Het beeld van het tarwegraan. Johannes 12:24
Als we niet blind zijn, kunnen we ons dagelijks verwonderen over de geweldige dingen die we kunnen zien in de natuur om ons heen. Wat is het heerlijk om de eerste vogels in de morgen te horen en de zon op te zien komen. Als we niet onverschillig zijn dan moet de natuur ons met al haar schoonheid verwonderen. Toch wordt de schoonheid van de natuur pas echt bewonderd door hen die in een nieuw leven wandelen. Zij die weten opgewekt te zijn uit de geestelijke dood. Zij die weten dat al dit schoon is voortgebracht en wordt onderhouden door die God die alles is geworden in hun leven. Wat een stille verwondering kan het hart vervullen als het opmerkt hoe God voorziet in het levensonderhoud van al die dieren om ons heen. Om te zien dat de vogels fluiten tot eer van hun Schepper, zonder zich af te vragen of er morgen nog wel voedsel zal zijn. Wat een lessen liggen er in de natuur om ons heen. Een stilstaande sloot is een stinkende sloot maar wat een leven zien we in een bruisende rivier. Wat is het wonderlijk om na een koude winter de knoppen weer te zien uitkomen. God regeert en Hij draagt zorg voor heel de schepping. Veel beelden uit de natuur worden er in de Bijbel genoemd, denk aan de zon, de sneeuw, de regen, de verschillende dieren en de bomen. Vandaag willen we met Gods hulp, het beeld van het tarwegraan eens van dichterbij bekijken.
Een ieder van ons zal wel eens een zaadje van dichtbij hebben gezien. Een zaadje kunnen we jaren achtereen op een plekje leggen zonder dat er iets mee gebeurd. Als we dit zaadje nemen en het in de grond stoppen dan is het voor ons oog verborgen. Denk aan een boer, hij heeft zijn akker geploegd en bewerkt zodat het gereed is om het zaad te zaaien. Na het zaaien zien we niets anders dan een zwarte akker, voor het oog ziet het er doods uit, een boer zonder vertrouwen en geloof dat het zaad zal opkomen zou geen boer kunnen zijn. Alles in zijn boerenbestaan is toch afhankelijk van de vrucht die op zal komen. Wat kan zijn geloof beproefd worden en wat een blijdschap als na een periode van geloofsbeproeving de eerste groene sprietjes gezien worden. Wat is er nu gebeurd in de tijd dat wij niets zagen? Het zaadje is gestorven, het omhulsel is verrot en de kiem is opgekomen.
Tijdens de omwandelingen van de Heere Jezus op de aarde, heeft Hij veel onderwijs gegeven. Om dingen duidelijk te maken nam Hij beelden uit het dagelijks leven. We weten uit Johannes 11 hoe Jezus op wonderlijke wijze Zijn dode vriend Lázarus heeft opgewekt. Wat een kracht ging daarvan uit, velen kwamen er tot het geloof, anderen vertelden het de farizeeën die op hun beurt de Raad bij elkaar riepen. Ze zagen wel hoe het onderwijs van Jezus veel onrust veroorzaakte. Mensen gingen twijfelen aan de wettische leer van de farizeeën, velen kwamen er tot het geloof in Jezus, er moest iets gebeuren wilden zij hun eigen gezag handhaven. Het besluit viel, Jezus moest gedood worden. We zien in Johannes 12 hoe Jezus in Bethanië aanzit aan de tafel samen met Lázarus en nog anderen terwijl de ijverige Martha zorgt voor de bediening. Dan neemt Maria een zeer kostbare balsem van nardus, waarmee ze de voeten van Jezus zalft en met haar haren droogt ze Zijn voeten af. Wat een daad van liefde zien we hier. De liefde geur vervulde het hele huis. Wie zou niet verwonderd, geraakt en blij zijn bij het zien van deze liefdedaad? Judas komt openbaar als hij begint te zeuren over de verkwisting van deze dure balsem, het had duur verkocht kunnen worden en het geld aan de armen gegeven. In werkelijkheid had Judas alleen zichzelf op het oog, hij wilde zelf rijk worden en gaf in werkelijkheid niets om Jezus of zijn arme medemens. Dan horen we de woorden uit Jezus eigen mond. ‘Laat af van haar, zij heeft dit bewaard tegen de dag van Mijn begrafenis, want de armen hebt gijlieden altijd met u, maar Mij hebt gij niet altijd.’ Een grote groep Joden kwam naar die plaats om Jezus en de opgewekte Lázarus te zien en we lezen dat er velen geloofden in Jezus. Als de overpriesters dit alles bemerken dan willen ze niet alleen Jezus doden maar ook Lázarus. Wat een contrast, de dood kan niet met het leven, de ongelovige zelfingenomen naamchristen kan zich niet verblijden in de zaligheid die gezien wordt in hen die Jezus werkelijk liefhebben. De volgende dag zien we hoe Jezus Jeruzalem binnenkomt terwijl een grote groep mensen met palmtakken in de hand roepen: ‘gezegend is Hij, Die komt in de Naam des Heeren, Hij, Die is de Koning Israëls!’ De mensen vertellen hoe Jezus, Lázarus uit de doden heeft opgewekt en vele komen er om Hem te zien. De Farizeeën zien dit en zeggen tegen elkaar ‘ziet gij wel, dat gij gans niet vordert? Zie, de gehele wereld gaat Hem na.’ Vast en zeker hebben de Farizeeën en de overpriesters grote zorgen gehad, ze zagen werkelijk gebeuren dat hun hele godsdienstige stelsel in elkaar zou storten. Vol vuur en ijver moest en zou dit voorkomen moeten worden, het ging immers om de eer van God. We moeten niet vergeten dat ze werkelijk meenden God een dienst te doen met hun godsdienst, in werkelijkheid zagen ze niet in dat heel hun godsdienst, vijandschap was tegen hun eigen zaligheid. De Zaligmaker, Jezus Christus die gekomen was om te zoeken en zalig te maken dat verloren was (Luk. 19:10) wilden zij uit de weg ruimen. Hoe heerlijk is Zijn Naam, God zorgt dwars door onze dwaasheid heen dat Zijn plan ten uitvoer komt. Zij zouden Hem doden en in Zijn dood zou de Glorie van God schitteren, ja in Zijn dood, ligt het behoud van Zijn kinderen.
Na dit alles zien we Grieken tot Filippus komen met het verzoek om Jezus te ontmoeten. Als Andréas en Filippus dit Jezus kenbaar maken krijgen zij het onderwijs waar wij nu in het bijzonder bij willen stilstaan. ‘De ure is gekomen, dat de Zoon des mensen zal verheerlijkt worden. Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Indien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, zo blijft hetzelve alleen; maar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort.’ De ure is gekomen dat de Zoon des mensen zal verheerlijkt worden, Jezus wist dat de ure van Zijn lijden nu bijna gekomen was, het uur waarin Hij als de onschuldige, vrijwillig de schuld van al Zijn kinderen op Zich zou nemen. Hij zou straks overgeleverd worden om gedood te worden als een misdadiger, dat is de verheerlijking waarop Hij hier wees. Hierin zou God, Zijn Vader verheerlijkt worden, als Hij, Zijn eniggeboren Zoon in volkomen gehoorzaamheid Zichzelf zou laten nagelen aan het vervloekte kruishout. Wie van ons kan deze verheerlijking bevatten? Jezus, Gods Zoon nam al de schuld en de zonden op Zich en droeg vrijwillig de toorn van God over al deze zonden. Hij hing daar op Golgotha tot een vloek gemaakt opdat vervloekte zondaren, die zichzelf tot God gemaakt hadden weer met God verzoend zouden kunnen worden. Jezus is de Weg, de Waarheid en het Leven. Allen die tot Hem komen zullen eeuwig leven in en met Hem. Maar hier in deze geschiedenis begrijpen de discipelen nog niet wat er met hun lieve Meester zal gaan gebeuren. Hier krijgen zij onderwijs. ‘Indien het tarwegraan niet valt en sterft, zo blijft hetzelve alleen, maar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort.’ Jezus zelf was hier het tegenbeeld van het tarwegraan. Als Hij niet zou sterven, als Hij niet in een graf gelegd zou worden dan zou Hij alleen blijven. Niemand van ons zou dan ooit zalig worden. Hij, Jezus moest sterven opdat wij, in Zijn dood het leven zouden vinden. Dat is de vrucht van Zijn sterven. Vrienden, hebben wij dit leven al gevonden, is Jezus dood ons leven geworden? Jezus kruis schittert als een parel in de zon, Zijn volbrachte Middelaarswerk schittert tegen de zwarte achtergrond van ons bestaan. Allen die daar aan de voet van het kruis hebben leren bidden weten welke kracht er van dat kruis uitgaat. Het was het beginpunt van hun nieuwe leven en het blijft het middelpunt van hun leven totdat we straks voor eeuwig met Hem zullen leven om nooit meer geconfronteerd te worden met ons eigen vlees, met ons eigen karakter en ons ongelovig hart dat zo vaak ziet op de omstandigheden en niet op onze Vader, Die alle dingen regeert.
Allen die gekomen zijn aan de voet van het kruis, weten wat het is om zondaar te zijn, maar Gode zij dank weten zij nu dat het verlossende bloed van Jezus Christus, Gods Zoon al hun zonden en schuld heeft weggedaan zodat zij heilig en rechtvaardig zijn in de ogen van God de Vader. Juist deze wetenschap maakt de blijdschap van de ziel uit. Wat kan een twijfelend kind van God weinig licht verspreiden, altijd is het gericht op zichzelf en leeft het in de onzekerheid of de zonden wel werkelijk vergeven zijn. Kom vrienden, zie op Jezus, uw Zaligmaker en rust alleen in Zijn volbrachte werk. Is het donker en stil in uw hart, wordt u aangevochten door de fluisteringen van de duivel, kom zie hoe het kruis daar schittert en denk eens terug aan het moment dat u daar voor het eerst uw leven vond. Onze God laat nooit varen het werk dat Zijn hand begon. Moet u zeggen, dat het kruis geen aantrekking op u heeft, moet u eerlijk bekennen dat er nog nooit een moment in uw leven is geweest dat juist daar aan de voet van het kruis uw mocht afzien van uzelf en mocht rusten in Zijn liefde? Vrienden, dan vrees ik op grond van Gods Woord, dat u nog leeft voor eigen rekening en dat u straks, wie weet hoe snel, als u staat voor Gods Rechterstoel, uw oordeel zult moeten erkennen en zult horen dat u voor eeuwig verwezen zal worden naar de hel, van waaruit nooit meer een mogelijkheid van verlossing zijn zal. Daar voor die rechterstoel zult u Jezus ontmoeten, niet als een Vriend, niet als een Middelaar, niet als een Zaligmaker maar als de Rechter van hemel en aarde. O, wat zal dat zijn, de weg geweten te hebben, Jezus voor geschilderd te hebben gezien als de Zaligmaker van de grootste der zondaren en dan niet te hebben willen luisteren. Te laat, voor eeuwig te laat.
Lieve vrienden, u die moet bekennen dat Jezus de liefde van uw hart is, omdat Gods liefde daarin is uitgestort, wat bent u gelukkig! Wat een wonder van genade, u bent niet beter, u mag leven uit en van genade, wat een blijdschap, wat een vreugde om een kind van God te zijn. Ook wij worden vergeleken bij het tarwegraan. Het is belangrijk om goed te begrijpen hoe we dit moeten zien. We moeten namelijk onderscheid maken tussen de staat en de stand van het leven. Als wij Jezus hebben mogen leren kennen als onze Zaligmaker, dan zijn wij in de staat van ons leven, met Hem gestorven, begraven en weer opgewekt, ja zelf met Hem gezeten in de hemel. In het beeld van de tarwekorrel, zijn we dus gestorven en opgekomen. In de stand van ons leven, zal dit proces doorgaan tot aan onze dood. Dan zal de ene eerder en meer sterven aan het vleselijke leven als de ander, zal de ene christen meer vrucht dragen dan de ander. Dit veel vrucht dragen is iets waar we naar moeten staan. Dit is de opwas in de genade. Wat is het heerlijk om een vruchtdragend christen te zien. Een christen waarvan gezegd mag worden, dat is nu een lichtend licht en een zoutend zout. Wij zijn volgens Jezus woorden, het zout der aarde, maar hoe zout zijn wij? Krijgen andere dorst van ons als ze ons meemaken, horen en zien? Gaan ook zij dorsten naar Hem die ons leven is? Lieve vrienden, laat het onze begeerte zijn om veel vrucht te dragen. Voor het vrucht dragen, is het van levensbelang dat we onderscheid maken in de staat en de stand, als u met zekerheid mag weten dat al uw zonden vergeven zijn, dan weet u dus dat uw zaligheid verankerd ligt in de dood en opstanding van Jezus. Dan pas, kunt u vrucht dragen. Als u een jong boompje steeds uit de grond trekt om te zien of het wel een wortel heeft, zult u bemerken dat er geen vrucht zal komen. Als u met de boer vertrouwt dat er vrucht zal komen omdat God voorziet, dan zult u bemerken dat uw vrucht uit Hem gevonden wordt. Van onszelf kunnen wij geen vrucht voortbrengen, wie u ook bent, als wij dicht bij de bron van ons leven verkeren, zullen wij veel vrucht dragen. De staat van uw leven zal er niet voor zorgen dat u niet zondigt en dat u vrucht draagt, maar door in de stand van uw leven dicht bij Jezus te zijn, zult u weerhouden worden van de zonden en vruchten dragen die Hem behagen. ‘Die zijn leven liefheeft, zal hetzelve verliezen; en die zijn leven haat in deze wereld, zal hetzelve bewaren tot het eeuwige leven. Zo iemand Mij dient, die volge Mij; en waar Ik ben, aldaar zal ook Mijn dienaar zijn. En zo iemand Mij dient, de Vader zal hem eren, Joh. 12:25-26.’
Satan zal er in het leven van de gelovige op uit zijn dat zij geen vrucht dragen. Hij weet maar al te goed dat hij aan de staat van de gelovige niets doen kan, dus zal hij al zijn pijlen richten op de toestand van de gelovige. Hij weet dat als de gelovige niet geurt, niet bloeit en geen vrucht voortbrengt, zij alleen zal blijven. Niemand zal door dat leven tot God gaan. Wat is het heerlijk om dit alles te mogen weten vanuit Gods Woord, dan kunnen wij de wapenrusting die ons daarin aangeboden wordt hanteren en in Zijn kracht staande blijven. Wij mogen in en dwars door al de aanvechtingen heen zien op Hem die ons heeft liefgehad, ja die ons liefheeft en voor ons bid. Petrus waarschuwt ons: ‘Werpt al uw bekommernis op hem, want Hij zorgt voor u. Zijt nuchter en waakt; want uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een briesende leeuw, zoekende wien hij zou mogen verslinden; Denwelken wederstaat, vast zijnde in het geloof, wetende dat hetzelfde lijden aan uw broederschap, die in de wereld is, volbracht wordt, 1 Petr. 5:7-9.’ Petrus kon dit schrijven uit ervaring en wist ook waar zijn en onze kracht alleen te vinden is. Op een dag sprak Jezus tot Petrus: ‘Simon, Simon, zie, de satan heeft ulieden zeer begeerd te ziften als de tarwe; Maar ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude; en gij, als gij eens zult bekeerd zijn, zo versterk uw broederen, Luk. 22:31-32.’ Petrus en al de gelovigen worden door satan op de zeef genomen en geschud, als wij dan zien op de omstandigheden en niet op onze Redder en onze kracht in Hem dan zullen we ten prooi vallen aan satans grillen. Wat een troost, hij zal ons niet uit de hemel kunnen houden maar hoe verdrietig en ellendig het houd wel de hemel uit ons hart.
We willen nog even stilstaan bij de woorden van Paulus die we vinden in 1 Korinthe 15, ook hier vinden we het beeld van het tarwegraan. De vraag deed zich voor hoe de doden zouden kunnen opgewekt worden. Ook vandaag wordt door velen beweerd dat er van geen opstanding sprake is. ‘Maar, zal iemand zeggen, hoe zullen de doden opgewekt worden, en met hoedanig een lichaam zullen zij komen? Gij dwaas, hetgeen gij zaait, wordt niet levend, tenzij dat het gestorven is. En hetgeen gij zaait, daarvan zaait gij het lichaam niet dat worden zal, maar een bloot graan, naar het voorvalt, van tarwe of van enig der andere granen. Maar God geeft hetzelve een lichaam, gelijk Hij wil, en aan een iegelijk zaad zijn eigen lichaam. Alle vlees is niet hetzelfde vlees; maar een ander is het vlees der mensen, en een ander is het vlees der beesten, en een ander der vissen, en een ander der vogelen. En er zijn hemelse lichamen en er zijn aardse lichamen; maar een andere is de heerlijkheid der hemelse en een andere der aardse. Een andere is de heerlijkheid der zon, en een andere is de heerlijkheid der maan, en een andere is de heerlijkheid der sterren; want de ene ster verschilt in heerlijkheid van de andere ster. Alzo zal ook de opstanding der doden zijn. Het lichaam wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid. Het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid. Het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht. Een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid, een geestelijk lichaam wordt er opgewekt. Er is een natuurlijk lichaam en er is een geestelijk lichaam, 1 Kor. 15:35-44.’ Zoals een tarwegraan in de aarde gelegd wordt, zo zullen ook wij in ons verderfelijke lichaam in de aarde gelegd worden om straks bij Jezus komst te worden opgewekt in een nieuw onverderfelijk lichaam, om dan eeuwig met Hem te wezen. Als het moment van deze opname zal komen terwijl wij nog leven dan zullen wij in een punt des tijds, in een ogenblik veranderd worden. (1 Kor. 15:52) Zo lezen we ook in 1 Thess. 4:13-18. ‘Doch, broeders, ik wil niet dat gij onwetende zijt van degenen die ontslapen zijn, opdat gij niet bedroefd zijt gelijk als de anderen, die geen hoop hebben. Want indien wij geloven dat Jezus gestorven is en opgestaan, alzo zal ook God degenen die ontslapen zijn in Jezus, weder brengen met Hem. Want dat zeggen wij u door het woord des Heeren, dat wij die levend overblijven zullen tot de toekomst des Heeren, niet zullen vóórkomen degenen die ontslapen zijn. Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem des archangels en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel; en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan; Daarna wij die levend overgebleven zijn, zullen tezamen met hen opgenomen worden in de wolken, den Heere tegemoet, in de lucht; en alzo zullen wij altijd met den Heere wezen. Zo dan, vertroost elkander met deze woorden.’ Zal Hij dan komen als een dief in de nacht? Ja de grote verdrukking zal komen als een dief in de nacht en allen overvallen die niet hebben uitgezien naar de komst van de Heere Jezus. ‘Maar gij, broeders, gij zijt niet in duisternis, dat u die dag als een dief zou bevangen. Gij zijt allen kinderen des lichts en kinderen des dags; wij zijn niet des nacht nog in der duisternis, 1 Thess. 5:4,5.’
Vrienden wat een heerlijke toekomst wacht ons die uitzien naar Hem die komen zal. Nog even en we zullen altijd met Hem zijn. Wat een troost wat een uitzicht. Wat kan het hier al zoet zijn in de stille overdenkingen van ons hart. Wat een blijdschap kan ons hart vervullen bij het zien op Jezus, wat zal dan straks de volle genieting zijn! We hebben gezien dat Jezus, het tegenbeeld van het tarwegraan is gestorven en weer is opgestaan, Hij leeft en in Hem leven allen die Hem hebben lief gekregen. Onze levensweg in het nieuwe leven is zoals de tarwekorrel die sterft om te groeien en veel vrucht te dragen. Laat ons elkaar opwekken om dicht bij de bron van alle vreugde te leven. Om altijd ons oog gericht te houden op onze Jezus die leeft en uitziet naar het moment dat wij altijd met Hem zullen zijn. Vrienden, is ons hart niet brandende in ons als we deze dingen overdenken? Kom, hebt goede moed, Uw verlosser leeft en u bent zalig, heilig en rechtvaardig in Hem tot eer en glorie van Zijn heilige Naam. Amen.
Psalm 72 vers 11
Zijn Naam moet eeuwig’ eer ontvangen;
Men loov’ Hem vroeg en spa;
De wereld hoor’, en volg’ mijn zangen
Met “Amen, amen” na.