.’ Hij heeft Zijn leven afgelegd, opdat zondaren zouden leven. Hier op deze Pinksterdag, vijftig dagen na de opstanding van de Heere Jezus, kwamen de mensen bij elkaar op het feest van de oogst. Op dit feest dachten zij niet alleen aan de oogst maar ook aan de wetgeving op de Sinaï, wat een heerlijke betekenis kreeg dit alles in de levens van deze mensen. Hier ervaarden zij het krachtige werk van Gods Geest, die hen overtuigde van hun zonden, zij kwamen tot geloof en God schreef Zijn wetten in hun harten. Nu leerden zij om niet meer te leven naar de regel van de letter maar in liefde door Gods Geest geleid.

Hoe heerlijk zien wij hier Gods werk schitteren. We zien dat als God werkt, de mond van de tegenspreker gesloten wordt. Geen redenaties meer over het wel of niet mogen aannemen. Hier zien we zondaren die bukken voor God en alles aannemen wat hen geschonken wordt om te leven uit Hem, door Hem en dat tot eer van Hem. Samen mogen ze zich verblijden in de genade die hen geschonken is. Samen zoeken zij de weg van God te gaan. Ze ervaren hoe heerlijk het is om elkaar te bemoedigen, te vertroosten, te vermanen en te onderwijzen. Ze komen bij elkaar om brood te breken, te bidden en te danken.

‘En zij waren volhardende in de leer der apostelen, en in de gemeenschap, en in de breking des broods, en in de gebeden, Hand. 2:42.’ Deze zo pas tot geloof gekomen mensen maakten samen deel uit van het lichaam van Christus. Hij is het hoofd en alle gelovigen zijn Zijn leden. ‘En heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen, en heeft Hem der Gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen; Welke Zijn lichaam is, en de vervulling Desgenen, Die alles in allen vervult, Efeze 1:22,23.’ De leden hebben elkaar nodig, zoals de hand en de voet elkaar nodig hebben, ieder op zijn plek, zo ook in de gemeente van Christus. Deze pure begintijd maakt een verlangen in ons los naar de eenheid zoals wij die daar zien. Zo’n drieduizend mensen die elkaar opzochten in de tempel en de verschillende huizen. Zij zeiden niet: “Ik ben van die of die gemeente, van dat of dat genootschap of kerkverband.” Zei streden niet voor een waarheid maar wandelden in de Waarheid. Zij roemden in Christus en wilden Zijn voetstappen volgen. Zij waren volhardende in de leer van de apostelen. En dat op de verschillende plaatsen waar zij samenkwamen, wetend dat zij één waren in Christus.

De leer der apostelen was in die dagen nog niet zo uitgewerkt als in onze dagen. Pas 100 na Christus was het Nieuwe Testament volledig. Het boek Handelingen is geschreven tussen 60 en 70 na Christus. De brieven met daarin de leer der apostelen zijn ontstaan tussen de 50 en de 70 na Christus.

Deze eerste gemeente leefde in gemeenschap, zij waren volhardende in dat wat zij leerden en zagen van de apostelen. We weten dat Paulus in zijn brieven oproept om zijn navolgers te zijn, zo als Hij een navolger van Christus is. Lieve vrienden, kunnen wij dit ook van onszelf zeggen? Is het ook ons verlangen om Christus in alles na te volgen en volharden wij in de leer der apostelen? Vandaag horen en zien wij veel verschillende inzichten. Het begon alles met één gemeente verdeelt over verschillende huisgemeenten. Zij waren één van hart en verlangen, zij zagen samen op Christus en volharden in de leer van de apostelen. Nu zijn er wereldwijd meer dan 41.000 denominaties. Kunnen wij van deze 41.000 verschillende gemeenten zeggen dat zij volharden in de leer van de apostelen? Is dat wat vandaag de gemeente bij elkaar houd nog steeds het Woord van God, de volharding in de leer der apostelen, de gemeenschap met elkaar, het breken van het brood en het gebed?

Zonder elkaar te veroordelen en elkaar de maat te meten, zou het goed zijn om eens kritisch naar onze samenkomsten te kijken. Is er in onze samenkomst nog plaats voor een boodschap van zonde en genade, wordt Christus Jezus nog centraal gesteld en worden allen die geloven opgeroepen om navolgers van Christus te zijn? Durven wij elkaar nog te vermanen en te bestraffen als het leven van een broeder of zuster niet is naar het Woord? Bemoedigen en vertroosten wij elkaar nog door te wijzen op Gods trouw en Zijn genade? Als wij de liefde en de tucht, die de apostelen deelden en gebruikten, achterwege gaan laten, dan zijn wij afgeweken van de leer der apostelen. Als wij eerlijk zijn moeten wij dan niet zeggen dat wij vandaag een andere kijk hebben op veel leringen van de apostelen? Als Paulus bepaalde voorschriften geeft rondom het gemeente leven, dan komen wij al snel met onze cultuurargumenten. Het lange haar voor de zusters, de hoofdbedekking en het zwijgen wordt al snel aan de kant gedaan als ouderwets. De vrijheid in het delen van de boodschappen van hen die iets op hun hart hebben, wordt als snel als ongeorganiseerd beschouwd. Het gezamenlijk bidden lijkt onordelijk. Als Paulus spreekt over de vrijheid van de wet dan zijn er maar weinig mensen die beseffen dat Paulus zelf leefde naar de wetten van God. Hij heeft nooit een wetteloze toestand gepromoot maar ons gewezen op de zaligheid alleen door het geloof en niet door de werken der wet. Hij laat in zijn apostolische leer zien dat allen onder de vloek van de wet gevangen zijn totdat zij het leven vinden in Christus. Hij bevrijd van de vloek van de wet en dan willen wij in liefde tot eer van God wandelen. De apostelen leren de Joden om hun vertrouwen niet op de wet van Mozes te stellen maar op Jezus Christus en dien gekruisigd. Dan levend in Zijn genade mogen zij de wet met blijdschap en liefde volgen. Niet de letter maar de Geest. De heidenen worden niet onder de wet gebracht, zij worden niet opgeroepen om onder een juk te gaan leven. Zij worden gewezen op hun zonden en het leven in Christus. Door het geloof mogen zij wandelen om in de vrijheid God te dienen. Samen zullen zij ervaren dat en de Jood en de heiden één zijn in Christus en hetzelfde verlangen kennen om God te dienen zoals Hij dat onderwijst door Zijn Woord en Geest. Laten wij elkaar niet oordelen en veroordelen, maar kritisch onderzoeken of wij met elkaar niet zijn afgeweken van de eenvoudige leer der apostelen. Waarom veroordelen wij een broeder die in navolging van de apostelen de sabbat houdt? Waarom veroordelen wij een zuster die zich laat dopen nadat zij tot geloof is gekomen? Zijn dit niet de eenvoudige leringen der apostelen? Als u meent dat de apostelen de zondag hebben gehouden en ingesteld en bevolen hebben om de kinderen te dopen, dan kunt u dit met vrijmoedigheid en in gehoorzaamheid doen. Vandaag hebben wij het nodig dat wij elkaar liefhebben en elkaar voorgaan in het volgen van Christus. Lieve vrienden, broeders en zusters, het is mijn verlangen om samen schouder aan schouder te staan. Ik geloof dat het tijd wordt om in gebed en verootmoediging terug te keren naar het eenvoudige Woord van God. Ik geloof dat we terug kunnen gaan van de meer dan 41.000 verschillende groeperingen, waarbij er maar al te vaak gewezen en veroordeeld wordt, naar een gemeente die God wil dienen in Waarheid door te buigen en in liefde te volgen. We moeten stoppen met menselijke leringen, entertainment en formules en weer terugkeren naar de boodschap van het kruis. Geen prediking van ongeloof maar geloof in de Heere Jezus Christus, om vanuit Hem ons leven te leven als een zoutend zout en een lichtend licht.

De eerste gemeente zocht elkaar op, van huis tot huis brood brekende. Zij verkochten dat wat ze hadden om samen te delen. Hoe heerlijk om te zien dat zij elkaar zochten en niet zichzelf. Zij die het zagen kwamen onder een diepe indruk, ja een vreze kwam over alle ziel. Wat zegt de wereld vandaag over onze samenkomsten? Wat zeggen zij over ons leven van alle dag? Weten onze collega’s, medestudenten, buren en vrienden dat wij christenen zijn omdat wij vol van Christus zijn en Hem dienen iedere dag? Van hen lezen wij: ‘En prezen God en hadden genade bij het ganse volk. En de Heere deed dagelijks tot de gemeente, die zalig werden, Hand. 2:47.’ Van hun christelijke leven ging een positief geluid uit. Het leven van de eerste christenen hield de anderen als het ware een spiegel voor. Als wij in een rozentuin zijn geweest dan kunnen anderen dat ruiken, zo geurden deze eerste christenen van de liefdegeur van Christus. Anderen werden getrokken om het leven te zoeken in Jezus Christus en dien gekruisigd. ‘En de Heere deed dagelijks tot de gemeente, die zalig werden.’

Lieve vrienden, broeders en zusters, met één tekst uit de leer der apostelen willen we deze overdenking afsluiten. ‘Gelijk gij dan Christus Jezus, den Heere, hebt aangenomen, wandelt alzo in Hem, Geworteld en opgebouwd in Hem, en bevestigd in het geloof, gelijkerwijs gij geleerd zijt, overvloedig zijnde in hetzelve met dankzegging, Kol. 2:6,7.’

‘Gelijk gij dan Christus Jezus, den Heere hebt aangenomen,’ Dit is de grote vraag! Hebt u door het geloof de Heere Jezus aangenomen als u persoonlijke verlosser? Gelooft u dat niet uw eigen werken maar het offer van Hem alleen uw zaligheid is? Gelooft u in Hem omdat u gelooft dat God de Vader Zijn Zoon gezonden heeft opdat een ieder die in Hem geloof niet verloren gaat maar het eeuwige leven heeft? Broeder en zuster, hoe heerlijk om te mogen rusten in Hem. Hij bracht u terug in gemeenschap met uw hemelse Vader. Hij heeft uw schuld en uw zonden weggedaan, Hij heeft u bevrijd van de vloek van de wet. Hij heeft u verlost van de angst van de hel en een eeuwige heerlijkheid voor u bereid. Lieve vrienden als u dit alles niet gelooft, dan bent u zo ongelukkig! U leeft in een roes om straks in een verschrikkelijke helse werkelijkheid wakker te schrikken, te laat, te laat. O Hoor dan vandaag nog de stem van God. Hij roept u op, bekeert u en gelooft het Evangelie. Zie op Jezus en wordt behouden.

Broeders en zuster, u hebt Hem aangenomen, hoe heerlijk is Gods genade. Hij schonk u uit genade het eeuwige leven. Nu mag u verder wandelen in het geloof als navolgers van Christus. Dat is wat de tekst ons leert. ‘…wandelt alzo in Hem, Geworteld en opgebouwd in Hem, en bevestigd in het geloof, gelijkerwijs gij geleerd zijt, overvloedig zijnde in hetzelve met dankzegging.’ Zo wandelend in het geloof zult u vrucht dragen. Op het moment dat u tot het geloof kwam werd u van dood levend, u werd daar een wedergeboren mens. Als een pasgeboren baby mag u levend in vertrouwen op uw Vader opgroeien in de genade en de kennis van onze Heere Jezus Christus. Het zal een weg van vallen en opstaan zijn, een weg waarin u meer en meer leert afzien van uzelf en opzien naar God. Hij wordt steeds meer en u steeds minder, dat is de weg tot verheerlijking van Zijn Naam. U zult door de beproevingen heen leren dat Zijn Woord de Waarheid is en zo wordt uw geloof versterkt. Weest overvloedig in dankzegging, voor zoveel genade aan u bewezen amen.

Op het Godslam rust mijn ziele,

vol bewond’ring bidt zij aan;

alle, alle mijne zonden

heeft zijn zoenbloed weggedaan.

Zalig rustoord, – zoete vrede

vult mijn hart en blijft het bij.

Hij, in wie God zelf kan rusten,

is het rustpunt ook voor mij.

Ruste vond hier mijn geweten;

want zijn bloed – o heilfontein –

heeft van alle mijne zonden

mij gewassen blank en rein.

Met de vrede Gods in ‘t harte

ga ik hier door smart en strijd;

eeuw’ge rust vind ik daarboven

in des Godslams heerlijkheid.

Daar zal Hem mijn oog aanschouwen,

Hem, wiens liefde mij verkwikt,

Hem, wiens trouw mij hier geleidde,

wiens gena mij heil beschikt.

Daar bezingen zijne liefde

duurgekochten door zijn bloed;

daar is Sions zaal’ge ruste,

‘t eind’loos loflied, ‘t eeuwig goed.


Wilco Vos Veenendaal 13-05-2015