Volg ons op YouTube

Het bloed van het Lam. Exodus 12:13

In Genesis 15 lezen we hoe de HEERE tot Abraham sprak dat zijn zaad in een vreemd land zou wonen. Het zou daar verdrukt worden maar de Heere beloofd dat Hij hen zal bevrijden.

Jacob die van de Heere bij Pniël de naam Israël ontving is op een wonderlijke wijze in het land Egypte terecht gekomen. Het land Kanaän waar hij woonde, zucht onder de honger en zijn Zoon Jozef, die door zijn broers als slaaf verkocht is, is onderkoning in Egypte geworden. Hoe wonderlijk zijn Gods wegen. Zo is het gekomen dat vader Jakob (Israël) in Egypte is komen wonen. Vele jaren later zucht Israël, dat uitgegroeid is tot een groot volk onder de dienstbaarheid van de Egyptenaren. God zorgt ervoor dat het volk onder Mozes en Aaron uit de handen van de Egyptenaren bevrijd zullen worden.

Mozes en Aaron werden door God naar koning Farao gestuurd om hem te zeggen dat het volk Israël in de woestijn een feest zou vieren tot ere van de Heere. De Koning wil van geen Heere weten en geeft bevel dat de Egyptenaren de verdrukking nog zwaarder moeten maken.

We kunnen lezen in het boek Exodus hoe de Heere de Egyptenaren heeft geplaagd omdat zij het volk Israël niet wilde laten gaan. Verschrikkelijke plagen kwamen er over het land. De eerste plaag die God liet komen raakte de Egyptenaren diep in hun bestaan. De Egyptenaren geloofde niet in de levende God maar in mythologische goden. Uit het zweet van de god Sobek was de rivier de Nijl ontstaan. De Nijl was de levensader voor het volk, rondom de Nijl was het zeer vruchtbaar. En nu gaat de Heere juist deze levensader aantasten. Het heerlijke frisse water werd in stinkend bloed veranderd. De vruchtbare levensader was ineens geworden tot een stinkende dode stroom. Zou Farao het volk nu laten gaan, ach hij verhardt zich. Kikkers, luizen, steekvliegen, veepest, zweren en hagel zorgde ervoor dat het ganse volk van Egypte gebukt ging, maar Farao verharde zich. Drie lange dagen van dikke duisternis volgen en nog wordt het hart van farao niet veranderd. Wat is toch een mens? We zijn niet maar zo koning af. Wat zal er door de Israëlieten zijn doorgegaan? Zij hebben deze plagen ook gezien, hoewel de Heere hen bewaarde voor de slagen. Zou de Heere ons ooit bevrijden? Of zullen we nog allemaal omkomen in de handen van de Egyptenaren. Dan komen Mozes en Aaron tot het volk met Gods boodschap.

Op de tiende van de maand moest ieder huisgezin één volkomen lam nemen. Er mocht geen gebrek aan zijn en het moest een mannetjes lam van één jaar oud zijn, in de kracht van zijn leven. Welk een mooi beeld van het Lam wat komen zou. Jezus, Christus de Zone Gods die genoemd wordt het Lam Gods, Hij die openbaar kwam in de kracht van Zijn leven en aan wie geen gebrek was. Geen zondige gedachte is ooit in Zijn hoofd omgegaan, geen zondige woorden zijn uit Zijn mond gekomen, geen kwade handelingen heeft Hij verricht. Hij was volkomen, zachtmoedig en onschuldig als een lam.

Dit lam moest vier dagen lang afgezonderd worden van de kudde. En tussen de twee avonden, dat is tussen drie uur ‘s middags en zes uur ‘s avonds moest het geslacht worden. Jezus Christus die afgezonderd was als de Zaligmaker, deed Zijn intocht in Jeruzalem en vier dagen daarna werd hij gekruisigd en stierf tussen de twee avonden. Het lam moest geslacht worden en aan het vuur gebraden worden. Zo moest de Christus geslacht worden onder het vuur van Gods toorn. Geen been mocht van het lam gebroken worden en zo mocht van Christus geen been gebroken worden (Joh. 19:36).

Het bloed van het geslachte lam moest genomen worden en aan de beide zijposten en aan de bovendorpel van de woningdeur gestreken worden. Het bloed van de verzoening moet persoonlijk aan ons ziel worden toegepast. Daarna moesten zij in die nacht het vlees eten met ongezuurde broden en met bittere saus. Het lam moest gegeten worden, zij moesten één worden met dat lam. Zo moeten wij één zijn met het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt, wij worden één door het geloof. En zoals wij kracht krijgen uit ons eten zo putten wij onze kracht uit het Lam Gods. Het moest die nacht gegeten worden en er mocht niets bewaard blijven tot de volgende dag. Nu is het de welaangename tijd, de dag van zaligheid, morgen is het te laat. De ongezuurde broden bevatten het beeld van de zuurdesem waarvan wij ons moeten ontdoen. Het zuurdesem van de wereld, van de godsdienst en de geveinsdheid.

‘Zuivert dan den ouden zuurdesem uit, opdat gij een nieuw deeg zijn moogt, gelijk gij ongezuurd zijt. Want ook ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus. 1 Kor. 5:7.’

De bittere saus die gegeten moest worden zag op de verdrukking van de Farao en het juk waar zij onder gebogen waren gegaan. Zo is het voor allen die het Lam hebben mogen eten de bitterheid van de slavendienst onder koning satan en het gebukt gaan onder de zonde van ons verdorven vlees.

God zelf gaf bevel dit Pascha te eten, het woord Pascha komt van het woord Pesach wat voorbijgang betekent. In deze nacht zou de verderf-engel komen en alle eerstgeborenen van de mensen en de beesten doden. Geen huis, stal of veld zou voorbij gegaan worden en geen eerstgeborenen zou blijven leven. Geen prins, slaaf, gevangene of vrije zou ontkomen aan het wraakzwaard van God. De Israëlieten waren veilig, niet omdat zij beter waren maar omdat de verderfengel daar voorbijging, waar het bloed aan de posten gestreken was.

Zo komen we tot de woorden die we vinden in Exodus 12:13.

‘Wanneer Ik het bloed zie, zal ik ulieden voorbijgaan.’

Wij allen zijn geboren in het diensthuis van de zonde, we zijn geen eigen baas maar slaven van koning satan en zijn dienaren. We hebben geen vrije wil om te kiezen voor de zonden, maar wij vallen dagelijks in zonden gebogen onder een wil die beheerst wordt door zondige gedachten en begeerten. Het is echter voor het grootste gedeelte van de mensen geen probleem om te leven in dit diensthuis, zij hebben er zo hun vermaak in gevonden en proberen het hier zo aangenaam mogelijk te maken.

In een diensthuis is het ook zo, dat als wij de wil van ons mester volgen we het nog zo slecht niet hebben. Zo is het ook in het diensthuis van de zonde. Als wij ons vermaken met de ontspanningen die de wereld ons bied, als wij ons tegoed doen aan de zoetigheid die de duivel ons voorschotelt, dan zal hij ons met rust laten. We leven onder zijn dienstbaarheid in de gevangenis van ons eigen goddeloos bestaan. Vele miljarden mensen hebben dit leven geleefd en zijn al feestvierend voor eeuwig verloren gegaan. Als we tot zulke mensen zeggen, dat er een God in de hemel is die al onze werken ziet en vertoornd is over onze zonden, dan worden de schouders opgehaald. Een ander voelt een kneep in zijn geweten en denkt,’ ja, misschien is het wel waar, er moet wel een God zijn.’ Maar ach een afleiding zorgt er voor dat het onrustige geweten weer stil is.

Een grote groep mensen levend in de dienstbaarheid zijn opgegroeid in een bevoorrechte positie. Zij horen midden in de dienstbaarheid verkondigen dat er een Zaligmaker is die is gekomen om hen te verlossen uit de dienstbaarheid. Jezus, Christus is gekomen in dit diensthuis en heeft geleefd zonder zonden, heeft geleden en is gestorven om voor ons de vloek weg te nemen. Hij is gekomen om dienstbare te maken tot vrije. Hij nam de vloek op zich om vervloekten de vrijspraak te geven.

Maar, hoe vreselijk, de meesten halen hun schouders op, week aan week horen ze de boodschap van vrije genade. De boodschap van verlossing komt tot hen maar de zuigkracht van de zonden is sterker dan de lokkingen van het Evangelie. Anderen horen met ernst verkondigen dat zij die leven onder koning satan ook verloren zullen gaan met koning satan. Zij worden verschrikt in hun geweten en bedenken met vrees wat het zal zijn om straks voor eeuwig verloren te moeten gaan. Maar de duivel stelt alles in het werk om deze gedachten weg te nemen, grote zorgen overspoelen het leven en de gedachten aan de dood worden weggenomen. Anderen worden aangezet om deze gedachten weg te zondigen in de vermaken van de wereld. Hier spoelt er één zijn bevreesde gedachten weg met alcohol, daar neemt de vriendenkring alle spanningen weg. Hier valt er één in de verslaving van de beeldcultuur, al zappend, scrollend en bladerend vliegen de uren en de gedachten weg. Nog even, en het is voor eeuwig te laat.

Daar wordt er één geroerd door het horen van de voetstappen van de dood. Als ik zo doorga dan wacht mij een verschrikkelijk einde. God kan geen gemeenschap hebben met de zonden, en ik heb al zoveel gezondigd. Alles wordt in het werk gesteld om af te rekenen met het verleden, alles wordt anders, de boekenkast ondergaat een ware metamorfose, vele spullen verdwijnen in de vuilnisbak, de muziek wordt anders, en er wordt veel tijd gemaakt om bezig te zijn rondom Gods Woord. Geen kerkdienst wordt overgeslagen, doordeweeks wordt alles op alles gezet om geen dienst te missen. Wat een bewogenheid kan er nu in het hart komen. Een gevoel wat nooit gekend is. Alles van de wereld krijgt nu een vreemde smaak, de zonde zijn zonde en we gevoelen dat we langzaam maar zeker een zonderling worden afgezonderd van de wereld.

Velen die in deze weg zijn gekomen belanden in een weg van reformeren, we doen ons uiterste best om geen gebod van God te overtreden, en als het dan eens gebeurt dan proberen we alles in het werk te stellen om de gemaakte fout te herstellen.

En dan komt vandaag de boodschap tot ons; ‘Wanneer Ik het bloed zie, zal ik ulieden voorbijgaan.’

Bloed, bloed, is het enige wat de verderfengel aan ons voorbij doet gaan. Al ons reformeren, al ons ploeteren en al onze wettische werken zullen niet baten, de verderfengel dringt hier dwars door heen en brengt ons de dodelijke slag toe. Hebben we dan niet in de gaten dat alles wat we doen buiten dit bloed, een gruwel is in Gods ogen? Onze werken zijn een wegwerpelijk kleed, ja al onze gerechtigheden kunnen voor God niet bestaan. Al zouden we de ganse dag, zingen, bidden, lezen, preken, goede werken doen en voor het menselijk oog geen zonden doen, dan nog zal de verderfengel zijn bloedend zwaard uit de schede trekken en ons met één slag doodden.

Vrienden wie u ook bent, vroom, godsdienstig of een roekeloze zondaar, het bloed alleen kan ons redden. Bent u getekend door de tijd die achter u ligt? Hebt u uw goed en uw geld doorgebracht in de wereld, met al haar vermaken, hebt u het geluk gezocht in de drank, in de verdovende middelen, in de lusten van uw verdorven vlees in alles wat het oog en het gemoed streelt? Met recht mogen we wel zeggen dat u in de gevangenis zit, u gaat gebukt onder de dienstbaarheid van koning satan. Er is bloed, bloed om u te verlossen, uw zonden zijn niet te groot, Jezus is gekomen om de grootste der zondaren te verlossen van de banden des satans. Zijn bloed reinigt van alle zonden. Misschien zegt u, ach voor mij zal dat wel nooit kunnen, ik ben te zwart, te vuil, ik heb een spoor van vuil achter mij aan, alles waar mijn naam op staat is besmet. Kom ga eens mee, dan gaan we naar Gethsémané. Daar zien we de Man van smarten, zie hoe Hij daar kruipt door de hof als een worm en geen man. Het bloedig zweet wordt uit Zijn poriën geperst, in de helse angsten die Hij lijdt. ‘Mijn Vader’ zo horen we Hem roepen, ‘indien het mogelijk is, laat dezen drinkbeker van Mij voorbijgaan; doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt Matth. 26:39’. Daar kroop de Zaligmaker der wereld in de wetenschap van het helse lijden wat Hem te wachten stond, Hij moest de volle beker van de toorn Gods drinken tot de laatste druppel. Zie Hem daar gaan door de straten van Jeruzalem, Zijn rug is opengereten door de geselslagen, Zijn hoofd is doorwond door de doornenkroon die Zijn vlees heeft doorgraven. En op Zijn verwonde bebloede schouders draagt Hij het vervloekte kruishout. Zie Hem daar wankelen in de straten van Jeruzalem. Hoor hoe de hamers slaan op de nagelen die Zijn handen doorboren, handen die niet anders dan goed hebben gedaan, zie hoe Hij daar bebloed en naakt hangt aan het kruishout op Golgotha. Daar hangt Jezus de Zoon van God, de Zaligmaker der wereld, Christus de gezalfde, tussen hemel en aarde. De aarde heeft hem uitgestoten en de hemel is gesloten. Eén machtswoord van zijn lippen en allen die om hem heen stonden zouden door hemels vuur verteerd worden, één woord van Zijn goddelijke lippen en de ganse wereld zou verwoest worden, maar hoor; ‘Vader, vergeef het hun want zij weten niet wat zij doen. Luk. 23:24’ Hoe zien we hier de woorden in vervulling gaan. ‘Want de Zoon des mensen is niet gekomen om der mensen zielen te verderven, maar om te behouden. Luk. 9:56’ Hij heeft dit smartelijke lijden vrijwillig op zich genomen om ons de verlossing te schenken. Ik en u hadden daar moeten hangen, wij rechtvaardig, wij verdienen straf, maar Hij heeft niets onbehoorlijks gedaan(Luk. 23:41). Omdat Hij daar hing, onder de gesloten hemel, is voor ons de hemel geopend. Hij heeft betaald wat wij niet kunnen betalen. Zie eens op uw zonden, zie eens op Gods heiligheid begrijpt u nu waarom Christus zo zwaar moest lijden? Kom sta nog wat stil bij het Kruis op Golgotha, zie hoe het bloed en het water stroomt uit de Zijn zijde, het is het bloed der verzoening, dit is het bloed dat toegepast aan onze harten de verderfengel voorbij doet gaan. Laat u zaligen, ga niet weg bij dit kruis voordat u weten mag dat het stroomde uit Jezus zijde voor u persoonlijk. Oceanen van bloed zullen ons niet baten als wij niet persoonlijk mogen rusten in Zijn volbrachte werk. Zie hoe het water daar stroomt, het water wat ons reinigt zodat wij rein en onbevlekt, ja heilig mogen staan voor Gods aangezicht. O vrienden acht dit bloed toch niet onrein. U hoeft niets te doen om zalig te worden, u hoeft niets te betekenen, u mag u eenvoudig laten wassen in de fontein die geopend is in Jezus wonden.

De verderfengel ging door de straten van Egypte en sloeg al de eerstgeborenen, er was geen ontkoming aan dit wraakzwaard. Maar daar waar het bloed aan de posten was gestreken daar werd feest gevierd, het lam werd gegeten, zij waren veilig achter het bloed van het lam en dat onverdiend, omdat God hen had liefgehad met een eeuwige liefde. Ongetwijfeld waren er Egyptenaren die naar menselijke maatstaven een beter leven lieten zien dan menig Israëliet. Nee het waren niet de werken waarop zij werden geoordeeld, het was het bloed wat alleen de redding gaf. Het is ook nu, het bloed alleen, wat ons red van de dood.

Een verschrikkelijk gehuil werd gehoord in de straten van Egypte, een droefheid die niet te beschrijven is bij het zien van al die dode lichamen, geen huis was er waar de dood niet was binnengekomen. Geliefden waren in één nacht weggerukt. Maar achter het bloed waren de Israëlieten veilig. Daar werd gegeten en gedronken, daar was blijdschap rond het lam. Straks zullen ook wij opgeschrikt worden als de bazuinen klinken, en Jezus op de wolken verschijnt. Alle oog zal Hem zien en allen zullen we voor Zijn rechterstoel moeten verschijnen. ‘wanneer Ik het bloed zie, zal ik ulieden voorbijgaan’. Als het bloed dan aan ons hart is gestreken dan zullen we horen ‘Komt, gij gezegenden Mijns Vaders, beërft dat Koninkrijk hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld. Matth. 25:34.’ Maar verschrikkelijk als we daar zullen verschijnen zonder het bloed, dan zal het oordeel klinken,‘ Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is. Matth. 25:41.’

Mogelijk is er iemand die inziet hoe noodzakelijk het is om geborgen te zijn achter dit bloed en vraagt; ‘maar hoe kan ik dan weten of ik geborgen ben?’

We hebben gezien dat we allen in het diensthuis een soort gevangenis zitten maar is er ooit een tijd in uw leven gekomen dat u mocht zien dat dit werkelijk zo is? Gevangen in de boeien van satan en die boeien gingen knellen. Loskomen uit die boeien, dat wilde u, maar hoe u ook worstelde het leek alsof ze steeds strakker gingen zitten. We zouden eenvoudig kunnen zeggen dat u toen mocht inzien dat u in een ellendige toestand verkeerde waaruit u verlost moest worden. Uw roepen, zuchten en zoeken, leken op niets uit te lopen. Uw goede werken konden u niet redden. Ach, verkeerd u in deze toestand, dan is uw toestand werkelijk ernstig, u ziet dat u in de gevangenis zit en ach, er is geen uitkomst. De tijd is kort en de verderfengel gaat al door de straten, nog even en hij zal ons huis binnenvallen. Bloed is uw enige redding. En bloed is alleen te vinden op Golgotha, daar waar in Jezus wonden de fontein is geopend, is ook voor u het leven te vinden. Hebt u dit leven daar gevonden? Verblijd u dan met de blijden, kom vrienden en laat de lofzang horen, Jezus onze Heiland leeft! Hij ging voor ons de dood in, Hij is opgestaan, Hij leeft, hij heeft ons graf geheiligd en is opgevaren naar de Hemel, waar Hij zit aan de rechterhand Gods des Vaders. Hij ziet ons, Hij hoort ons, Hij kent onze beproevingen, onze zwakheden en ons vallen. Hij leeft om voor ons te bidden, Hij zal straks komen om ons te verlossen, heb nog wat geduld, en laat de lofzang horen dat Jezus bloed reinigt van alle zonden.

Is er iets dat u nog kan weerhouden om te komen tot deze Jezus? Iedere tegenwerping die u bedenkt komt voort uit uw eigen verdorven bestaan. Iedere ‘ja maar’ komt voort uit uw hoogmoed. De Zoon des mensen moest verhoogd worden, opdat een ieder die in Hem geloofd niet verderve maar het eeuwige leven hebbe, (Joh. 3). Geloof is het enige middel waardoor het bloed aan uw hart wordt gestreken. Niet om uw geloof, maar het geloof is het instrument waardoor u het aangeboden heil ontvangt. Zoals een bedelaar een gift in zijn hand ontvangt. Nooit zal hij kunnen zeggen dat hij rijk werd door zijn hand, maar hij had de hand wel nodig om het aangebodene aan te nemen.

Door het geloof ontvangen we weldaden die Christus verdiend heeft. Mogelijk zegt u ‘dat is nu juist het probleem, ik kan niet geloven, ik doe mijn best maar ik weet echt niet hoe ik het moet doen. Geloven is niet iets wat we kunnen of moeten doen, geloof wordt ons geschonken door Gods lieve Geest. Als wij aan de voet van het kruis gekomen onze lasten mogen verliezen bij het zien op Jezus bloed dan kunnen we niet anders dan geloven. Dan zullen we zeggen; ‘nu weet ik wat geloven is, het is niet anders dan rusten in Jezus werk.’

Vandaag is het de dag van uw zaligheid, morgen is het mogelijk te laat, verbras uw tijd niet met onzinnige dingen, niet met zaken die u straks moet achterlaten. Zoek de Heere in het gebed, laat uw gedachten vervullen met wie u bent tegenover een goeddoend, heilig en rechtvaardig God. Overdenk uw zonden. Ga met uw gedachten de weg die Christus ging van kribbe tot kruis en van het kruis tot het Vaderhuis. Laat u vervullen met eerbied en heilige verwondering, belijd uw zonden en ontvang vergeving in Jezus bloed. Er is geen andere weg, er is buiten Zijn bloed geen enkele verwachting.

‘Wanneer Ik het bloed zie, zal ik ulieden voorbijgaan.’

Als wij op reis gaan dan zorgen we dat we alles goed voorbereid hebben, de benodigde papieren, de noodzakelijke dingen die mee moeten, we stippelen de reis uit enz. als we iets willen bouwen, dan overdenken we de kosten, maken een tekening met de benodigde berekeningen, kopen alles in en gaan aan het werk. We gaan niet zomaar onvoorbereid op reis of aan de slag.

Wel, wij allen zijn op reis naar een nooit meer eindigende eeuwigheid, moeten we ons dan niet voorbereiden en er zeker van zijn dat we aankomen op de plek die wij voor ogen hebben?

Er is een gezegde dat we ons één uur voor onze dood moeten bekeren. We weten geen van allen of we over twee uur nog leven dus is het nu de tijd om ons te bekeren. Bekeren wil dan zeggen, ons omkeren tot de levende God. Ons oude leven achter ons laten, de zonde en de wereld vaarwel zeggen en God de Heere tot onze God kiezen, voor Hem alleen willen leven en in Hem alleen onze zaligheid te zoeken.

Bloed moest er aan de posten en de bovendorpel zitten, geen versieringen, geen bloemen, geen verdere aanpassingen, bloed alleen!

Zij die straks behouden aankomen in het nieuwe Jeruzalem zijn zij, die hebben leren rusten alleen in het volbrachte werk van Christus. Op de nieuwe aarde zullen geen mensen zijn die geloofden in het bloed en daarnaast ook zelf nog wat toebrachten. Niet mijn bidden en het bloed van Jezus. Niet mijn zingen en het bloed van Jezus. Niet mijn reformeren en het bloed van Jezus. Niet mijn evangeliseren en het bloed van Jezus. Nee mijn vertrouwen is geheel alleen op Jezus bloed. God wil alle eer ontvangen, de kroon is gezet op Jezus hoofd, op Zijn hoofd alleen. En juist omdat Hij het alles heeft gedaan wil ik voor Hem leven. Zij die het leven in hem vonden, weten dat zij daarvoor dood waren in zonden en misdaden, zij leefden in de dienstbaarheid onder satan en nu, nu zijn zij verlost door Jezus bloed. Zouden zij dan nog willen heulen met de vijand, nog willen snoepen van zijn giftige zoetigheid?

Het is een heerlijke wetenschap te weten dat het bloed is gestreken aan ons hart. Dit geeft de zekerheid van het eeuwige leven. Rechtvaardig en heilig in onze God. En toch is het een verschrikkelijke zaak dat vele van Gods duurgekochte kinderen een slordig leven lijden. Vele hebben zelfs een benauwd doodbed gehad en waarom? Omdat zij een er een slordig leven op na hielden.

Wij kunnen niet God dienen en de Mammon, Denk aan het smartelijke lijden van onze Zaligmaker, kunnen wij dan meedoen met de wereld? Kunnen wij ons vermaken in datgene wat Christus striemen werden? Kunnen wij een buiging maken voor de satan die onze Meester heeft proberen te verleiden maar staande mocht blijven? Ik wet dat in ons geen enkele kracht is om te strijden tegen de duivel, geen kracht om staande te blijven voor de verleidingen. Maar onze kracht is in Jezus bloed. Laten wij het hoofd omhoog heffen en zien op het kruis. Laten we heilig leven voor Gods aangezicht als brandende kaarsjes in de donkere nacht. Als een zoutend zout in deze wereld opdat vele mogen dorsten naar de levende God. Vrienden laten we bidden voor elkaar, bidden of we bewaard mogen blijven voor de verleidingen. Bidden of we staande mogen blijven in de ogenblikken, dat het moeilijk is. Laten we elkaar wijzen op het bloed en samen zingen van de kracht in dat bloed. ‘Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. Efeze. 6:12.’

De satan loert op ons en stelt alles in het werk om Gods werk verdacht te maken, hij gaat rond als een briesende leeuw en probeert alles tegen elkaar op te hitsen. Hij heeft maar één doel dat is een duisternis over Gods kerk zodat er geen geur en smaak meer vanuit gaat. Hij probeert een donkerheid in ons hart te werken zodat we moedeloos, uitzichtloos en sprakeloos onze weg zullen gaan. ‘Maar hebt goede moed’ zo sprak Jezus ‘Ik heb de wereld overwonnen’ In Hem zijn we meer dan overwinnaars. In Zijn kracht kunnen we de satan weerstaan en hem verjagen. Persoonlijk heb ik veel geleden onder satanische aanvallen, maar ook heeft God mij geleerd dat in de kracht van Jezus Naam de satan moet wijken. Als hij op ons loert en ons aanvalt spreek hem dan tegen en zeg; ‘ga weg satan, ik heb niets met jou te doen, Jezus is mijn Held, Jezus is mijn leven en Jezus is mijn kracht.’ Ervaar hoe hij moet wijken. Dank God en vraag om bewaring, want de duivel heeft vele listen, hier meen ik hem te hebben verslagen en daar wordt ik weer aangevallen. En ach, zagen we hem maar aankomen, maar nee, het is een werkelijke sluipmoordenaar een scherpschutter die zijn pijlen schiet en verwond in de meest onvoorziene ogenblikken.

Het gebed is het krachtigste wapen in deze strijd. De eenzaamheid, met bidden, mediteren en het lezen van Gods Woord, doet hemel en aarde ineensmelten. De tijd vervaagt, de afstand is weg en Gods Heerlijkheid wordt gezien door de kracht van Zijn Geest. Zo alleen zullen wij overwinnen en ingaan in de eeuwige heerlijkheid die voor ons is bereid.

Zoals het voor een man niet zwaar is om wat voor zijn vrouw te doen, maar ervaart dat een liefdedienst gelukkig maakt. Zo is het voor allen die leven in de kracht van het bloed een heilige vanzelfsheid om heilig voor God te willen leven. De werken die dan gedaan worden zijn liefdediensten die nog nooit iemand verdriet hebben gedaan. Het zijn werken waar geen streepjes voor hoeven worden gezet. Het zijn werken die wij mogen vergeten maar die liefelijk zijn voor Gods aangezicht.

Mogelijk zegt iemand, is het dan niet zwaar en moeilijk om een kind van God te zijn? Nee, het is een leven waar in eigen krachten, inzichten en werken niet meer meedoen. Het is een drijven op Goddelijke genade. Het is een heerlijk, zalig leven met het oog omhoog en het hart naar boven. Zij die weten wat het is om verlost te zijn door het reddende bloed en terug zien op hun tijd voordat zij mochten geloven, zullen moeten bekennen, dat het in de dienstbaarheid een verschrikking was. Altijd te moeten doen wat je niet wil. Te moeten gaan daar waar je niet heen wilt. En nu in de vrijheid mogen ze uitroepen, ‘Jezus, is mijn Verlosser, al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. Zulk een is mijn Liefste, ja, zulk een is mijn Vriend, gij dochteren van Jeruzalem. Hoogl. 5:16.’

Is het bloed ook aan uw hart gestreken? ‘Wanneer Ik het bloed zie, zal ik ulieden voorbijgaan.’ Amen.

Psalm 68 vers 6
De koningen, hoezeer geducht,
Zijn met hun heiren weggevlucht;
Zij vloden voor Uw ogen;
De buit van ‘t overwonnen land
Viel zelfs de vrouwen in de hand,
Schoon niet mee uitgetogen.
Al laagt g’, o Isrel, als weleer,
Gebukt bij tichelstenen neer,
Toen gij uw juk moest dragen,
En zwart waart door uw dienstbaarheid,
U is een beter lot bereid;
Uw heilzon is aan ‘t dagen.