Volg ons op YouTube

Ik ben de Opstanding en het Leven. Johannes 11:25

‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve maar het eeuwige leven hebbe. Joh. 3:16.’ Eeuwig leven, voor doodschuldige zondaren, zondaren, dood in misdaden en zonden. (Ef. 2) Wat een liefde, wat een genade. God heeft gedachten des vredes gehad om zondige mensenkinderen tot Hem te trekken, te zaligen en aan te nemen tot Zijn kinderen. Niemand van ons kan roemen op eigen inzichten of verdiensten, de Bijbel leert ons dat er niemand is die goed doet, ook niet tot één toe. Allen zijn wij afgeweken en samen stinkende geworden. (Ps. 14, Ps. 53, Rom. 3) Dit is het beeld dat God ziet vanuit de hemel, en toch heeft het Hem behaagd om Zijn eniggeboren Zoon te schenken in de handen van moordenaars opdat zij Hem zouden doden en zelf zouden leven. Wie kan dit wonder bevatten, wie kan dit uitdenken dan God alleen? De Rechtvaardige moest sterven opdat onrechtvaardigen weer rechtvaardig konden worden. Jezus is Zijn Naam. Hij maakt Zijn volk zalig (Matth. 1:21). Er is onder de Hemel geen andere Naam gegeven door welke wij moeten zalig worden (Hand. 4:12). Is er een zoetere Naam onder de Hemel? God de Vader schonk vanuit het Eeuwig welbehagen Zijn geliefde Zoon, Die Zijn leven gaf tot een rantsoen voor allen (1 Tim.2:6). Het is Gods Geest die ons doet zien dat wij alleen in en door Jezus zullen leven (Joh. 3:6, Joh. 6:63, 2 Kor. 3:6). Het is de Geest die ons overtuigd van zonden en ons het leven doet zoeken en vinden in Christus Jezus die gezegd heeft:

‘Ik ben de Opstanding en het Leven; die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven; en een iegelijk die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Gelooft gij dat? Joh. 11:25-26’

Jezus openbaart hier de wondere genade van het leven voor dood schuldige zondaren, ontvangen door te geloven en te gelijk komt de vraag door Hem gesteld tot ons: gelooft gij dat? Ons eeuwig wel of wee ligt opgesloten in het antwoord op deze vraag. ‘Gelooft gij dat?’

Lazarus, de vriend van de Heere Jezus was gestorven en toch had deze Lazarus het eeuwige leven ontvangen door het geloof in de Heere Jezus Christus. Jezus liet door Zijn wonderbare kracht Lazarus opstaan uit zijn natuurlijke doodsslaap en zo als dit wonder een feit is, zo is het een Bijbels Goddelijk feit dat dode zondaren levend worden door het geloof in de Heere Jezus. Doden zullen leven als zij de stem van de Zoon des levende Gods horen (Joh. 5:25).

Op Christus Woord werd de Hemel en de aarde geschapen, op Zijn Woord gehoorzaamd al het leven, blinden worden ziende, kreupelen genezen, doden staan op en rampzalige dienstknechten van de duivel worden op het horen van Jezus stem, rechtvaardige hemelburgers.

In Hem is alle kracht, In hem ligt de Zaligheid, ja het eeuwige leven. Hij is de Opstanding en het Leven. Hijzelf heeft dit getuigd en betoond in Zijn leven. Hij bracht het zwaard en tegelijk de vrede. Allen die zich mochten overgeven in Zijn handen, werden gezaligd en ontvingen in Hem het eeuwige leven. Zij die leefden tijdens de omwandelingen van Jezus op deze aarde, begrepen nog zo weinig van het werkelijke werk van Christus. Veel had Hij met hen gesproken, gewezen op Zijn aanstaande lijden en sterven maar tegelijk sprak Hij van Zijn opstanding. ‘Breekt dezen tempel, en in drie dagen zal Ik dezelven oprichten, Joh. 2:19.’ ‘Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten was in de buik van den walvis, alzo zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten wezen in het hart van de aarde, Matth. 12:39.’ En toch is er geen van de discipelen geweest die deze woorden begrepen, niemand kon zich troosten met deze woorden, toen hun lieve, gestorven Meester lag in het koude graf. In doeken gehuld, een verzegelde steen voor het graf en daarnaast de Romeinse soldaten. Waar was alle troost, waar was alle zaligheid nu gebleven? Jezus, onze Jezus, Hij is dood. Zou het dan wel ooit waar geweest zijn? Zouden we ons dan niet bedrogen hebben? Heeft de satan dan toch gewonnen?

We zien twee vrouwen op weg naar het graf van Jezus, het zijn Maria Magdalena en Maria de moeder van Jakobus. Wat hielden zij veel van Hem, ze hadden Hem wel altijd bij zich willen houden. Met Hem in hun nabijheid wilden ze voor altijd leven. Maria Magdalena was door Hem verlost van zeven duivelen (luk. 8:2). Zij wist wat het was om verlost te worden van de duivelse heerschappij en nu was voor haar beleving een einde gekomen aan het zalige leven met Jezus. Samen gingen ze op weg om nog een laatste liefdedienst te betonen. Ze zouden hun Meester zalven, maar wie zal voor ons de steen van het graf wentelen? Zo vroegen zij zich af. Maar zie God zelf draagt zorg voor Zijn kinderen. Mensenhanden zijn hier niet nodig. Een grote aardbeving doet de aarde schudden als een engel des Heeren uit de hemel komt en de steen voor het graf wegneemt. De soldaten konden niet anders dan zeer verschrikt worden en ze werden als doden. Maar de engel zei tot de vrouwen: ‘Vreest gijlieden niet; want ik weet dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was.’ Wat een verschil, zij die vijandig waren tegenover Jezus, werden als doden en zij die door de liefde gedreven, het om Jezus te doen was werden door deze hemelse gezant verwelkomd en hun vrees werd weggenomen. Wat een troost voor hen die Jezus zoeken. In de hemel is uw zoektocht niet onopgemerkt gebleven. De engelen worden uitgezonden om degenen wil, die de zaligheid beërven zullen, (Hebr. 1:14).

Wat zal hun hart opgesprongen zijn bij het horen van de naam Jezus. Ik weet dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was. Ja, Hij is het naar wie al onze liefde uitgaat. Hem zoeken wij, wat zal de engel nog meer zeggen? ‘Hij is hier niet’. Zo klinkt de boodschap. Wat moeten ze nu nog beginnen? Nu is zelfs hun gestorven Meester weg. Nu kunnen ze Hem deze liefdedienst niet meer betonen. Wat een leegheid als Jezus er niet is. Wat is het nu een akelig koud graf. Maar hoor, de engel was nog niet uitgesproken, ‘Hij is hier niet; want Hij is opgestaan, gelijk hij gezegd heeft.’ Wat een blijde boodschap, Jezus leeft, Hij is opgestaan. Hij, de Opstanding en het Leven, heeft de dood overwonnen.

Daar juicht en toon, daar klinkt een stem,

die galmt door gans Jeruzalem.

Een heerlijk morgenlicht breekt aan:

De Zoon van God is opgestaan!

Geen graf hield Davids Zoon omkneld.

Hij overwon, die sterke Held!

Hij rees uit ‘t graf door eigen kracht,

want Hij is God, bekleed met macht.

Nu jaagt de dood geen angst meer aan,

want alles, alles is voldaan.

Wie in ‘t geloof op Jezus ziet,

die vreest voor dood en helle niet!

Want nu de Heer is opgestaan,

nu vangt het nieuwe leven aan,

een leven, door Zijn dood bereid,

een leven in Zijn heerlijkheid.

Welk een kracht in onze Jezus, wij die het leven in eigen hand niet meer konden houden en het gevonden hebben in Hem, mogen met Paulus zeggen. ‘Ik leef, doch niet meer ik, maar Jezus leeft in mij’ Wij waren dood maar nu mogen wij leven, eeuwig leven. De dood is overwonnen, zouden wij dan vrezen? Alles, alles is voldaan. Jezus heeft betaald, de dood overwonnen de hel gesloten en het graf voor ons geheiligd tot een rustplaats. Misschien hoeven wij de dood niet te zien en mogen wij het meemaken dat Jezus verschijnt op de wolken om ons te halen. Wat zou dat heerlijk zijn. Hem tegemoet in de lucht om met Hem verenigt, eindeloos ja zondeloos Hem te mogen dienen.

Maar als dit niet voor ons is weggelegd en wij moeten toch sterven, dan mogen wij in het geloof op Jezus zien en zullen wij dan vrezen? ‘Dood waar is uw prikkel, hel (graf) waar is uw overwinning? De prikkel nu des doods is de zonde; en de kracht der zonde is de wet. Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Heere Jezus Christus., 1 Kor. 15:55-57.’ Wij hebben de overwinning gekregen door Jezus Christus die de dood niet overwon voor zichzelf maar voor ons.

Wat een blijde boodschap, Jezus leeft! Hij is opgestaan. De vrouwen gingen op weg om Hem te zalven, maar God had iets beters voor hen bereid. Soms worden onze gebeden niet verhoord zoals wij dat graag gezien zouden hebben, maar vaak zien we dan dat God iets beters voor ons heeft weggelegd. Onze wegen kunnen soms zo anders lopen dan wij gewild zouden hebben. En toch moeten we vaak zeggen, het is beter zo. Gods wijsheid is zo oneindig groot, zijn liefde zo onbevattelijk. Pijnlijke onbegrepen wegen zijn vaak zo goed voor ons geestelijk leven. Het leven met Christus betekent tegelijk een sterven aan dit aardse leven. Wat is het heerlijk om te mogen ervaren dat God het aardse van ons neemt om ons te richten op de hemelse heerlijkheid die Hij bereid heeft voor ons. Het leven met Jezus geeft een vreemdelingen bestaan op deze zondige aarde en doet ons uitzien naar het moment dat we Hem die ons liefheeft mogen zien in Zijn volle glorie. Om daar te zijn in Zijn heerlijkheid waar wij zelf een deel van uitmaken. ‘Vader, Ik wil dat die bij Mij zijn die Gij Mij gegeven hebt, Joh 17.’ Het is de wens van Jezus dat wij bij Hem zijn zullen. Nog even en de heerlijkheid zal volmaakt zijn.

De engel sprak: ‘Hij is hier niet’. Wat moeten wij dat vaak inleven op deze boze aarde. Er is geen plaats voor de levende Jezus, er is geen plaats voor Zijn volk. Het draait hier alles om rijkdom en eer, genot en ontspanning, de mens zit vol eigenliefde, hoogmoed en vijandschap tegenover God en alles wat met God te maken heeft. En toch worden er uit deze vijandige mensen, mensen getrokken, door de liefde Gods gebracht aan de voeten van de Heere Jezus. Zij leren een streep te zetten door hun eigen denken en het wereldse genot. Hun hart is daar waar hun liefde de oorsprong vind. Met hun verlangens en in gedachten zijn zij vaak daar waar hun Meester is. Is het dan wel mogelijk om nog te leven op deze aarde? ‘Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld, Matth. 28:20’ Zo sprak Jezus tot Zijn discipelen en zo spreekt Hij nu tot allen die Hem hebben lief gekregen. Midden in het rumoer van het dagelijks leven mogen wij weten dat Hij met ons is, Hij is dichtbij, Hij hoort ons en Zijn liefde geeft kracht om te staan in de vrijheid en uit te zien naar de dag dat we voor altijd met Hem zullen zijn. Daar zal geen dood ons scheiden, daar zal geen pijn meer zijn. Geen zonde zal ons kwellen. Wat een heerlijk vooruitzicht, verlost van ons eigen ik, van onze hoogmoed en dat geloof wat zo vaak verstoord wordt door dat vreselijke ongeloof. ‘Hij is opgestaan’ Jezus is ons voorgegaan en heeft voor ons een plaats bereid, (Joh. 14:3). Zouden wij Hem dan nog hier wensen? We weten dat Hij nu voor ons bid en dat Zijn liefde bij ons is. Geen mens kan Hem nu meer lastig vallen, geen slagen kunnen Hem meer treffen, Hij heeft overwonnen en triomfeert en straks zal alle knie zich voor Hem buigen. Zoals de mensen rond het kruis uitriepen slaande op hun borsten, ‘Waarlijk deze was Gods Zoon’ zo zullen straks allen, die Hem niet lief hebben, zien dat Jezus werkelijkheid is. Wat zal dat zijn om dan te zoeken binnen te komen en niet te kunnen! Te roepen, Bergen valt op ons en heuvelen bedekt ons, maar daar zal geen bedekking zijn. Zalig die gezeten mag zijn in de schuilplaats des Almachtige. Er is nog plaats, nog is er hoop nog is er verwachting voor allen die Hem zoeken, want zij zullen vinden. Kom, heb goede moed, Jezus heeft de wereld overwonnen. Hij heeft alles volbracht. U hoeft niets meer te doen dan eenvoudig uw leven verliezen door het in Jezus hand te geven. Sta op met de verloren zoon en keer terug tot uw Vader, Hij heeft gezorgd voor een terug weg, in het bloed van Zijn lieve Zoon. Die gezegd heeft ‘Ik ben de Opstanding en het Leven’, heeft ook gezegd, ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het leven. Niemand komt tot den Vader dan door Mij, Joh. 14:6.’ Hij is de Deur en die door deze deur ingaat is behouden, voor eeuwig behouden.

‘En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten. Maar Ik heb u gezegd, dat gij Mij ook gezien hebt, en gij gelooft niet. Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Want Ik ben uit den hemel nedergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar den wil Desgenen Die Mij gezonden heeft. En dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niet verlieze, maar hetzelve opwekke ten uitersten dage. En dit is de wil Desgenen Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk die den Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage, Joh. 6:35-40.’

Zie af van uzelf, zie op Jezus en uw ziel zal leven! Amen.