Heere, ik ben niet waardig.
‘En de hoofdman over honderd antwoordende zeide: Heere, ik ben niet waardig dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen; maar spreek alleenlijk een woord, en mijn knecht zal genezen worden, Matth. 8:8.’
De geschiedenis van de hoofdman te Kapérnaüm vinden wij in Mattheus 8 en Lukas 7, een opmerkzame lezer zal ontdekken dat deze geschiedenis op het eerste gezicht verschillend lijkt beschreven. Het is daarom belangrijk om te weten wie de schrijver is en tot wie de boodschap in eerste instantie gericht is. Mattheüs, de Evangelist en Apostel van de Heere Jezus was Jood, voor zijn bekering werkte hij als tollenaar voor de Romeinen. Lukas, een arts van beroep, was naar alle waarschijnlijkheid een Syriër, dus van oorsprong een heiden. Mattheüs richt zijn boodschap dan ook in de eerste plaats aan de Joden en Lukas aan de heidenen. Mattheüs stelt de Joden schuldig door de nadruk te leggen op hun ongeloof en het oordeel dat over hen komen zal als zij zich niet bekeren. Lukas wil juist de heidenen onderwijzen, duidelijk zien we de nederigheid van de hoofdman en zijn beroep op de Joodse ouderlingen die voor hem naar Jezus gaan en voor hem pleiten. Zowel Mattheüs als Lukas laten ons het grote geloof van de hoofdman zien ter bemoediging van de heiden en tot vermaning van de Jood.
De hoofdman te Kapérnaüm had de leiding over 100 soldaten, hij was een machtige man. Uit de geschiedenis kunnen we opmaken, dat hij ondanks zijn macht, toch een man met gevoel is geweest. Zijn knecht was ziek, leed ernstige pijn en het zag er naar uit dat hij zou gaan sterven. Voor de hoofdman was het niet moeilijk om aan knechten te komen maar deze knecht was zeer waardevol, hieruit kunnen we opmaken dat de hoofdman een bijzondere relatie met deze knecht had. In deze nood weet de hoofdman waar hij heen moet. De Heere Jezus woonde in dezelfde plaats Kapérnaüm en de hoofdman was er van overtuigd dat Hij hem helpen kon. Waarschijnlijk had hij al veel gehoord van de wonderen en de verhalen van Jezus de Heiland. Of hij begreep dat deze Jezus de Zoon van God was, kunnen wij niet weten, wel was hij er van overtuigd dat deze Jezus met Goddelijke autoriteit optrad en wonderen deed die alleen van God konden komen. En zo begeeft hij zich doormiddel van de Joodse ouderlingen tot Jezus.
Wat een les voor ons ligt er alleen al in dit feit dat hij tot Jezus ging. De verwachting van deze heidense man was niet gericht op de mensen maar op God. Hij geloofde dat God zijn knecht zou kunnen genezen. Tot wie nemen u en ik de toevlucht als wij in nood zijn? Gaan wij met onze nood naar onze familie, vrienden, kennissen, broeders of zusters of gaan wij in het gebed tot de Heere van wie alleen onze verwachting is? Geloven wij dat Hij het is die alles maar dan ook alles in Zijn hand heeft en leven wij in het besef dat er voor God nooit iets uit de hand loopt? Hij heeft alle macht in hemel en op aarde en zij die in het geloof tot Hem komen, zullen ervaren dat Hij werkelijk God is. ‘Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Want die tot God komt, moet geloven dat Hij is, en een Beloner is dergenen die Hem zoeken, Hebr. 11:6.’
Als de Joodse ouderlingen tot Jezus komen dan bidden zij Hem of Hij wil komen om zijn knecht gezond te maken. Zij zeggen: ‘Hij is waardig, dat Gij hem dat doet; Want hij heeft ons volk lief, en heeft zelf ons de synagoge gebouwd, Luk. 7:4,5’ Hier zien we het Joodse denken, zij meenden door doen en laten in aanmerking te komen om geholpen te worden. Natuurlijk getuigt het voor deze hoofdman, dat de Joden zo vol lof over hem zijn, maar tegelijk getuigt het van de dwaasheid van deze ouderlingen die menen dat men door werken iets bij God zouden kunnen verdienen. De Heere Jezus gaat op weg naar het huis van de hoofdman.
De hoofdman hoort dit en dan horen wij zijn getuigenis: ‘Heere ik ben niet waardig.’ Geen gemaakte woorden maar woorden uit het diepst van zijn hart gesproken. Hoe anders klinkt deze belijdenis dan die van de Joden, zij zagen op dat wat hij voor hen gedaan had en meenden dat hij het waardig was, zelf wist hij wie hij was en wat er in zijn hart leefde.
Lieve vrienden als wij in zijn plaats zouden staan, zouden wij dan waardig of onwaardig zijn? Zijn wij het waard dat God naar ons omziet of hebben wij het er naar gemaakt dat God nooit meer naar ons om zou zien? Wees eens eerlijk met uzelf. U en ik, wij moeten straks sterven en dan zullen wij oog in oog staan met deze Jezus. Dan zal er niemand zijn die voor ons zal kunnen pleiten, niemand die iets zal zeggen over onze goede werken, daar zal alles wat nu verborgen is openbaar komen. Alle zonden, groot en klein, vanaf de jongste jaren zullen daar de zondaar voorgehouden worden. Als we dan beseffen dat één zonde van ongehoorzaamheid ons voor eeuwig zal moeten veroordelen wat zal dan onze waarde zijn? Als wij met onze schuld voor God moeten verschijnen, weet dan dat wij het helse vuur waard zijn. Ja alle mensen, van klein tot groot zijn het waard om voor eeuwig verloren te gaan omdat wij gekozen hebben tegen God en voor onszelf. En nu is het het grote wonder van genade dat God ons zo waardevol vindt, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon, de Heere Jezus Christus, naar deze aarde heeft gezonden om te sterven in onze plaats. Al de schuld en al de zonden die ons de dood en de hel waard hebben gemaakt, heeft Hij vrijwillig op Zich genomen om ons daarvan te bevrijden. Allen die gelovig tot Hem komen met de belijdenis: “Heere ik ben niet waardig, maar zonder u kan en wil ik niet meer leven, vergeef mij al mijn zonden, die Uwe hoogheid schonden” ja die zullen gered worden. ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe, Joh. 3:16.’
Vanuit deze onwaardigheid horen wij hem getuigen van zijn geloof. Nee Heere, ik ben het niet waard dat U onder mijn dak komt maar spreek slechts één woord en mijn knecht zal genezen worden. Hij geloofde in de almacht van God en vertrouwde er op dat slechts één woord zijn knecht zou genezen, en juist dit geloof deed hem zijn eigen onwaardigheid inzien. Als wij zien en geloven wie God is, hoe groot Zijn almacht is en wij zien daartegenover onze nietigheid, onze zwakheid en tekorten dan kan het niet anders of wij roepen uit, Heere ik ben niet waardig.
‘Want ik ben ook een mens onder de macht van anderen, hebbende onder mij krijgsknechten; en ik zeg tot dezen: Ga, en hij gaat; en tot den anderen: Kom, en hij komt; en tot mijn dienstknecht: Doe dat, en hij doet het, Matth. 8:9.’ Hij geloofde dat de macht die hij had over zijn knechten niets was in vergelijking bij de macht die Jezus had. Maar zoals hij de macht had over zijn knechten, zo had Jezus de macht over het leven van de mens. Slechts één woord en zijn knecht zou genezen. Hier zien we wat geloof is. Het vertrouwen op God als de bron van alle goed, bij Hem zijn alle dingen mogelijk. Het is het onderwijs van de Heere Jezus dat ons dat leren wil. ‘Zo gij kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk dengene die gelooft, Mark. 9:23.’ Wat bij ons mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God. (Mark.10:27) Om dit met de lippen te belijden is niet moeilijk maar iedere dag te leven in dit geloof, daar is genade voor nodig. Zagen we toch meer op de genade, liefde, almacht, de glorie en de heerlijkheid van onze God, dan konden we meer leven in dit rotsvaste vertrouwen dat Die God, Die zorgt voor de musjes en alle haren van mijn hoofd heeft geteld, mij nooit zal verlaten.
‘Jezus nu dit horende, heeft Zich verwonderd, en zeide tot degenen die Hem volgden: Voorwaar zeg Ik u, Ik heb zelfs in Israël zo groot geloof niet gevonden, Matth. 8:10.’ De Heere Jezus had in de tijd dat Hij in Israël predikte, dit geloof nog niet gevonden. Wat een getuigenis ging er van deze man uit, was deze man dan zo bijzonder, nee, de God op wie hij zijn vertrouwen gesteld had was de bron van zijn vertrouwen. Als wij werkelijk mogen zien, hoe groot God is en hoe waar Zijn Woord is, hoe kunnen wij dan nog langer twijfelen? Wat een beschamende les voor allen die om Jezus heen waren en voor u die nog steeds niet gelooft dat de God van de hemel, uw God is, u die nog steeds niet in praktijk kunt brengen wat deze hoofdman in praktijk bracht. Wat zijn al uw mooie woorden waard, als we de vruchten van uw geloof niet zien? Hoe maakt u God beschaamd, als u van Hem getuigt en ondertussen in uw leven laat zien dat u niet durft te vertrouwen op Zijn almacht. Het lijkt zo mooi, het is als een prachtige grafsteen maar van binnen is het dood. Dit is de les die God ons door deze geschiedenis wil leren.
‘Doch Ik zeg u, dat velen zullen komen van oosten en westen, en zullen met Abraham en Izak en Jakob aanzitten in het Koninkrijk der hemelen; En de kinderen des Koninkrijks zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; aldaar zal wening zijn en knersing der tanden, Matth. 8:11,12.’ De heidenen, verspreidt over de hele wereld, zullen in het geloof hun toevlucht nemen tot de Heere Jezus, zij zullen leren schuilen achter het bloed van het Lam en straks met Abraham, Izak en Jakob voor eeuwig God mogen loven en prijzen. Zij (de Joden) daarentegen die in Zijn nabijheid hebben geleefd en Hem niet hebben aanvaard als hun Zaligmaker zullen buitengeworpen worden. Wat zal dat zijn, ook voor u die vandaag zo dicht bij de zaligheid bent en u niet bekeert en in het geloof de toevlucht neemt tot Jezus de Zaligmaker, u zult straks horen, ‘Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is, Matth. 25:41b.’ Wat zal uw belijdenis, uw doop en uw avondmaal baten als uw hart niet door Goddelijke genade van dood levend is gemaakt? Meen toch niet dat u in eigen kracht van dood levend kunt worden, meent toch niet dat u iets te kiezen hebt. Zoekt den Heere en leeft! Vandaag is het de dag van uw zaligheid, als u met al uw zonden, tekorten en gebreken de toevlucht neemt tot God dan zult u het leven vinden. De hoofdman wist dat hij het niet waard was, zijn goede naam, het bouwen van de synagoge en al zijn godsdienst kon hem niet redden maar in het geloof ging hij tot Jezus en Die hielp hem uit in al zijn nood.
Mogelijk wordt u bemoedigt door deze geschiedenis en tegelijk is uw hoofd vervult met duizend vragen. U hebt geen zieke knecht maar hebt een ziel voor een nooit meer eindigende eeuwigheid, Jezus wandelt niet meer op deze aarde en hoe kan ik geloven? Mag ik komen zoals ik ben en zal God mij wel willen horen? Zijn dit werkelijk vragen die bij u leven? Hoe moe zult u worden tijdens het zoeken naar antwoorden op deze vragen. De satan zal alles in en om u heen verwarren zodat u verstrikt zult raken in zijn netten. O wat een vermoeidheid maar hoor wat Jezus vandaag tot u zegt. ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven, Matth. 11:28.’ Geef dan gehoor aan deze ernstige, liefdevolle vermaning. Laat koning satan niet langer uw leven beheersen maar kom tot Jezus en u zult gered worden, daar zult u de rust en de vrede vinden.
Lieve vrienden laat het u alles nog koud? Weet dan dat er naast de duivel op aarde geen ongelukkiger schepsel is dan u. U hebt uzelf verhard en u stoort u niet aan God nog aan Zijn Woord. Wat zal dat zijn om zo voor God te moeten verschijnen. Toch mag ik u van Christuswege zeggen, het is nog niet te laat, er is hoop want Jezus leeft! ‘Want Dien Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem, 2 Kor. 5:21.’ De tijd is nog kort, roept Hem dan aan terwijl u nog leeft en Hij zal u, ook u horen.
Kom vrienden, u die uw Hemelse Vader zo dankbaar bent omdat Hij u getrokken heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht, welk een Vriend is onze Jezus, Hij Die voor ons de dood is ingegaan. Laten wij Zijn Lof verkondigen op deze aarde in onze handel en wandel en door Hem te loven met hart en mond. Amen.
Wie maar de goede God laat zorgen
en op Hem hoopt in ‘t bangst gevaar,
is bij Hem veilig en geborgen,
die redt Hij godd’lijk, wonderbaar.
Wie op de hoge God vertrouwt,
heeft zeker op geen zand gebouwd.
Zo blijf eerbiedig God verbeiden,
zwijg voor de Heer ootmoedig, stil.
Hij zal u naar zijn raad geleiden;
‘t is goed en heilig, wat Hij wil.
Richt dan op Hem vertrouwend ‘t oog;
Hij voert u door de smart omhoog.
Treed vrolijk voort op ‘s Heren wegen;
volbreng uw taak in zijne kracht;
‘t wordt eind’lijk alles u ten zegen,
wanneer gij biddend daarop wacht.
Wie steeds gelovig op Hem ziet,
begeeft, verlaat Hij eeuwig niet.