Gods vrije genade en onze verantwoordelijkheid.
Vragen als “moet ik mij bekeren?”, “kan ik mij wel bekeren?” “als ik nu wel wil en God wil niet” “ben ik niet te slecht” of “moet ik niet ergens aan voldoen om zalig te worden?” zijn vragen waar mensen zonder een ontwaakt geweten geen last van hebben. Met andere woorden, als we tobben met de vraag, hoe we zalig kunnen worden, dan is ons geweten aangeraakt door Gods heilige Geest. Lieve vrienden, wat een voorrecht als deze vraag in uw leven is gaan leven.
Sinds de droevige zondeval, beschreven in Genesis 3, kunnen we niet anders zeggen dan dat er alleen nog maar zondige mensen zijn geboren (buiten onze Zaligmaker om). Vijanden van God, die naar God niet vraagden maar alleen wilden leven zoals zij dat zelf graag wilden. Maar door Gods vrije soevereine genade, zijn er uit deze geestelijk dode zondaren, vele miljoenen uitverkoren om verlost van zonde en schuld eeuwig God Drieenig te mogen grootmaken. Wat een genade!
Nu kan juist dit voor veel mensen een klem zijn, “het is alleen genade dat mij red, het zijn alleen de uitverkorenen die straks God zullen grootmaken, hoor ik daar ook bij en hoe kan ik mij als dode zondaar bekeren?”
Lazarus kon uit zichzelf niet opstaan uit het graf maar als Jezus hem roept, dan moet hij wel gehoorzamen en staat op uit de dood. Wie u ook bent, zwart of wit, moslim of jood, christen (van naam) of een grove zondaar zich uitlevend in de wereld, u bent een dode zondaar, zolang Goddelijke genade u niet heeft wedergeboren. Vanuit uzelf is alles hopeloos en radeloos verloren, vijanden van God en gericht op onszelf zo wandelen wij over deze aarde. Wie doet ons wat en wie zal ons de les lezen? Misschien klinkt dit alles wat negatief, maar lieve vrienden, laten we elkaar toch eerlijk behandelen en zien wat de Bijbel ons leert. U en ik zijn buiten Goddelijke genade vleselijk en gericht op deze aarde. Ons geld en goed, ons werk of gezin, onze toekomst hier op aarde of onze gezondheid houd ons bezig en is voor ons het belangrijkste. Johannes leert ons in Hoofdstuk 3:6 ‘Hetgeen uit het vlees geboren is, dat is vlees; en hetgeen uit den Geest geboren is, dat is geest.’ Toch komen wij onder deze vleselijke mensen zoveel mensen tegen die menen te weten hoe God een mens bekeert, zij kunnen uren theologiseren en discussiëren over zaken waaraan zij persoonlijk geen deel hebben. Arme mens, begrijpen we dan niet dat een dode zondaar een vijand van God is en zich niet moet bezig houden met dingen die voor hem verborgen zijn? ‘Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden, 1 Kor. 2:14.’ Wat een pijn kunnen deze mensen veroorzaken bij hen in wiens leven de grote vraag is gaan leven; “Hoe kom ik tot God bekeert?” Deze moordenaars hebben niet in de gaten dat het pure vijandschap tegen God is wat hen drijft. ‘Daarom dat het bedenken des vleses vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich der wet Gods niet; want het kan ook niet. Rom. 8:7.’ Lieve vrienden, meen nu niet dat ik dit uit hardheid zeg, vanbinnen voel ik de pijn, want als ik terugzie in mijn eigen leven, wat was ik dan een vijand van genade, ja van alles wat schuilde achter het bloed van de Heere Jezus Christus. Wat heb ik een ander de maat gemeten, wat heb ik een oordelen uitgesproken en dat alles vanuit een verkeerd en verdraait beeld van Gods Woord en Zijn liefdevolle genade. Wat heb ik opgezien naar dingen die van vorm zo schoon leken maar in wezen niet anders was dan eigengerechtigheid. Lieve vrienden, een natuurlijke mens begrijpt echt niet de dingen die van God zijn. Het is zoals Stefanus het de vrome mensen toeriep; ‘Gij hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij wederstaat altijd den Heiligen Geest; gelijk uw vaders, alzo ook gij, Hand. 7:51.’
Wij moeten niet menen dat we als vleselijke mensen de geestelijk dingen kunnen vatten. Maar hoe zal dit alles dan veranderen? Is er dan nog wel een mogelijkheid van zalig worden voor zulke zondaren? Hoe zal een dode opstaan uit de dood anders dan door een Goddelijk ingrijpen?
Hoe groot hoe wonderlijk en onbevattelijk is dan die weg die God heeft uitgedacht. ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden. Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam van den eniggeboren Zone Gods, Joh. 3:16-18.’ God de Vader heeft gedachten van vrede gehad en heeft daar waar geen weg meer was een weg geopend in Zijn eniggeboren Zoon de Heere Jezus Christus, Hij die kwam om zondaren weer met God te verzoenen door een weg van recht en gerechtigheid. Hij die sprak ‘Ik ben de Weg, de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot den Vader dan door Mij, Joh. 14:6.’ Heeft de weg voor ons geopend tot de Vader. Opdat wij in de verdoemenis niet zouden komen maar eeuwig leven met Hem.
De dode Lazarus kwam uit op Gods Woord, in welke toestand u ook verkeerd, als u moet zeggen ik ben dood in misdaden en zonden (Ef. 2:1) dan komt toch tot u de boodschap ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven, Joh. 5:25.’ Verschuil u niet langer achter u doodstaat maar kom, sta op ‘en laat ons tezamen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol, Jes. 1:18.’
En tot Zich geroepen hebbende de schare met Zijn discipelen, zeide Hij tot hen: Zo wie achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op en volge Mij. Want zo wie zijn leven zal willen behouden, die zal hetzelve verliezen; maar zo wie zijn leven zal verliezen om Mijnentwil en om des Evangelies wil , die zal hetzelve behouden. Want wat zou het den mens baten, zo hij de gehele wereld won, en zijner ziele schade leed? Of wat zal een mens geven tot lossing van zijn ziel? Want zo wie zich Mijns en Mijner woorden zal geschaamd hebben in dit overspelig en zondig geslacht, diens zal Zich de Zoon des mensen ook schamen, wanneer Hij zal komen in de heerlijkheid Zijns Vaders, met de heilige engelen, Mark. 8:34-38.’
Goddelijke vrije genade en de menselijke verantwoordelijkheid, uit genade roept Hij ons om ons Zijn genadige verlossing te schenken, o wat een verantwoordelijkheid. Wat doet u? neemt u uw kruis op en volgt u Hem? Of heeft u een tegenwerping en rent u door, uw eeuwige ondergang tegemoet? Ongetwijfeld zijn er nu die zeggen. Ja ik wil, want ik zie en weet dat Hij alleen mij verlossen kan, maar o wat moet ik doen? Lieve vriend en vriendin u hoeft niets te doen, u kan niets doen, kom zoals u bent en laat Goddelijke genade uw leven vernieuwen.
Misschien worstelt u er wel mee, dat u wel wil geloven maar dat u het niet kan. U ervaart dat u zo ongelovig bent en wat u ook probeert u kunt niet geloven. O dat vreselijke ongeloof wat een zonde. Het is Gods Geest in u die u dit doet ervaren. ‘En Die gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde, en van gerechtigheid, en van oordeel: Van zonde, omdat zij in Mij niet geloven; En van gerechtigheid, omdat Ik tot Mijn Vader heenga, en gij zult Mij niet meer zien; En van oordeel, omdat de overste dezer wereld geoordeeld is, Joh. 16:8-11.’ Het is Gods Geest die u doet inzien dan niets dan genade u kan redden. Misschien heeft u al wel van alles geprobeerd, u probeerde u op te knappen en bepaalde zonden te laten. Misschien brand u hart van liefde en zegt u, O God ik wil nooit meer zondigen maar wat ik ook probeer ik val steeds weer in een andere ellende. Ook dit is nodig opdat u gaat inzien dat er van u geen goeds te verwachten is, het is alleen Gods genade dat u kan redden. Paulus moest dit ook inleven met heel Gods kerk en verwoorde het zo: ‘En zonder de wet, zo leefde ik eertijds; maar als het gebod gekomen is, zo is de zonde weder levend geworden, doch ik ben gestorven, Rom. 7:9.’ Paulus was een vrome man en meende te leven zoals God dit van hem vroeg, maar toen Gods wet hem aan zijn zonde ontdekte, moest hij inleven dat er in hem geen kracht was om tegen de zonde te strijden. Hij stierf aan al zijn eigen verwachting en mocht gaan drijven op Goddelijke genade.
Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij, Openb. 3:20.’ ‘En de Geest en de bruid zeggen: Kom. En die het hoort, zegge: Kom. En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet, Openb. 22:17.’ Hoort u Zijn nodiging dan niet? Zoals de nodiging nu tot u en mij komt zo kwam hij eens tot Jeruzalem. Maar zij hebben niet gewild! ‘Jeruzalem, Jeruzalem, gij die de profeten doodt, en stenigt die tot u gezonden zijn, hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens onder de vleugelen vergadert , en gijlieden hebt niet gewild! Luk. 13:34.’ Wat zal dat zijn, lieve vrienden als dit tegen ons gezegd zal worden in het oordeel. ‘Dewijl Ik geroepen heb en gijlieden geweigerd hebt, Mijn hand uitgestrekt heb en er niemand was die opmerkte, Spr. 1:24.’
Vandaag is het nog de tijd van genade, nu is er het moment om alles achter te laten u kruis op u te nemen en Hem te volgen daar waar Hij ook heen gaat. Is dat de wens van uw hart?
‘Want dat is goed en aangenaam voor God onzen Zaligmaker, Welke wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen. Want er is één God, er is ook één Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus, Die Zichzelven gegeven heeft tot een rantsoen voor allen, zijnde de getuigenis te zijner tijd; 1 Tim. 2:3-6.’ Jezus nodiging kwamen tot het volk, de hoeren en de tollenaren kwamen tot Hem maar de farizeeën en de Schriftgeleerden verzetten zich tegen deze boodschap van genade. Zij konden niet geloven dat Hij Gods Zoon was en dat wat Hij predikte de waarheid was. Maar ‘Jezus antwoordde hun en zeide: Mijn leer is Mijne niet, maar Desgenen Die Mij gezonden heeft. Zo iemand wil Deszelfs wil doen, die zal van deze leer bekennen of zij uit God is, dan of Ik van Mijzelven spreek, Joh. 7: 16 en 17.’ Zij die in Hem geloofden moesten en moeten met Petrus bekennen met hun hele hart. ‘Heere, tot wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens. En wij hebben geloofd en bekend, dat Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods, Joh. 6:68,69.’ Wat een wonder als we dit mogen geloven en ons leven in Zijn handen mogen geven. Geloven en vertrouwen dat Hij al onze zonde en schuld op Zich nam en voor onze zonden zo zwaar moest lijden. Wie kan dit wonder bevatten?
Lieve broeder en zuster, u die mag geloven dat Zijn bloed uw leven werd. Wat een troost mogen wij putten uit de Goddelijke verkiezing, uit Zijn vrije genade. “O God waarom hebt u mij uitverkoren? Ik de grootste van de zondaren?” Wij zijn levend gemaakt in Hem. ‘En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden, In welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar den overste van de macht der lucht, van den geest die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid; Onder dewelke ook wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vleses, doende den wil des vleses en der gedachten; en wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen, Efeze 2:1-3.’ Wat een troost! Wij mogen wandelen stapje voor stapje achter onze Heiland aan. We hoeven niet terug te zien op onze zonden die achter ons liggen want die heeft God weggedaan en Hij zal ze niet meer gedenken. ‘Ik, Ik ben het, Die uw overtredingen uitdelg om Mijnentwil, en Ik gedenk uwer zonden niet, Jes. 43:25.’ We hoeven niet te graven in onszelf, want daarvan is geen goeds te verwachten. Wij mogen zien op Hem die ons heeft liefgehad, Die voor ons de dood is ingegaan, het graf heeft geheiligd, is opgestaan en ons is voorgegaan naar onze Hemelse Vader. Hij komt, Hij komt om ons te halen, te verlossen van ons eigen ik, de zonde, de wereld en de duivel. Daar zullen wij voor eeuwig bij Hem zijn, wat zal dat zijn. ‘O eeuwigheid kom ras, ik wou dat ik al bij u was.’ Wat een stof tot blijdschap. Wat een troost in onze Jezus. Kom broeders en zusters hebt goede moed, onze Zaligmaker leeft en zolang wij leven mogen wij de blijde boodschap verkondigen, dat Jezus Christus is gekomen om zondaren zalig te maken, waarvan wij een voorbeeld zijn. Spreek van Zijn liefde, Zijn genade en lankmoedigheid, laat Zijn Woord spreken en verwacht de vrucht door de werking van Gods Geest. Amen.
‘De Heere vertraagt de belofte niet ( gelijk enigen dat traagheid achten), maar is lankmoedig over ons, niet willende dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen. 2 Petr. 3:9.’