Volg ons op YouTube

Het onze Vader

‘Onze Vader, Die in de hemelen zijt, Uw Naam worde geheiligd. Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood. En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren. En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze. Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Amen, Matth. 6:9-13.’

Nadat de discipelen de Heere Jezus, hun Meester, wat beter hadden leren kennen en bemerkten dat Hij zoveel in gebed was, vroegen zij Hem of Hij ook hun wilde leren bidden. Zowel in Mattheus 6 als in Lukas 11 kunnen we het gebed vinden dat de Heere Jezus Zijn discipelen en ons geleerd heeft. In Mattheus 5 vinden we eerst de zaligsprekingen van de Heere Jezus, waarin Hij leert wie nu werkelijk zalig zijn, dat zijn de armen van geest, zij die treuren, de zachtmoedigen, zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, de barmhartigen, de reinen van hart, de vreedzamen, zij die vervolgd worden om der gerechtigheid wil, ja zij, waarover kwaad gesproken wordt en die vervolgd worden door de mensen, om de Naam van Jezus. Zij zijn het zout der aarde en het licht der wereld. De Heere Jezus geeft hen verder onderwijs hoe zij moeten leven, dit onderwijs laat ons zien dat de wet van Christus veel preciezer is dan die van Mozes. Zij die meenden de wetten van Mozes te kunnen houden moesten nu wel inzien dat dit onderwijs veel dieper ging. Ja Christus sprak: ‘Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is, Matth. 5:48.’ Dan leert Hij hoe wij onze giften moeten geven, dit moeten we doen zodat alleen onze hemelse Vader weet wat wij geven. Niet om van de mensen gezien te worden of om een compliment te ontvangen. En zoals we onze aalmoezen geven in de wetenschap dat onze hemelse Vader het ziet en het ons zal vergelden, zo komen wij tot Hem in het gebed. Niet om gezien te worden of om anderen te laten horen hoe wij kunnen bidden. Maar omdat wij Hem liefhebben, Hem willen eren en alles alleen van Hem verwachten. De Heere Jezus leert ons in dit verband, dat onze Vader in de hemelen ons altijd hoort. Als een aardse vader ons geeft dat wat wij nodig hebben, zou onze hemelse Vader dat dan niet doen? Als Hij zorgt voor de vogels, de bloemen en het gras, zou Hij dan niet zorgen voor Zijn kinderen, die Hem zoeken in het gebed? De Heere Jezus heeft ons willen leren hoe wij God moeten eren en tegelijk mogen rusten en vertrouwen op dat wat Hij doet. Zo in een zalige gerustheid te mogen wandelen aan Vaders hand, dat is wat God ons geven wil.

We willen nu stilstaan bij de inhoud van het gebed dat de Heere Jezus ons geleerd heeft. Een vraag die veel gesteld wordt is of iedereen dit gebed mag bidden? Uit mijn jonge jaren kan ik mij nog goed herinneren hoe ik samen met twee vrienden naar een ouderling ging met een briefje waarop ik had geschreven “mogen wij, als wij onbekeerd zijn, het onze Vader bidden?” Dit was een punt waar wij samen over gesproken hadden, onze ouders dachten hier verschillend over en wij wilden weten hoe onze ouderling hier over dacht. Ik vergeet nooit zijn antwoord. Het was een poosje stil, hij keek ons aan en vroeg: “mag je onbekeerd zijn?” Lieve vrienden, dit is de vraag die wij ons moeten stellen. Laten we toch eens stoppen met al die gesprekken die gaan over zaken die er niet toe doen. Wij kunnen net als de Farizeeërs, uren discussiëren over zaken die in onze ogen belangrijk zijn maar ondertussen rennen we maar door op weg naar de hel. U en ik, het moet onze vraag zijn of wij geborgen zijn op grond van het bloed van het Lam. Zijn mijn en uw zonden vergeven, hebben wij de vrede gevonden omdat Jezus voor ons stierf? Is het kruis van Golgotha het rustpunt van ons leven geworden en mogen we nu wandelen in de heerlijke wetenschap dat wij zijn opgestaan met Christus in een nieuw leven? Dan is er in ons hart een levend verlangen naar het moment dat Jezus komen zal om ons tot Zich te nemen. Daar zullen we voor altijd bij Hem zijn. Als ons hart nog bang of onverschillig is als het denkt aan het oordeel dat komen zal, dan moeten wij op grond van de Bijbel zeggen dat uw ziel nog niet gered is of dat u vast zit in de strikken van ongeloof en een valse leer. Daarom lieve vrienden, roept de Heere aan, volg gehoorzaam Zijn stem en laat u leiden. Bent u nog onbekeerd, dan kunt u God niet uw hemelse Vader noemen. Berust daar niet in door eenvoudig iets anders te bidden maar, bekeert u, roept de Heere aan, belijd uw zonden en gelooft het Evangelie.

Uw eerste gebed, is dat gebed dat u uit de nood tot God doet roepen om genade. Dat gebed, lieve vrienden is een gebed dat verhoord wordt! In het hele Nieuwe Testament kunt u niemand vinden die tot de Heere Jezus riep en niet verhoord werd. Dat is wat Hij ons heeft willen leren. Kom dan tot Hem en u zult genezing vinden. Dan, als u mag rusten op het volbrachte werk van Christus, dan is de toorn van God van u weggenomen, dan is er vrede en mag u vanaf dat moment, vanuit de dood opgestaan in het nieuwe leven, uw hemelse Vader aanroepen met een, Abba Vader, lieve Vader.

Onze Vader, Die in de hemelen zijt.

Wat is er voor een vader groter vreugde dan de stem van zijn kind te horen? Een gehoorzaam kind te hebben dat opziet naar zijn vader, respect heeft voor zijn vader en zijn vader liefheeft is een grote vreugde. Zo is het voor onze hemelse Vader een grote vreugde als Zijn kinderen bij Hem schuilen Hem aanroepen om Hem te eren, te loven en te prijzen met een kinderlijke vreze en vertrouwen en Hem te smeken om dat wat wij nodig hebben, in het vertrouwen dat Hij het ons zal geven. ‘En wat vader onder u, dien de zoon om brood bidt, zal hem een steen geven? Of ook om een vis, zal hem voor een vis een slang geven? Of zo hij ook om een ei zou bidden, zal hij hem een schorpioen geven? Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader den Heiligen Geest geven dengenen die Hem bidden! Luk. 11:11-13.’ Hij is onze Vader, Hij woont in de hemelen en wij zijn op de aarde. Hij is de Schepper en wij zijn Zijn schepselen. Hij is de Almachtige en wij zijn zwak. Hij is de Getrouwe en wij zijn zo vaak ontrouw. Juist als wij dat zien zullen we uitroepen, O God wees ons genadig. Dan is het het verlangen van ons hart, dat door ons leven, Zijn Naam geheiligd wordt.

Uw Naam worde geheiligd.

Hoe gemakkelijk wordt Gods Naam door onze levenswandel onteerd. God wil onze ogen openen en ons leiden op Zijn weg. ‘Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart; beproef mij en ken mijn gedachten. En zie of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg, Ps. 139:23,24.’ De mensen om ons heen zijn niet de maatstaf. Want juist als wij de voetstappen van de Heere Jezus gaan drukken in gehoorzaamheid en onderwerping van onze wil aan Zijn wil, zullen we ervaren dat de smaad die op Jezus was ook op ons zal zijn. ‘Ik ben mijn broederen vreemd geworden, en onbekend aan mijner moeders kinderen, Ps. 69:9.’ Het is een leven dat tegen alle vleselijke gedachten ingaat en daarom niet erkent wil worden. Juist door deze wegen heen gaan we leren te schuilen bij Hem van Wie alleen onze verwachting is en dan gaan we roepen: “O Vader, Uw Naam worde geheiligd.” ‘Laat mijn mond vervuld worden met Uw lof, den gansen dag met Uw heerlijkheid, Ps. 71:8.’ Als we dan beseffen uit welke grote nood en dood de Heere ons getrokken heeft dan kunnen we niet anders dan uitroepen: “Heere, Uw Naam worde geheiligd.”

Uw Koninkrijk kome.

Dat uw Naam verheerlijkt wordt en velen tot geloof en bekering komen. Zij die nog leven onder koning satan moeten verlost worden uit die hellemacht opdat ook zij de naam van onze hemelse Vader zullen loven en prijzen. Dat is waar wij naar zoeken moeten. ‘Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden, Matth. 6:33.’ In ons persoonlijke leven, door ons geheel te onderwerpen aan de wil van God. Zijn eer te zoeken in heel ons leven door alles wat van onszelf en deze wereld is achter ons te laten. Dat kan alleen door te zien op de kracht van het bloed. Te leven in het geloof dat al mijn zonden op het kruis zijn veroordeeld en ik daarvan verlost ben. De werken des duivels zijn verbroken op het kruis van Golgotha. ‘Die de zonde doet, is uit den duivel, want de duivel zondigt van den beginne. Hiertoe is de Zone Gods geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou, 1Joh. 3:8.’ Als we mogen leven in dit geloof en in de kracht van Zijn opstanding is het onze hartelijke begeerte dat ook anderen de kracht van het bloed mogen leren kennen.

Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde.

Zoals de Heere Jezus gekomen is naar deze wereld om de wil van Zijn hemelse Vader te doen, zo moeten ook wij allen onze wil onderwerpen aan de wil van onze hemelse Vader. Vandaar dat wij bidden: “O, Vader breek mijn wil opdat Uw wil geschiedde.” Tegelijk mogen wij dit gelovig erkennen in ons gebed, dat de wil van mijn hemelse Vader geschied in de hemel en op de aarde. Hij is het Die alles in Zijn Goddelijke hand heeft. Als dan de verdrukking, de vijandschap en het verdriet over ons komt, mogen wij toch weten dat er niets gebeurd buiten de wil van Hem die ons liefheeft. Als we dan zo ons gebed begonnen zijn om God te danken, te loven en te prijzen voor Wie Hij is. Komen wij toe aan onze dagelijkse behoeften.

Geef ons heden ons dagelijks brood.

Heere, wij hebben dagelijks brood nodig, leer ons te leven bij de dag en aan deze dag genoeg te hebben. Op te zien naar U van wie alle dingen komen. In Uw hand zijn wij veilig en u zal voor ons zorgen. U heeft het belooft. ‘Aanziet de vogelen des hemels, dat zij niet zaaien noch maaien, noch verzamelen in de schuren, en uw hemelse Vader voedt nochtans dezelve; gaat gij dezelve niet zeer veel te boven? Matth. 6:26.’ De vogels fluiten vandaag tot eer van hun Schepper, zij pikken dat wat zij tegenkomen en maken zich geen zorgen voor de dag van morgen. Lieve vrienden, dat wij zo onze Schepper mogen loven, door in het vertrouwen de weg te gaan, Hem erend en prijzen voor Wie Hij is in de wetenschap dat Hij voor ons zal zorgen, hoe donker de weg ook ooit zal worden. Onze zorgen mogen we loslaten en geheel op God de Heere werpen. ‘Werp uw zorg op den HEERE, en Hij zal u onderhouden; Hij zal in eeuwigheid niet toelaten dat de rechtvaardige wankele, Ps. 55:23.’ Is er een veiliger plaats? Hoe snel zijn wij geneigd te gaan leunen op de mensen om ons heen, toch moeten we iedere keer weer ervaren dat we beschaamd uitkomen, God is Heere en Hij alleen komt ons vertrouwen toe. ‘Zo zegt de HEERE: Vervloekt is de man die op een mens vertrouwt en vlees tot zijn arm stelt, en wiens hart van den HEERE afwijkt, Jer. 17:5.’ Ons hart zal van de Heere afgetrokken worden als wij gaan vertrouwen op zaken die buiten God zijn. Hij zal zorgen, dat vertrouwen wordt gezegend. ‘Gezegend daarentegen is de man die op den HEERE vertrouwt, en wiens Vertrouwen de HEERE is, Jer. 17:7.’

En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren.

Als wij mogen geloven dat het bloed van de Heere Jezus Christus ons gereinigd heeft van alle zonden. Dan beseffen wij maar al te goed hoe verkeerd en zondig de zonden zijn. Iedere verkeerde gedachte, een wantrouwen aan Gods voorzienigheid, is opstand tegen God. Deze zonden moeten wij belijden in het geloof dat ook God deze zonde vergeeft. De schuld die we maken moeten we direct bij God brengen opdat wij niet leven met een openstaande schuld. ‘Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonde vergeve en ons reinigte van alle ongerechtigheid, 1 Joh. 1:9.’ We bidden “vergeef ons zoals ook wij vergeven.” Het moet het oprechte voornemen van ons hart zijn om een ieder die schuld bij ons maakt ook werkelijk te vergeven. Als wij leven in haat en nijd of met wrok in ons hart, dan kunnen wij niet oprecht voor God zijn. Bij het afsluiten van dit gebed, geeft de Heere Jezus ons de waarschuwing mee: ‘Maar indien gij den mensen hun misdaden niet vergeeft, zo zal ook uw hemelse Vader uw misdaden niet vergeven, Matth. 6:15.’ Als we deze woorden laten staan zoals ze er staan, dan moeten wij concluderen dat een kind van God niet kan leven terwijl er iemand is waarvan wij de schuld niet vergeven hebben. Hoe kunnen wij God smeken om vergeving, als wij zelf niet vergeven? “O God, help ons om dit in praktijk te brengen.”

En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze.

De duivel, de wereld en ons eigen vlees is vijandig tegen het leven met de Heere. Deze drie vijanden kunnen wij in eigen kracht niet overwinnen en daarom is onze roep tot de Heere, “leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.” Alleen door de krachtige werking van de Heilige Geest, Die in ons woont, kunnen wij deze drie vijanden overwinnen. Zolang wij menen dit zelf te kunnen, zullen we dieper zinken in de ellende van de zonden. Daarom is het ons gebed om bewaard te blijven voor de verzoeking, iedere verzoeking is een aanval op onze vrede met God. Zouden wij dan de verzoeking opzoeken? Zouden wij zaken in huis halen die ons verzoeken en tegelijk bidden om bewaring? Kunnen wij, zonder noodzakelijke reden, naar plaatsen gaan waar de verzoeker rondgaat en bidden om bewaring? Dicht bij de Heere Jezus leven, ziende op de kracht van Zijn bloed, zal ons de zonde doen overwinnen. Als wij zien wat het de Heere Jezus gekost heeft om ons te verlossen, kunnen wij dan nog langer met en in de zonde leven? ‘Want in ons is geen kracht tegen deze grote menigte die tegen ons komt; en wij weten niet wat wij doen zullen, maar onze ogen zijn op U, 2 Kron. 20:12.’ Als wij beseffen dat wij krachteloos in onszelf zijn, dan zullen we door genade overwinnen. Onze hoop is op de Heere. ‘Zijt nuchter en waakt; want uw tegenpartij, de duivel, gaat om als een briesende leeuw, zoekende wien hij zou mogen verslinden, 1 Petr. 5:8.’ Wat een heerlijke wetenschap dat zijn kop is vermorzeld en dat hij geen macht heeft om ons te verslinden. Toch is het satan die alles in het werk stelt om ons te verleiden, en ons af te trekken van de vredige gemeenschap met God onze Vader. ‘Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht, Ef. 6:12.’ Zouden wij dan niet bidden? ‘Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak, Matth. 26:41.’

Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid.

Als we zo de Heere hebben aangeroepen, met lofprijzing en smeking, beëindigen wij ons gebed met de lofzang, “want Uw is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid.” Van U die alle macht in hemel en op aarde heeft, is onze verwachting en daarom is ons gebed tot U. Het is ons hartelijke verlangen dat Uw Naam geëerd en geprezen word tot in eeuwigheid.

Amen.

Amen betekent: Het is waar of het zij zo. Zo besluiten wij ons gelovig gebed met het woord amen. Wij geloven dat God ons hoort, dat Hij het is die alle lof eer en aanbidding toe komt en dat Hij ons, op Zijn tijd, zal geven dat wat wij in Zijn Naam gebeden hebben. ‘En al wat gij zult begeren in het gebed, gelovende, zult gij ontvangen, Matth. 21:22.’

Wat een rijke woorden en wat een diepe betekenis in de woorden van het gebed dat onze Zaligmaker ons geleerd heeft. Laten wij zo onze gebeden in het geloof opzenden tot God die altijd hoort. Een gelovige kan niet buiten het gebed, het is de ademtocht van de ziel. ‘Gij zijt mijn God, daarom zal ik U loven; o mijn God, ik zal U verhogen, Ps. 118:21.’ In onze gebeden verhogen wij God door Hem te loven en te prijzen voor dat wat Hij voor ons gedaan heeft, voor ons doet en nog doen zal en wij smeken Hem om dat wat wij nodig hebben, in de wetenschap dat wij zonder Hem niets doen kunnen.

Psalm 103 vers 1 en 11

Loof, loof den HEER’, mijn ziel, met alle krachten;

Verhef Zijn Naam, zo groot, zo heilig t’ achten;

Och, of nu al wat in mij is, Hem prees!

Loof, loof, mijn ziel, den Hoorder der gebeden;

Vergeet nooit één van Zijn weldadigheden;

Vergeet ze niet; ‘t is God Die z’ u bewees.

Looft, looft den HEER’, gij Zijne legerscharen,

Wier lust het is op Zijnen wenk te staren.

Dat hemel, aard’, en zee, en berg, en dal,

Hoe ver men ook Zijn scepter ziet regeren,

Nu Zijnen Naam en grote deugden eren;

En gij, mijn ziel, loof gij Hem bovenal.