Volg ons op YouTube

Getuige zijn in je omgeving

‘Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; en gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judéa en Samaría, en tot aan het uiterste der aarde, Hand. 1:8.’

De Discipelen hebben zo’n drie jaar opgetrokken met hun Heere en Meester, hun Heiland en Zailgmaker. Van Hem hebben zij getuigd dat Hij de lang verwachte Messias was, de Christus, de Zoon van God. Zij wisten dat Hij het was die het Koninkrijk zou oprichten. Wat een onbegrijpelijke onmogelijke weg zijn zij samen met hun Meester gegaan. Alles ging zo anders dan dat zij verwacht hadden. Hoe machteloos moesten zij toezien, toen hun Jezus gevangen werd genomen, werd gemarteld, bespot en gekruisigd. Wat een onbeschrijfelijke pijn hebben zij geleden toen hun Meester in het graf lag. Wat kwam er nu ooit terecht van Zijn Koninkrijk? Twijfel zal hun hart vervuld hebben, Hij de Zoon van God, hun geliefde Meester, gestorven en begraven, alles leek voorbij. Wat een onuitsprekelijke vreugde heeft hun harten vervuld toen Hij, de opgestane Heiland in hun midden verscheen. Hij had met hen gesproken over de Trooster die Hij zenden zou. Nu het moment van Zijn hemelvaart kwam, herinnerde Hij hen nogmaals aan Zijn belofte. De Heilige Geest zou hun harten vervullen. Zij vroegen aan de Heere Jezus of Hij in deze tijd aan Israël het Koninkrijk zou wederoprichten. Zij zagen uit naar de vervulling van de profetieën. Zij verlangden er naar dat Hij als Koning zou regeren terwijl het gescheurde rijk van Israël hersteld zou zijn. Zijn antwoord is: ‘Het komt u niet toe, te weten de tijden of gelegenheden, die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft.’ De tijd van herstel is nog niet aangebroken, de Vader in de hemel heeft Zijn tijd gesteld en straks zal de profetie in vervulling gaan. ‘Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; en gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judéa en Samaría, en tot aan het uiterste der aarde, Hand. 1:8.’ Het rijk zal komen maar nu eerst zal de Trooster, de Heilige Geest het hart vervullen en in Zijn kracht zullen jullie Mijn getuigen zijn.

De Heere Jezus ging van hen scheiden, Hij is opgevaren naar de hemel en zo als zij Hem zagen opvaren zo zal Hij straks wederkomen. Op de Pinksterdag is Zijn belofte werkelijkheid geworden. De Heilige Geest vervulde de harten van de discipelen, wat een troost, wat een blijdschap en wat een verandering heeft dit gebracht. Denk aan Petrus, hoe zwak was hij in de zaal van Kajafas. Hij verloochende Zijn Meester tegenover een dienstmeisje, hij was bang om zelf vervolgd te worden. Nu, na de uitstorting van de Heilige Geest zien we hem staan tegenover een gigantische menigte mensen. Hij spreekt in alle vrijmoedigheid, hij ziet niet op zichzelf maar op Jezus, Zijn Heiland, Die opgevaren is in de hemel en Die voor hem bid. Nu wil hij niets liever dan mensen wijzen op de Weg, de Waarheid en het Leven. De liefde tot Zijn Heiland kon niet verborgen blijven, hij kon alleen nog maar getuigen en zo zien we Gods belofte in vervulling gaan. ‘Gij zult Mijn getuigen zijn.’

Vandaag zijn Petrus en Johannes er niet meer, toch zijn er ook nu, 2000 jaar na het kruis, nog steeds discipelen van Jezus. Het zijn die mensen die in hun leven hebben geleerd dat er van henzelf niets goeds te verwachten is en die in de Heere Jezus hun Zaligheid hebben gevonden. Zij die door het Woord van God en door Zijn Geest gehoorzaam zijn geweest aan de oproep die tot hen kwam; ‘Volg Mij na.’ Zij die iedere dag meer en meer ontdekken hoe groot Gods genade is en ervaren dat Zijn kracht in hun zwakheid volbracht wordt. Zij kunnen niet meer leven buiten Jezus, zij weten zich geborgen in Hem en verlangen te wandelen zoals Hij gewandeld heeft. Hun hart is vol van Hem en dat is de reden dat zij getuigen, want waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over. In deze weg van getuigen leren wij meer afzien van onszelf, van de mensen om ons heen, om het alleen van God te verwachten. Het is niet door kracht, nog door geweld maar door Gods Geest.

Hoe puur is de gemeente van onze Heere Jezus Christus geweest, direct na de uitstorting van de Heilige Geest. 3000 mensen kwamen tot geloof en lieten zich dopen in gehoorzaamheid aan God. Velen verkochten hun goederen en deelden het met elkaar. ‘Allen die geloofden, waren bijeen, en hadden alle dingen gemeen. En zij verkochten hun goederen en have, en verdeelden dezelve aan allen, naar dat elkeen van node had, Hand. 2:44,45.’ Daar waren zij in het geloof bijéén, zij hadden een gemeenschappelijk verlangen, dat was hun Heere en Heiland groot te maken. Zij gingen van huis tot huis en braken het brood. Wat een zalige gemeenschap om zo samen de dood en de opstanding van de Heere te gedenken, totdat Hij komt. Er staat van hen geschreven; dat zij met elkaar aten met verheuging en eenvoudigheid des harten, zij prezen God en hadden genade bij het ganse volk. Hun liefde tot de Heere Jezus en elkaar was zo puur, hier ging een geur van uit en daardoor kwamen ook anderen tot geloof (Hand. 2:46,47).

Het is vandaag voor ons persoonlijk, noodzakelijk dat we nadenken over deze puurheid tegenover de grote verwarring waar wijzelf in leven. Is de eenvoudigheid des harten in het eenvoudige geloof en gehoorzaamheid niet verwisseld voor een ingewikkeld geloof? Vaak een geloof dat geen geloof genoemd mag worden omdat het alle vruchten van het geloof mist. Deze gemeente was geboren door het onmogelijke, zij hadden Jezus aan het kruis genageld, hoe konden zij nu ooit nog zalig worden? Petrus zei: ‘Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen, Hand. 2:38.’ Zij wisten dat het niet hun keuze was maar Gods genade waardoor zij nu zalig waren geworden. Het voorwerp van hun geloof was Jezus en daarom was ook Jezus het voorwerp van hun gedachten, hun gesprek en hun prediking.

Vandaag moeten ook wij terug naar de eenvoudige prediking van die enige Naam die er onder de hemel gegeven is waardoor mensen zalig worden. Jezus en Jezus alleen, is de Weg tot het behoud. Johannes de doper sprak van Hem, Zie het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt, Andreas noemde Hem de Messias, de Christus. Filippus wist dat Hij het was waarvan Mozes en de profeten geschreven hadden en Nathánaël sprak: ‘Gij zijt de Zone Gods, Gij zijt de Koning Israëls.’ Later horen wij Petrus zeggen: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods.’ De Heere Jezus legt uit dat de Vader in de hemel, hem dat geopenbaard heeft. Jezus is het Die ons de Vader geopenbaard heeft en zij die in Hem de zaligheid zien, hebben dat van de Vader geopenbaard gekregen. En nu, lieve vrienden, is het de grote vraag? Hebt u deze Jezus lief? Hebt u uzelf al aan Hem uitgeleverd? Dan weet u ook dat er buiten deze Jezus niets is te vinden dat werkelijk bevredigd. Ja buiten Jezus is er geen leven maar een eeuwig zielsverderf. Is deze wetenschap en de liefde tot Hem in uw hart niet de reden dat u moet getuigen? Het is Gods Geest die ons doet spreken welke grote dingen God in ons leven heeft gedaan, het is Zijn Geest die ons de Naam van Jezus doet verheerlijken. Wij wensen geen anderen Naam te verkondigen dan de Naam van Jezus.

De Heere Jezus heeft gezegd dat Zijn discipelen Zijn getuigen zouden zijn. Het is niet zozeer een speciale opdracht maar een gevolg van het werk van God in onze harten, waardoor wij getuigen. Denk aan Zijn woorden: ‘Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe, dan om buitengeworpen en van de mensen vertreden te worden. Gij zijt het licht der wereld; een stad boven op een berg liggende, kan niet verborgen zijn. En men steekt geen kaars aan en zet die onder een korenmaat, maar op een kandelaar, en zij schijnt allen die in het huis zijn. Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken, Matth. 5:13-16.’

Zoals het zout smaak geeft aan het eten, zo geven Gods kinderen smaak aan deze wereld. Zoals het zout het bederf tegengaat zo kunnen Gods kinderen het bederf in de maatschappij tegengaan. Denk aan de gesprekken op straat, op de de werkvloer en overal waar zij zijn die Hem hartelijk liefhebben. Gij zijt het licht der wereld, wat een heerlijke woorden van onze Heiland, Hij was immers Zelf het Licht der wereld. ‘Zolang Ik in de wereld ben, zo ben Ik het Licht der wereld, Joh. 9:5.’ Nu Hij is opgevaren, mogen wij, als Zijn geliefde navolgers, Zijn licht weerspiegelen in deze donkere wereld. Eens klonk deze boodschap in de oren van een blind geboren man. Daar stond hij in het duister gehuld, tegenover het Licht van de wereld. Jezus spuugt op de grond en smeert slijk in de ogen van deze blinde man. Hij krijgt de opdracht om zich te gaan wassen in het badwater Silóam. Daar gaat hij in gehoorzaamheid, wast zich en wordt ziende. Hoe groot is God. Hij zend ons een opdracht; ‘bekeert u en gelooft het Evangelie’ en de grote vraag is, wat wij er mee doen. Wat was er gebeurd als deze man zich niet was gaan wassen? Wat was er gebeurd met Naäman de Syriër, die zich 7 maal moest wassen om van zijn melaatsheid verlost te worden, als hij niet gehoorzaamde? Wat was er gebeurd met de 3000 mensen op de Pinksterdag als zij zich niet in gehoorzaamheid lieten dopen? We zien dat geloof altijd gepaard gaat met werken van gehoorzaamheid. Jakobus zegt dat een geloof zonder werken geen geloof is. Denk aan Abraham, aan Noach en zoveel anderen, hun werken maakte openbaar dat zij gelovigen waren.

Een kaars kan niet vanzelf gaan branden, zo kan een mens van zichzelf geen licht geven. Het is Gods Geest in en door ons, dat het licht van Christus verspreid. Zoals een kaars niet kan branden zonder te verteren, zo zullen wij lichten in deze duistere wereld, terwijl wij zelf verteren. De blinde man kon zien en hij getuigde. ‘Een ding weet ik, dat ik blind was, en nu zie, Joh. 9:25b.’ Hij kon geen kwaad spreken van Jezus en daarom werden de Farizeeërs boos en zo kon hij de smaadheid van Christus dragen. ‘De discipel is niet boven den meester, noch de dienstknecht boven zijn heer.

Het zij den discipel genoeg dat hij worde gelijk zijn meester, en de dienstknecht gelijk zijn heer. Indien zij den Heere des huizes Beëlzebul hebben geheten, hoeveel te meer Zijn huisgenoten, Matth. 10:24,25.’

‘…gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judéa en Samaría, en tot aan het uiterste der aarde.’ Het getuigenis van Jezus zou uiteindelijk heel de wereld bedekken maar het moest beginnen te Jeruzalem. ‘En in Zijn Naam gepredikt worden bekering en vergeving der zonden onder alle volken, beginnende van Jeruzalem, Luk. 24:47.’ Wij hoeven niet allemaal zendeling of prediker te worden. Wij zullen getuigen en dat getuigenis moet dicht bij beginnen. Wat baat het ons zo wij de hele wereld zouden gewinnen en schade lijden aan ons gezin? Moeten onze geliefden niet in de eerste plaats de Heere Jezus leren kennen? Wij mogen hen in liefde voorgaan, hen onderwijzen en samen zoeken naar de weg die de Heere met ons gaan wil. Welk getuigenis gaat er van ons uit onder hen die ons liefhebben? Hoe spreekt uw echtgenoot of uw kinderen over u? Zeggen zij, mijn vader en mijn moeder, mijn man of mijn vrouw is een navolger van Jezus en die Jezus wil ik ook navolgen? Onze woorden kunnen mooi klinken maar als de vruchten van de Geest niet gezien worden, dan moeten wij ons bekeren en smeken om de vervulling met Gods Geest. ‘Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid, Gal. 5:22.’ In afhankelijkheid van Gods Geest, ons oog gericht op Jezus, verlangend naar onze vereniging met Hem in Heerlijkheid, zullen wij toenemen in geloof, kennis en vruchten. Zo zal Zijn getuigenis voortgaan en zondaren het leven vinden in Jezus Christus, de Zoon van God onze Zaligmaker. Geve God ons Zijn rijke zegen, amen.

De Heer kent al de zijnen

tot aan des aardrijks end;

of zij verlaten schijnen,

zij zijn door Hem gekend.

Geen macht zal hen verderven,

Hij zelf toch richt hun schreen;

in leven en in sterven

is Hij hun rots alleen.

Hij kent die schaar der vromen,

wier hart op Hem vertrouwt,

wier oog Hem, zonder schromen,

steeds in ‘t geloof aanschouwt;

die van zijn woord getuigen,

dat steeds hun zielen voedt;

die voor dat woord zich buigen,

als ‘t richtsnoer voor hun voet.

Hij zal hen veilig leiden

door deze woestenij.

Al zouden allen scheiden,

Hij blijft trouw aan hun zij.

En is hun strijd volstreden,

dan roept hen zijne stem,

dan is hun leed geleden,

en rusten zij met Hem.


Wilco Vos Veenendaal 04-03-2015