Volg ons op YouTube

God opent harten (Handelingen 16 deel 1)

‘En een zekere vrouw, met name Lydia, een purperverkoopster, van de stad Thyatira, die God diende, hoorde ons; welker hart de Heere heeft geopend, dat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd, Hand. 16:14.’

Paulus, de man die van een vervolger van Jezus, een dienstknecht (slaaf), een apostel (boodschapper) van Jezus werd, om het Evangelie te verkondigen onder Jood en heiden. ‘Want ik schaam mij des Evangelies van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk, die gelooft, eerst den Jood, en ook den Griek , Rom. 1:16.’ God Zelf greep in terwijl Paulus streed in zijn vijandschap tegen de volgelingen van Jezus. Onderwezen in de Schrift, verblind door eigen inzicht kon het voor hem niet bestaan dat Jezus de Messias was. De Messias, zou de breuk tussen Juda en Efraïm herstellen, Hij zou regeren vanuit Jeruzalem en alle knie zou zich voor Hem buigen. Als Jezus, Vorst Messias was, hoe kon Hij dan eindigen aan een kruis, een ieder die aan het kruis hangt is vervloekt. Voor Paulus waren daarmee al de volgelingen van Jezus vervloekt en als het aan hem zou liggen zou deze leugen snel ten einde zijn. Wat een wonder dat de Heere Zelf het hart van Paulus opent om te zien hoe dwaas hij in zijn ijver is. Paulus komt tot de ontdekking dat Jezus inderdaad de van God gezondene is, Die gekomen is om zalig te maken dat wat verloren is. Paulus ontdekt dat zijn ijver voor zijn vaderlijke instellingen, ja al zijn werken der wet hem niet kunnen behouden. Hij ziet de zaligheid in Jezus, Die hij vervolgde. Hoe heerlijk als we Jezus zo mogen zien. Dan is Hij niet langer een aanstoot maar wordt Hij ons leven. Dan ontdekken wij dat er buiten Jezus niets is dat ons werkelijk vervullen kan. Dan gaan we roemen in het alles reinigende bloed dat Hij gegeven heeft opdat zondaren zouden leven. Zijn bloed reinigt van alle zonden.

Paulus, vol liefde en drang om allen bekend te maken met de blijde Boodschap van redding en genade, spoort de mensen aan om de verzoening te zoeken in Jezus Christus en Dien gekruisigd. ‘Zo zijn wij dan gezanten van Christus wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus wege: laat u met God verzoenen. Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem, 2 Kor. 5:20,21.’

In het boek Handelingen lezen we hoe hij op vele plaatsen het Evangelie gebracht heeft op zijn zogenaamde zendingsreizen. Op de tweede zendingsreis zien we Paulus samen met Silas langs de verschillende gemeenten trekken om daar de broeders en de zusters te versterken. In Lystre ontmoeten zij Timótheüs, die door Paulus besneden wordt en met hen meegaat op de verdere reis. Samen brengen zij de boodschap van de apostelen, ouderlingen en broeders uit Jeruzalem aan de gemeenten over. Zij waren het erover eens dat men de tot bekering gekomen heidenen, geen andere lasten op zouden leggen dan zich te onthouden van dat wat de afgoden geofferd is, van hoererij, het verstikte en van bloed. Dit om de gemeenschap tussen de Jood en de heiden mogelijk te maken. Het wedergeboren hart, vervuld met liefde en gehoorzaamheid aan God de Vader, zou door het verdere onderwijs uit de boeken van Mozes en de werking van de Heilige Geest, vanzelf ontdekken hoe Gods liefde schittert in het verbond en Zijn geboden. De gemeenten werden verstrekt door het onderwijs en groeiden in geloof en dagelijks kwamen er mensen tot geloof. Hoe heerlijk om deze vruchten op de Evangelie prediking te zien. De gemeenten werden bevrijd en bewaard voor een Godsdienst van doen en laten en het zoeken van de rechtvaardigheid in het houden van de wet. Het geloof alleen maakt ons deelgenoot van Gods genade, het rusten in Het offer van Christus is de grond van onze zaligheid. Het geloof is de wortel en de werken, het wandelen naar Gods wil, is de vrucht. Zonder wortel geen vrucht en zonder vrucht geen leven.

Door de Heilige Geest worden Paulus, Silas, en Timoteüs verhinderd om het evangelie te spreken in Azië. Verder trekkend laat de Geest het niet toe om in Bithynië te spreken en zo komen ze na een reis van zo’n 640 km te Tróas. We lezen niet dat Paulus en Silas bij de pakken neer gaan zitten of door moedeloosheid overmand maar iets anders gaan doen. Hoe moeilijk kan het ook voor ons zijn als de liefde van de Heere Jezus ons hart vervult en we komen op plaatsen waar we het Evangelie niet kunnen delen. Laten we niet moedeloos worden maar de Heere vragen om opening en de leiding van Zijn Heilige Geest. Laten wij bidden om geopende deuren en of de Heere ons daar wil brengen waar Zijn Woord kracht zal doen. De Heere Jezus leert Zijn discipelen om het stof van de voeten te schudden als zij op plaatsen komen waar de mensen niet naar hun boodschap willen luisteren. Zij moeten op zoek naar de man of de vrouw des vredes. Zo mogen wij in afhankelijkheid van de Heere onze weg gaan. Het is niet door kracht, nog door geweld maar door Zijn Geest dat harde harten verbroken worden en zielen de zaligheid vinden in de Heere Jezus. In de nacht krijgt Paulus een gezicht te zien. Een Macedónisch man staat en bidt hem: “Kom over in Macedonië en help ons, Hand. 16:9.” Paulus verteld over dit gezicht en zijn broeders, Silas, Timótheüs en Lukas, maken daaruit op dat zij door de Heere geroepen zijn om daar het Evangelie te verkondigen. Twee dagen later, na een bootreis van 230 km, komen zij aan te Neapolis. Vandaar gaan zij te voet verder naar Filippi, een stad in Macedonië, dat 16 km landinwaarts ligt.

Na enkele dagen in deze Griekse stad te zijn, is het sabbat. Paulus is gewend om op de sabbat (± 50 n Chr.) in de verschillende synagoges te prediken. Hij weet dat het Evangelie van Christus een kracht Gods tot zaligheid is voor zowel de Jood als de Griek die gelooft. ‘Want ik schaam mij des Evangelies van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk, die gelooft, eerst den Jood, en ook den Griek, Rom. 1:16.’ In Filippi was geen synagoge en Paulus begeeft zich met zijn broeders naar een plaats van gebed aan de rivier. Daar ontmoeten zij vrouwen die samengekomen waren om te bidden. Wat een gezegende plaats, een plaats van gebed. Daar waar mensen hun harten uitstorten voor God in gebed, dank, lof en aanbidding. Wat een zegen als mensen samenkomen om hun noden, hun vreugde, hun zegeningen en tegenslagen te delen en samen de Heere aanroepen. Paulus en zijn broeders nemen plaats in dit gezelschap en spreken tot hen. Wat een gezegend moment, stel u voor, u bent bij elkaar en daar verschijnen een aantal broeders die zich bij het gezelschap voegen en vertellen over hun enige hoop en verwachting. Als zij gaan spreken over Jezus de Zaligmaker Die gekomen is om te zoeken en zalig te maken dat wat verloren is. Wat een zegen als daar de Naam van de Heere Jezus verheerlijkt wordt en wordt aangeprezen als de enige Naam onder de hemel waardoor mensen kunnen zalig worden. Zo spreekt Paulus over Jezus, want wij weten dat Paulus niets anders heeft willen prediken dan die Naam. Terwijl Paulus spreekt, zit daar te midden van die vrouwen een vrouw, Lydia, een purperverkoopster uit de stad Thyatira. Van Lydia staat geschreven dat zij God diende. Wat een getuigenis. Kan dat ook van u en mij gezegd worden? Die man of die vrouw, die jongen of dat meisje dient de Heere. Zij had gehoord van de God van Israël en zij kwam samen met anderen om Zijn Naam aan te roepen. Lieve vrienden, dient u ook de Heere? Komt u ook samen met anderen om de Heere te danken en te bidden? Zij geloofde in God en zo zijn er vandaag gelukkig velen die geloven in God. Maar ondanks dat Lydia de Heere diende, kende zij niet die enige Naam die er onder de hemel gegeven is, waardoor mensen zalig worden. Zij wist niet dat er een Zaligmaker was, Die Zijn leven gegeven heeft opdat zij zou leven. Zij hoort de woorden van Paulus en haar hart gaat open bij het horen van die blijde Boodschap van redding en genade. ‘En een zekere vrouw, met name Lydia, een purperverkoopster, van de stad Thyatira, die God diende, hoorde ons; welker hart de Heere heeft geopend, dat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd, Hand. 16:14.’ Zij kon niet langer leven zonder deze Jezus. In het geloof mocht zij Hem omhelzen als haar Heere en Verlosser.

Onbegrijpelijke wegen gaat de Heere vaak voor ons menselijke verstand. Paulus mocht niet naar Azië. In de nacht ontvangt hij een gezicht van een Macedonisch man die hem roept. Gekomen in Macedonië ontmoet hij niet een man maar een vrouw uit Azië, waarvan de Heere het hart opent. Wie kan Gods handelen begrijpen? God zoekt geen begrijpers maar aanbidders, mensen die Hem willen volgen zonder te vragen. Paulus moest daar zijn, de blijde Boodschap van Gods liefde moest daar het hart van Lydia vervullen. Een rijke vrouw, die leefde van de verkoop van purper mocht hier ervaren dat er iets was dat zoveel waardevoller was dan al het zilver en het goud. Zij mocht geloven dat haar ziel gekocht was door het purperrode bloed van Jezus haar Heiland en Verlosser.

Misschien is de titel boven deze overdenking voor u wel een struikelblok. God opent harten. De Heere opende het hart van Lydia. Misschien gelooft u in God en hebt u al jaren gebeden om een nieuw hart. Misschien wordt u wel wanhopig als u leest dat de Heere haar hart geopend heeft en waarom blijft uw hart dan gesloten? Wat als de Heere mijn hart nu nooit opent? Lieve vrienden wie u ook bent, het vrezen van de Heere is niet genoeg. Geloof in God is niet genoeg om zalig te kunnen leven en te sterven. ‘Gij gelooft, dat God een enig God is; gij doet wel; de duivelen geloven het ook, en zij sidderen, Jak. 2:19.’ De Heere Jezus zegt tegen Zijn discipelen in Johannes 14, “gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij.” Daar wijst Hij hen er op dat Hij de Weg, de Waarheid en het Leven is. Zonder Deze Jezus is er geen leven, geen weg tot de Vader, geen waarheid die bevrijd en geen leven dat stand houd. In Hem is de volle zaligheid. En in Hem te geloven dat is het leven. Hij heeft het gezegd: ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt, en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven, Joh. 5:25.’ Harde harten worden verbrijzeld. Harten worden geopend bij het horen van Zijn stem. Heeft u Zijn stem al gehoord? ‘Komt dan, en laat ons samen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol, Jes. 1:18.’ Hij nodigt u te komen en Hij wijst ons op dat wat werkelijk van waarde is. ‘O alle gij dorstigen! komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld, en zonder prijs, wijn en melk! Waarom weegt gijlieden geld uit voor hetgeen geen brood is, en uw arbeid voor hetgeen niet verzadigen kan? Hoort aandachtiglijk naar Mij, en eet het goede, en laat uw ziel in vettigheid zich verlustigen. Neigt uw oor, en komt tot Mij, hoort en uw ziel zal leven; want Ik zal met u een eeuwig verbond maken, en u geven de gewisse weldadigheden van David, Jes. 55:1-3.’ Hoort u Zijn stem? Blijf toch niet langer van een afstand staan, de Meester is daar en hij roept u, ja u wordt geroepen. ‘En de Geest en de Bruid zeggen: Kom! En die het hoort, zegge: Kom! En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet, Openb. 22:17.’

Lydia kon niet langer leven in een God dienen zonder het bloed van Jezus dat haar reinigde van alle zonden. Zij geloofde, stond op in gehoorzaamheid en liet zich dopen. Waarschijnlijk had zij als rijke handelsvrouw, ook slaven in dienst, waarmee zij vaker over God had gesproken, zij die geloofden in de Heere Jezus Christus werden gedoopt, volgens Zijn eigen bevel. ‘Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden, Mark. 16:16.’ Paulus, Silas Timótheüs en Lukas werden gedwongen om bij haar te blijven, o wat een blijde dag zal dat geweest zijn. Daar waren mensen bij elkaar die maar één verlangen kenden, Jezus Christus en Dien gekruisigd verheerlijken in woord en daad.

‘Heere dank U wel, dat ook vandaag Uw Woord mag uitgaan en dat Uw Woord nooit ledig tot U weerkeert. Dank U wel dat ook vandaag harten worden geopend bij het horen van dat wat U deed om zondaren te redden. Ja Vader verheerlijk Uw Naam om Jezus wil. Amen.’

Middelpunt van ons verlangen,

trooster van ‘t ontrust gemoed,

Jezus, onze dankb’re zangen

loven uwe liefdegloed.

Gij woudt van de hemel dalen

op deez’ diep bedorven aard’,

en voor ons de schuld betalen,

die ons harte heeft bezwaard.

Liefde, Gij moest spottaal horen,

die U drong door merg en been;

ja, Gij droegt voor ons Gods tooren,

Gij voor allen, Gij alleen.

Welk een beker moest Gij drinken

op het schrikk’lijk Golgotha.

Daar liet Ge U aan ‘t kruishout klinken,

daar aanbidden we uw gena.

Liefde, in U is al ons leven,

Gij, Gij zijt ons hoogste goed.

Ja, uw kruis heeft ons gegeven,

wat ons eeuwig juichen doet.

O, hoe zijn we aan U verbonden,

Jezus, redder, ‘s Vaders Zoon.

Onze harten, onze monden

juichen dankbaar tot uw troon.


Wilco Vos Veenendaal 20-04-2014