Volg ons op YouTube

Het leven gevonden. Spreuken 35:8

In een hete woestijn trekt een groep mensen rond. Dagenlang zijn ze al op weg, naar het verre onbekende. Vol goede moed zijn ze vertrokken. Water en voedsel hebben ze bij zich, veel oponthoud hebben ze nog niet gehad, maar dan ineens gebeurt er iets waardoor de hele groep moet stilhouden, één van de reizigers wordt zo ernstig ziek, dat doorreizen onverantwoord zou zijn. Eindelijk na dagen van spanning zet de groep zich weer voort. Het enthousiasme waarmee ze zijn vertrokken begint zich om te zetten in zorgen. Het water begint op te raken en voedsel is er ook nog maar voor een paar dagen. Hoe men ook zoekt, men ziet geen water, al groter wordt de zorg, water is van levensbelang. Hoe meer men met elkaar spreekt en de zorgen deelt, hoe groter de noodzaak van en het uitzien naar het water wordt. Dan komt het moment dat de laatste druppel gedronken is. Hoe zal dit aflopen? Soms menen ze in de verte water te zien, hun dorst geeft hen nieuwe kracht om zich te spoeden naar de bron, maar helaas het zijn slechts luchtspiegelingen. De dorst zorgt ervoor dat ze niet meer helder kunnen denken, hoe moet het nu verder? Met de laatste krachten beklimmen ze een glooiende heuvel en dan..O daar, zie daar water, welk een blijdschap gaat er door de vermoeide reizigers, nu op het aller onverwachts is daar water nu zullen ze niet sterven maar leven, dorstig werpen ze zich neer aan het water en al drinkende wordt hun dorst gelest. Dankbaar, verzadigt en verkwikt zetten zij hun reis al zingende voort.

Wij allen zijn op weg en reis door de woestijn van dit leven. Voor de één is dit de eerste dag van de woestijnreis, voor een ander is het al weer 20, 30, of al 90 jaar geleden dat de reis begon. We weten niet hoe lang onze reis zal duren, de één mag 100 jaar oud worden de ander slechts 1 uur. Toch zijn we allen op weg en reis. Alles wat wij hier op aarde bezitten, is te vergelijken met de zandkorrels in de woestijn. Eenmaal aangekomen op de eindbestemming, tellen de zandkorrels niet meer mee.

De levensbelangrijke vraag voor u en mij is, hoe zullen wij voor God verschijnen? Het doel van deze meditatie en van al de preken die u hoort, van de roepstemmen die u tot u gekregen hebt door het overlijden van uw geliefde, of van uw vrienden, door ziekten en tegenslagen is, om u stil te zetten op uw reis. Om ons te ontdekken aan de gevaren waarin wij verkeren, zodat we gaan dorsten naar het levende water. Maar ook om ons meer en meer alleen te doen leven op het levende water.

Hebben wij dat dan nodig? Of wij dit nu willen zien of niet, zonder dit levende water zullen we voor eeuwig omkomen. Dat betekent dat we zullen smachten van de dorst en er geen druppel zal zijn om onze tong te verkoelen. In de Bijbel lezen we dat de Heere Jezus Christus met de Samaritaanse vrouw spreekt over het levende water. Hijzelf schenkt dit water en een ieder die daarvan drinkt, zal in de eeuwigheid niet dorsten (Joh. 4). Als wij nog leven zonder dat we weten geborgen te zijn in Christus, dan ziet onze toekomst er verschrikkelijk uit, dan kunnen we niet anders zeggen dan dat we geestelijk niet leven maar dood zijn.

Is er dan geen hoop? Is er dan geen uitkomst meer mogelijk? O jazeker, laat ons luisteren naar de blijde Boodschap die we beschreven vinden in Spreuken 35:8a.

Want die Mij vindt, vindt het leven,

Heere, geef ons Licht en wijsheid in het schrijven en in het lezen, opdat het mag zijn tot rijke zegen, maak hen levend die nog dood liggen in misdaden en zonden en sterk en vertroost hen die mogen weten het leven in U te hebben gevonden, opdat zij leven tot eer uws Grote Naams. Om Jezus wil, Amen.

De tekst die wij samen overdenken is zo’n 3000 jaar geleden door Koning Salomo gechreven. Een kleine duizend Jaar voor de komst van de Heere Jezus wordt hier gesproken over Hem die er was eer de grondvesten van de aarde gesteld werden. De Zone Gods, van eeuwigheid God, was voor het aangezicht Zijns Vaders en Zijn vermakingen zijn met de mensenkinderen. Het is Zijn vermaak om ons goed te doen voor dit tijdelijke en voor het eeuwige. De Zone Gods, Jezus Christus is de Fontein der hoven en de Put des Levende wateren. (Hoogl. 4:15) Bij deze Jezus Die alleen het leven is, willen we stilstaan. We lezen in onze tekstwoorden; “Die Mij vindt, vindt het leven.”

In het Nieuwe Testament lezen we van een schat die in een akker verborgen lag en door iemand gevonden wordt. Welk een blijdschap vervuld deze man bij het zien van die schat, hij verkoopt alles wat hij heeft en koopt de akker. Waarschijnlijk was deze man gewoon aan het werk en al werkende stuitte hij op het aller onverwachts op deze schat, hoe zet de vondst van deze schat zijn leven op de kop. Hij was arm en nu schatrijk.

Ook lezen we van een koopman die schone parelen zoekt, op een gegeven moment stuit hij op een parel van grote waarde, hij gaat heen, verkoopt al wat hij heeft om deze ene parel van grote waarde te kopen. Deze man was dus op zoek naar parelen, dit was zijn leven, en dan ineens is daar één parel die zijn leven op de kop zet, hij moet alles verkopen om deze ene parel te kunnen kopen.

Ook wij zijn vandaag op de akker en lezen misschien zomaar deze meditatie, misschien zijn onze gedachten wel heel ergens anders en zijn de letters maar letters en raakt het geheel ons hart niet. Maar, vrienden hier in deze akker ligt een schat verborgen, een schat zo groot, als u deze schat vindt dan zal dit uw gehele leven veranderen, u zult zeggen, ik was arm, maar nu, nu ben ik schatrijk. Misschien leest u deze meditatie als de parelkoopman en bent u op zoek naar parels, vandaag is het de dag dat de parel van grote waarde in uw bereik ligt. Hier op de markt van vrije genade wordt Hij, Jezus Christus u voorgesteld. Bij het zien van deze parel zullen al uw andere parels verbleken en zult u bereid zijn om al het uwe te verkopen en deze ene parel van grote waarde te kopen.

We moeten goed beseffen dat we hier in beeldspraak spreken, de schat en de parel zijn maar beelden, zeer nietig in vergelijking met datgene wat er in verborgen ligt.

Onze Heere Jezus Christus is niet te koop zoals wij dat gewend zijn, we hoeven niets mee te nemen om Hem tot ons deel te krijgen. Jezus, Christus wordt u door de Vader aangeboden, Hij nodigt u vandaag met deze woorden; O alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja, komt, koopt zonder geld en zonder prijs, wijn en melk, Jes. 55:1. Hij roept u, juist u, die dorstig bent, om te komen tot de wateren des levens, u die geen geld heeft, u mag kopen zonder geld en zonder prijs. Welk een heerlijk wonder, niets te hebben om te betalen en de grootste schat te ontvangen. U ontvangt op de markt van vrije genade, de gerechtigheid van Christus die Hijzelf met zijn dierbare bloed heeft betaald. Hij nam uw schuld en uw straf op Zich om u te verlossen. Nu mag u komen zoals u bent, u wordt op deze markt niet weggestuurd omdat u geen geld heeft, u wordt niet weggestuurd omdat u te vuil bent, u zult geen harde woorden horen omdat u niet goed uit uw woorden kunt komen, u zult niet, nee nooit beschaamd uitkomen op deze markt. Toon slechts uw lege handen en Hij zal ze vervullen. Zie Zijn doorboorde handen waarin de nagelen zijn geslagen, toen hij daar hing aan het vervloekte kruishout en het uitriep, Vader vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. Zie uw Jezus de Man van smarten die betaald heeft, dat wat u niet kunt betalen. Kom, o, zondaar en laat u zaligen.

In het vers voorafgaand aan ons tekstvers worden zij gelukkig gesproken die op deze markt zich ophouden, in het verlangen deze kostbare schat te vinden. Zoals een leergierige student aan de lippen van zijn meester hangt en geen woord wil missen.

Welk een onuitsprekelijk voorrecht dat wij in alle vrijheid, deze blijde Evangelie boodschap mogen ontvangen. Laten we denken aan onze broeders en zusters in andere delen van de wereld, zij worden vervolgd, gemarteld en gedood omdat zij één blaadje van de Bijbel in hun bezit hebben. Zij worden gedood omdat zij belijden Jezus tot hun deel te hebben. Hun gezinnen worden verwoest, huizen en kerken verbrand omdat zij belijden de levende God te willen dienen. Bidt voor hen, bidt voor hun vervolgers, opdat Zijn Koninkrijk kome.

Die Mij vindt, vind het leven, Jezus Christus Gods Zoon, spreekt hier tot ons, die Mij vindt, waar kunnen we Hem anders vinden dan in Zijn eigen Woord? We weten dat Gods almacht onbegrensd is, Hij zoekt zondaren en verlost hen uit alle benauwdheid. En toch heeft het de Heere behaagd om Zijn knechten uit te zenden en deze boodschap van vrije genade te verspreiden, opdat vele geroepen worden tot het Heil des Heeren. Juist daar waar Zijn Woord geopend wordt, wil God de Heilige Geest harten bearbeiden en hen doen zien in welke ellendige toestand zij zich bevinden, zolang zij buiten Christus leven.

Zij die leven on der de bediening van het Levende Woord zijn bevoorrecht. Tot hen komt de boodschap van vergeving der zonden om niet, uit enkel genade. Zij mogen verkeren op de markt van vrije genade, waar zij Christus en al Zijn verworven heil krijgen aangeboden. Zij horen ook van de noodzaak om deel te hebben aan de gerechtigheid van Christus. Anderen leven ongestoord in deze zandwoestijn, niet beseffend dat we straks voor de Levende God moeten verschijnen om rekenschap af te leggen van al datgene wat wij gedaan hebben, zowel goed als kwaad,(2 kor. 5:10). Tot u komt de boodschap dat u gezondigd hebt, dat u bent opgestaan tegen de levende God en Hem de rug en de nek hebt toegekeerd. Wij, u en ik, hebben gekozen voor de satan en de dood en hebben de Levende God vaarwel gezegd. Wij moeten sterven omdat wij gezondigd hebben, wij verdienen het eeuwige oordeel en de hel is ons verdiende loon. Zie toch met de woestijnreizigers in, dat we omkomen van de dorst, als we het levende water niet vinden.

Christus is de fontein des levens, (Ps. 36:10). Hij roept ons toe, die Mij vindt, vindt het leven. Wij die ons zelf hebben dood gezondigd en zo geestelijk dood zijn dat we niets aan ons behoud kunnen toedoen, worden gewezen op het Leven wat niet in ons maar buiten ons ligt. Het is Jezus Zelf, Hij die de dood inging, om dode zondaren het eeuwige leven te schenken.

Het leven staat tegenover de dood. Dood, zo zijn we van nature allemaal, zonder God in de wereld, (Ef. 2:12). Als we denken aan de dood en nog niet geheel verhard zijn, dan vervuld schrik en beven ons. Als we denken aan Gods Rechterstoel en het oordeel wat komen gaat, dan kunnen we niet anders dan benauwd zijn. Wat zal het zijn om naar de hel verwezen te worden? Ach, we schuiven deze nare gedachten van ons af en kijken om ons heen naar al het moois wat we hier op aarde bezitten. Ons werk, onze studie, ons gezin en hobby’s vergen veel tijd en satan zorgt er wel voor dat we niet te veel denken aan deze nare akelige dingen. En als er dan eens een roepstem is, een ongeluk of een sterfgeval in de naaste omgeving dan voelen we de klem om ons hart, maar tegelijk is daar de duivel die ons influistert, ach het zal wel meevallen, zo slecht ben je toch niet. Of hij zegt, kom op, jij kunt er zelf toch niets aan doen dat je zo bent, je hebt jezelf niet gemaakt. Een ander, wordt wijsgemaakt, dat hij of zij niets aan haar zaligheid kan toedoen, het is immers vrije genade en als je niet uitverkoren bent, zul je er niet komen. En zo, verschrikkelijk, houd hij ons in zijn duivelse klauwen. Velen leven zo in een valse onrustige gerustheid op reis naar de eeuwigheid, in de overtuiging dat zij er alles aan gedaan hebben en God de rest moet doen. Andere halen hun schouders op en zeggen, ach ik zal wel zien. Vrienden, in Godsnaam roepen wij u toe; Vreselijk is het te vallen in de handen des levenden Gods, Hebr. 10:31. Kom toch tot uw verstand en zie in welke verschrikkelijke toestand u verkeerd, in een hete zandwoestijn, zonder water. U zult versmachten en een vreselijke dood sterven.

Welk een heerlijke boodschap is het voor u als u hoort, dat u, juist u, genodigd wordt tot de levende wateren. Hij die doden opwekt, Hij die het gesproken heeft; Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven. Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven, Joh. 5:24-25.

We lezen in onze tekst “die Mij vindt”, en hier lezen we “en die ze gehoord hebben zullen leven”.

Mogelijk vraagt u zich af maar wat is dan dit vinden en wat is dan dat horen, wij allen horen toch deze boodschap en hoe kan ik weten of ik Hem gevonden heb. Laten we eens terug gaan naar ons beeld van de woestijnreizigers. Stelt u voor dat we deze reizigers tegen zouden komen tussen het moment van hun rustpauze met de zieke en de waterbron. We zouden hen vragen hoe het met hen is, ze zouden roepen; Als wij geen water vinden dan sterven wij, laat ons alstublieft weten waar wij water vinden kunnen. Hoe blij en verheugd zouden zij worden als u ze de weg tot het water kon wijzen. Kunnen wij nu zeggen dat deze mensen al gered waren met hun brandende dorst? O, nee geef ons water want wij sterven. Ze zouden zich haasten en spoeden om huns levenswil, op weg naar het water, want daar zullen ze het leven vinden.

Stellen we ons voor dat we deze groep reizigers zouden ontmoeten nadat zij het water gevonden hebben. Wij zouden hun vragen, hoe is het met u in deze bange hete zandwoestijn? Ze zouden ons zeggen, zonder water is het een verschrikking, zonder water zul je sterven in deze woestijn. Een verschrikking, zo vragen wij, dat valt toch wel mee? O nee, zeggen zij, wij weten wat het is om te dorsten naar het water, wij weten wat het is om te hijgen naar het leven, we meenden te moeten sterven maar juist daar vonden wij het water.

Als we nu zouden vragen hoe ze nu konden weten of zij het water wel echt gevonden hadden. Zouden ze daar dan niet wat van kunnen vertellen? O ja, wij waren dorstig en we wierpen ons uitgeput neer aan het water, we dronken het water des levens in en werden verzadigd, de krachten werden vernieuwd, onze ogen kregen weer glans, we hebben gezongen en gedanst van vreugde omdat we mochten leven en niet hoefden te sterven.

En zo is het nu ook in het geestelijke, als de Heere onze ogen opent voor de toestand waarin wij verkeren en we gaan ineens zien dat ook wij eens moeten stereven, dan kunnen wij niet meer blij zijn met de zandkorrels van deze woestijn. Als wij gaan beseffen dat we voor een eeuwigheid zijn geschapen en dat de tijd waarin wij leven maar zo’n kleine tijd is in vergelijking met de eeuwigheid die ons wacht, dan kan het niet anders zijn dan dat we ons de vraag gaan stellen, hoe staat het nu met mij? Als ik nu straks moet verschijnen voor de Rechterstoel van Christus, welk oordeel zal er dan over mij uitgesproken worden? Als u dan hoort dat het er niet goed met u voorstaat omdat u gezondigd hebt tegen God en dat u daarom voor God niet kan bestaan. Als u nu hoort dat u vervloekt bent omdat u niet bent gebleven in al wat geschreven staat in het boek der wet. Kunt u dan nog vrolijk of gerust doorleven?

Vrienden wie u ook bent, als dit uw toestand is, dan is er buiten de duivel geen ellendiger schepsel op aarde dan u. Wat zal het vreselijk zijn om straks te moeten horen, Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is, Matth. 25:41. Overdenk nu eens ernstig uw toestand en maak het besluit op dat het niet goed staat tussen u en de Heere. Voelt u nu in welke dodelijke toestand u verkeerd? Tot u komt de blijde boodschap, die Mij vindt, vindt het leven.

Hij roept u toe: Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven, Matth. 11:28.

U mag komen zoals u bent, u hoeft niets mee te brengen, uw bent niet te zwart, u bent niet te vuil, zie een Rachab de hoer, een Zachéüs de tollenaar, een moordenaar aan het kruis zij gingen u voor. Dezelfde Jezus die hen heeft gered, leeft nog en Hij roept u toe. Komt dan, en laat ons tezamen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol. Jes. 1:18. Voor deze Jezus hoeven we niets te verhullen, we mogen komen, komen zoals we zijn.

‘Die Mij vindt, vindt het leven’. Jezus, laat Zich vinden. Hij komt door middel van Zijn eigen Woord. Mogelijk zegt u; “Wat moet ik doen opdat ik zalig wordt?” Wij mensen willen altijd iets doen, wij willen iets toe brengen aan onze zaligheid. Gods Woord leert ons dat juist zij die niets doen maar eenvoudig geloven in het bloed van Jezus Christus, de zaligheid ontvangen, (Hand. 16:30-31).

Zowel de man die de schat in de akker vond, als de parelkoopman verkochten al wat zij bezaten eer zij de schat en de parel in ontvangst konden nemen. Zo is het ook in het geestelijke, wanneer Christus ons voorkomt als de Parel van grote waarde dan is het enige middel waardoor wij Hem ontvangen, het eenvoudige geloof. Geloven is stoppen met werken, is ons overgeven in Gods handen en vertrouwen dat wat Hij doet, goed is. Zolang er nog enige hoop op verbetering van onze kant is, dan kan Christus ons niet alles zijn, dan is Zijn bloed nog niet ons alles geworden. De vorm kan ons niet redden, we kunnen onszelf wel opknappen maar het wordt nooit beter. Zet een bos bloemen op een graf en u zult ervaren dat de dood de dood blijft. Zouden de woestijnreizigers zich kunnen troosten met hun lege flessen? Alleen het water kon hun leven redden. Zo is het ook met ons, wie we ook zijn alleen Jezus kan en wil onze redder zijn. Hij gaf zich vrijwillig over in de handen van de beulen om zich te laten pijnigen, Hij liet zichzelf offeren om onze zonden te verzoenen. Laten we toch stoppen met het leven te zoeken buiten deze dierbare Jezus, die zijn bloed stortte om ons te verlossen.

We willen nog even stilstaan bij het leven zelf. Immers zij die Hem gevonden hebben, hebben het leven gevonden. Wat wil dit zeggen?

Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden.2 Kor. 5:17.

Alles is nieuw geworden, we zijn overgegaan van de dood in het leven. Vroeger vonden we ons vermaak in de wereld, nu is ons vermaak in de zoete omgang met Jezus alleen. Vroeger zochten wij ons geluk op deze aarde, nu is ons uitzien naar de dag dat Hij komt om ons te verlossen en op te nemen in Zijn heerlijkheid. Vroeger waren we bang voor de dood, maar nu is de dood overwonnen. Jezus, heeft de prikkel des doods vernietigd, de hel kan ons niet meer verschrikken, Jezus heeft de vlammen geblust. Vrede is in ons hart gekomen toen we Hem vonden. Met de blindgeborene kunnen we wel zeggen, één ding weet ik dat ik blind was en nu zie. Ja alles is nieuw.

Vrienden, u die mag leven uit genade met het oog op Jezus, bent u bang om te sterven? Weet dat Jezus u door de doodsvallei zal voeren, Hij zal bij u zijn, Hij zal u ondersteunen en u liefelijk toespreken in de ure dat u alleen bent.

Laat ons veel bezig zijn in de overdenkingen aan onze dierbare Zaligmaker, wat het Hem gekost heeft om ons onwaardige zondaren te verlossen. Hoe Hij daar kroop als een worm en geen man. Om ons van het stof van deze wereld los te maken, hoe Hij onder helse pijnen en aanvechtingen aan het kruishout heeft willen hangen, om ons als kinderen des doods, te schenken het eeuwige leven. Laat deze overdenkingen niet na, maar merk hoe het uw hart opheft naar boven en uw oog doet Zien op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke voor de vreugde die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechter hand van den troon Gods. Hebr. 12:2. Dit alleen zal u kracht geven om te strijden tegen de zonde, het zien op Jezus bloed doet de vuilheid van de zonde gevoelen en vervult u met afschuw. Het zien op Jezus bloed, vervult uw hart met stille verwondering. Het zien op Jezus bloed, doet ons hart opspringen van blijdschap en doet ons reikhalzend uitzien naar Zijn komst. Het grootste gebrek van ons gelovigen is misschien wel dat we zo weinig aan Jezus voeten verkeren, Hij is toch ons leven geworden, wat zoeken wij het dan nog op deze aarde? Kom verheug u in de Heere uw God en laat uw leven zijn als een licht in deze duistere wereld. U hoeft zelf niet te lichten het kost u geen moeite. Leef dicht bij Hem de Zonne der gerechtigheid en ontvang van Hem het licht, zoals de maan haar licht ontvangt van de zon.

Leven uit genade is rusten in Zijn volbrachte werk, alles uit handen geven in een stille verwondering.

Het leven gevonden, God de Vader is onze Vader geworden, Hij heeft ons aangenomen omdat Jezus voor ons betaald heeft. Een Vader in de Hemel, die altijd voor ons zorgt, nooit nee nooit zal Hij ons verlaten. Hijzelf is de oorzaak van onze vreugde, Hij immers is het geweest, die gedachten des vredes heeft gehad en ons van eeuwigheid heeft uitverkoren. Hij had ons niet nodig maar heeft ons uit enkel liefde gekozen tot Zijn kinderen. En als we dan overdenken door welke weg dit moest gaan. Zijn enig geboren Zoon, Zijn lieveling moest Hij naar deze wereld zenden, geven in de handen van moordenaars. Hij schonk Zijn schootzoon om vernietigd te worden, Zijn Zoon moest een mensenkind worden om gevallen mensen, zondaren op te rapen, zodat Vader ze weer aan kon nemen tot Zijn eigen kinderen.

Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad, en Zijn Zoon gezonden heeft tot een Verzoening voor onze zonden, 1 Joh. 4:10.

Welk een onbegrijpelijk wonder, zoveel liefde tot ons mensen, dat Hij Zijn Lieveling ten offer gaf. Het is Zijn wil dat er straks een nieuwe hemel en een nieuwe aarde komt waarop gerechtigheid is, waar de wolf met het lam en het kind met de slang zal spelen, (Jes. 11/65). Hij heeft voor ons een weg uitgedacht waardoor wij weer hersteld kunnen worden in Zijn gemeenschap. Zijn Naam is Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hunnen zonden, (Matth. 1:21). Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven, (Joh. 14:6). Door Hem, door Jezus alleen, komen wij bij de Vader.

Ziet hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden, (1 Joh. 3:1a).

Kinderen Gods, zie dan de liefde des Vaders en weet dat wij in Christus met Hem verzoend zijn, laat ons Zijn Naam aanroepen, Abba Vader, Lieve Vader, U die ons heeft liefgehad met een eeuwige liefde. Welk een heerlijkheid ligt er in de vrijmoedige toegang in het gebed tot onze Vader in de hemel, Hij die altijd hoort, ons kent en ons ziet, Hij zorgt voor ons. Is dat geen leven?

Wij die het leven hebben gevonden hebben de Geest der vrijheid ontvangen, de Heilige Geest die in ons woont. En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader, Gal. 4:6. De heilige Geest, de Trooster woont in ons, Hij versterkt en bemoedigd ons. Het is de Heilige Geest die ons gegeven is als het onderpand van onze eeuwige heerlijke erfenis, (Ef. 1:13-14). De Heilige Geest is het die het vlammetje van ons geestelijk leven brandend houdt. Hij is het die ons hoofd omhoog richt en ons oog op Christus geslagen doet zijn. Hij is het, die ons in al onze zwakheden te hulp komt, Die voor ons bidt, (Rom 8:26).

Leven, eeuwig leven door Hem, die ons heeft liefgehad met een eeuwige liefde. Van verschrikkelijke zondaren, geworden tot kinderen des Vaders. Lof en aanbidding zij onze God. Verzoend met een Drieënig God, uit enkel genade. Laat satan nu maar woeden, met onze God dringen we door een bende, springen we over muren en verzetten we bergen in de zee. Zo God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Hij draagt ons in Zijn Goddelijke armen. Hij neemt ons bij de hand en weet in welke engte en diepten wij verkeren, Zijn oog is op ons. Als wij alleen zijn, dan weten wij ons geborgen in Hem, als wij zien op eigen krachten en vermogens ach dan wankelt alles, maar zien onze ogen op Hem, dan voelen we ons machtig en kan geen kwaad ons deren.

Kom vrienden, laat ons verblijd zijn in de Heere, en u die dit leven moet missen, wat bent u gelukkig dat u nog de Blijde boodschap tot u krijgt. Vandaag hebt u gehoord wie Jezus is, wat Hij gedaan heeft en wie Hij wil redden. Laat u met God verzoenen. Verhardt u niet maar laat u leiden. De tijd is kort en misschien zijn dit de laatste woorden die u hoort of leest. God is getrouw, een ieder die tot Hem komt zal niet uitgeworpen worden. Er is nog nooit een zondaar afgewezen die klopte aan Jezus deur.

Zie, nu is het de welaangename tijd, zie, nu is het de dag der zaligheid. En nog is er plaats… Amen

Psalm 73 vers 13

Wien heb ik nevens U omhoog?
Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog
Op aarde nevens U toch lusten?
Niets is er, waar ik in kan rusten.
Bezwijkt dan ooit, in bitt’re smart,
Of bangen nood, mijn vlees en hart,
Zo zult Gij zijn voor mijn gemoed
Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.