Volg ons op YouTube

Ik ben een kind van God_2

‘Ziet hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden. Daarom kent ons de wereld niet, omdat zij Hem niet kent. Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods, en het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen. Maar wij weten dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen; want wij zullen Hem zien gelijk Hij is, 1 Joh. 3:1,2.’

We hebben de vorige keer, aan de hand van het Woord van God, gezien in wat een heerlijke positie een kind van God, door genade is gekomen. Zonder genade zouden alle mensen hetzelfde zijn en zou de wereld hopeloos verloren zijn. God is het Die uit deze zondige mensenmassa mensen heeft verkoren om Hem alle lof eer en aanbidding te geven. Het is niet onze liefde tot God maar de liefde van God tot zondaren, waardoor er mensen behouden worden. De mens heeft helemaal geen behoefte aan God, aan Zijn liefde en aan Zijn genade. Wij zijn zelf god, zo is de leus en wij maken zelf uit wat goed en fout is. Als nu Gods Geest ons hart gaat overtuigen van zonde, dan gaan we inzien wie wij zijn tegenover een goeddoend God. Dan gaan we ons schamen en krijgen we verdriet over alles wat wij verkeerd gedaan hebben en wat we doen. We gaan inzien dat wij zelfs met al onze goede werken God niet kunnen tevredenstellen. God is immers heilig en rechtvaardig, Hij moet de zonde straffen. Zeg tegen zo’n zondaar dat hij moet geloven en hij of zij zal zeggen hoe moet ik dat dan doen? Lieve vrienden, de Heere Jezus, Christus is de Weg, de Waarheid en het Leven. In Hem en Hem alleen is redding voor verloren zondaren. Allen die tot Hem komen, hun zonden belijden en zichzelf geheel aan Hem overgeven worden gered. Hij is gekomen en heeft Zijn leven afgelegd op het kruis van Golgotha. Daar heeft Hij de dure prijs betaald en allen die dat offer gewillig en gelovig aanvaarden zijn behouden op grond van Jezus bloed. Dat bloed maakt het verschil. Meent u dat u zelf iets moet toedoen aan uw zaligheid, dan zeggen wij u op grond van Gods Woord dat u nog op uzelf vertrouwt en daarmee een vijand van God en Zijn genade bent. Nu, dengene die werkt, wordt het loon niet toegerekend naar genade, maar naar schuld. Doch dengene die niet werkt, maar gelooft in Hem Die den goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid, Rom. 4:4,5.’ Zelfs onze beste werken zijn niets waard als het gaat om het behoud van uw ziel. ‘Doch wij allen zijn als een onreine, en al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed; en wij allen vallen af als een blad, en onze misdaden voeren ons henen weg als een wind, Jes. 64:6.’ Zondaren die met lege handen tot God komen en uitroepen, “O God wees mij de zondaar genadig”, ontvangen genade en daarmee het eeuwige leven.

Misschien vraagt u zich af waarom ik dit zo vaak benadruk en waarom ik soms zo scherp ben. Lieve vrienden, we leven in een tijd waar alles verdraaid wordt. U en ik zijn voor een eeuwigheid geboren, na dit leven volgt een nooit meer eindigende eeuwigheid. Is het dan niet van levensbelang dat u en ik geborgen zijn in het bloed van het Lam? Moeten wij dan niet zeker zijn van ons behoud? Stel u voor dat uw kind op reis gaat naar een land in het Midden Oosten, u weet dat allen die daar zonder geldig paspoort aankomen worden doodgeschoten. Zou u dan uw kind niet vertellen hoe de situatie is? Zou u niet zeker willen weten of hij of zij een geldig paspoort heeft? Nu, in de situatie waarin wij ons nu bevinden is de zaak nog veel serieuzer, het gaat hier niet over dood of leven maar over een eeuwige hel of de eeuwige hemel. Het gaat hier om de eer van God. Wat heeft u er aan om te denken dat u een geldig paspoort heeft en straks krijgt u te horen dat God u nooit gekend heeft? Wat is het erg als u uw hele leven in een kramp leeft en alles op alles zet om God te behagen en straks wordt u alsnog naar de hel verwezen? Het Woord van God, wijst u en mij de Weg, Jezus is Zijn Naam. Allen die tot Hem komen zullen behouden worden. En daarom lieve vrienden is het zo belangrijk om te weten hoe u daar moet komen. Niet met een lijstje van wat u gepresteerd heeft. Niet met gebeden en liederen, niet door uzelf te pijnigen, af te zonderen of wat dan ook. U mag komen met lege handen, Hij zal u al Zijn volheid geven. We worden niet gered omdat wij de Naam van Jezus belijden, er van vertellen en anderen overtuigen van het geluk in Jezus. We worden gered omdat we hebben ingezien dat wijzelf verloren liggen en niets kunnen doen om zalig te worden en de toevlucht genomen hebben in het geloof tot Jezus, de Zoon van God.

Nu we mogen weten een kind van God te zijn is het zo belangrijk om steeds weer opnieuw te horen uit Gods eigen Woord wie en wat wij geworden zijn. Zijn Woord laat zien hoe heerlijk de genade is en hoe gelukzalig het is om geborgen te zijn in de dood en opstanding van de Heere Jezus Christus. Als de satan ons wijsmaakt dat we nutteloos, zwak, zondig en dwaas zijn dan kunnen we alleen blijven staan als we het zwaard van de Geest gebruiken. Door te weten wat het Woord ons zegt en daarin te geloven kunnen en zullen we de duivel overwinnen. Wij zijn een kind van God, het zout der aarde, het licht der wereld, een vriend van Christus, een dienaar van de gerechtigheid en een erfgenaam van Christus, dat hebben we de vorige keer gezien. O, zou u niet opspringen van vreugde en God willen loven en prijzen omdat wat Hij gedaan heeft?

Mijn lichaam is, nu ik een kind van God ben, niet meer van mijzelf. Het is een tempel van God, de Heilige Geest woont in mij. ‘Weet gij niet dat gij Gods tempel zijt en de Geest Gods in ulieden woont? 1 Kor. 3:16.’ Zou ik dan met mijn lichaam doen wat ik wil? Zou ik dan met mijn tong spreken zoals de wereld spreekt? Zou ik met mijn ogen kijken naar dat wat de wereld kijkt? Zou ik mijn buik vullen zoals de wereld dat doet? Zou ik mijn handen gebruiken voor mijzelf en met mijn voeten gaan naar de plaatsen waar de wereld gaat? Nee, mijn leven is van God en nu spreekt mijn tong de lof van God. Mijn ogen zijn op God gericht en van Hem alleen is mijn verwachting. Mijn buik wordt gevoed met dat wat ik van God gekregen heb en ik weet dat in de overdaad mijn lichaam verzwakt wordt zodat het niet kan dienen tot eer en glorie van God. Mijn handen en mijn voeten heb ik aan God gegeven en daar waar Jezus zou kunnen zijn wil ik zijn. Als Jezus ging om anderen de blijde Boodschap te verkondigen dan wil ook ik daar zijn. Als Jezus Zijn hele wil met alles wat Hij bezat heeft onderworpen aan de wil van Zijn hemelse Vader, dan wil ook ik dat. En zo, lieve vrienden leren wij Hem te volgen waar Hij ook gaat. ‘Of weet gij niet dat ulieder lichaam een tempel is des Heiligen Geestes, Die in u is, Dien gij van God hebt, en dat gij uws zelfs niet zijt? 1 Kor. 6:19.’ Ik heb dit stukje geschreven in de ik vorm, en het is mijn verlangen dat ook u dat kunt zeggen. Niet omdat u of ik nu zo goed bent maar omdat God het alleen toe komt. Het is alles alleen omdat wij een nieuwe schepping geworden zijn. Het oude is voorbij, het is onmogelijk om nog te leven als vroeger, want dat is dood. ‘Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden, 2 Kor. 5:17.’ Stel dat iemand u steeds dwars zit, op een dag is deze persoon dood en begraven, u zult bemerken dat die persoon werkelijk weg is en u bent van deze last verlost. Nu zo is het ook in het geestelijke, u bent verlost van uw oude mens, deze is begraven en nu mag u in een nieuw Godzalig leven wandelen. Toch is de ervaring van zoveel kinderen van God heel anders. Dit komt omdat zij niet geloven in datgene wat zij ontvangen hebben. Als u niet weet dat die persoon dood en begraven is, dan zult u steeds leven in de angst dat hij of zij u dwars zal zitten en zo zult u ervaren dat die persoon nog steeds uw leven beheerst. Totdat u hoort en gelooft dat deze persoon dood en begraven is. Wat een bevrijding, u bent verlost!

Nu bent u geen zondaar meer maar een heilige. De Apostel Paulus sprak zijn broeders en zusters aan met de heerlijke titel van heiligen. ‘Paulus, een apostel van JEZUS CHRISTUS door den wil Gods, den heiligen die te Éfeze zijn, en gelovigen in Christus Jezus, Ef. 1:1.’ Waren die Efeziers dan zo goed? Nee, maar zij leefden van genade. ‘Aan de gemeente Gods die te Korinthe is, den geheiligden in Christus Jezus, den geroepen heiligen, met allen die den Naam van onzen Heere Jezus Christus aanroepen in alle plaats, beide hun en onzen Heere, 1 Kor. 1:2.’ Zo ook in Korinthe en in Filippi. ‘Paulus en Timótheüs, dienstknechten van JEZUS CHRISTUS, al den heiligen in Christus Jezus die te Filippi zijn, met de opzieners en diakenen, Fil. 1:1.’ Paulus spreekt hen aan als heiligen en geeft hen tegelijk onderwijs hoe zij moeten wandelen zoals God dan van hen vraagt. Een heilige is iemand die gekocht is door het dierbare bloed van het Lam en niet meer voor zichzelf maar voor God de Heere leeft. ‘Hierom, heilige broeders, die der hemelse roeping deelachtig zijt, aanmerkt den Apostel en Hogepriester onzer belijdenis, Christus Jezus, Hebr. 3:1.’ Op Christus Jezus, is ons oog gericht en zoals Hij wandelde, zo willen ook wij wandelen, omdat Zijn liefde ons hart vervuld heeft. Niet ons o Heere niet ons, maar uw Naam alleen zij de eer.

De nieuwe schepping begon op het moment dat wij wederomgeboren werden, het leven, dood in misdaden en zonden is voorbij, nu zijn wij naar God geschapen in ware rechtvaardigheid en heiligheid. ‘En den nieuwen mens aandoen, die naar God geschapen is in ware rechtvaardigheid en heiligheid. Daarom, legt af de leugen, en spreekt de waarheid, een iegelijk met zijn naaste; want wij zijn elkanders leden. Wordt toornig en zondigt niet; de zon ga niet onder over uw toornigheid; En geeft den duivel geen plaats, Ef. 4:24-27.’ Een nieuwe schepping, een nieuw leven en bij dat nieuwe leven, een gruwelijke vijand. De satan is woest en zal alles in het werk stellen om een kind van God te beletten op te groeien in geloof en kennis. Hij zorgt ervoor dat gelovigen moedeloos, lui en ongehoorzaam worden. Als we om ons heen kijken dan zien we dat de gemeente in slaap gevallen is. Net zoals in de gemeente van Laodicéa is de gemeente niet heet en niet koud maar lauw. Waar is de Geest van God? Waar zijn de mensen die in vuur en vlam staan voor het Koninkrijk van God. Waar is de nood, het verdriet en de pijn om de zonde van ons volk en vaderland? Waar zijn de bidders en de predikers van Wet en Evangelie? Het oordeel van God is zo scherp. ‘Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen, Openb. 3:16.’ En daarom laten wij waken, dat satan ons niet verstrikt in zijn netten. ‘Zijt nuchter en waakt; want uw tegenpartij, de duivel, gaat om als een briesende leeuw, zoekende wien hij zou mogen verslinden, 1 Petr. 5:8.’ Hij kan en mag een kind van God niet verslinden maar als we om ons heen kijken dan zien we zijn verschrikkelijke uitwerking. Tegelijk weet elk kind van God hoe scherp de pijlen van satan kunnen zijn. Wat een verleidingen, verzoekingen en valkuilen kunnen we op onze levensweg niet tegenkomen. Hoe belangrijk om te weten dat we niet te strijden hebben tegen vlees en bloed maar tegen de satan. ‘Doet aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen des duivels. Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht, EF. 6:11,12.’ We hebben deze wapenrusting nodig om te kunnen staan. We hoeven niet te strijden tegen onze echtgenoot, kinderen, collega’s, broeders of zusters, het is satan die alles in het werk stelt om onze relaties te vernietigen, ons wanhopig te maken, onze mond te sluiten en ons verkeerde gedachten van God te geven. God Zelf heeft ons de wapenen gegeven, laten wij, Zijn uitverkorenen, ze dan gebruiken tot eer van God.

‘Zo doet dan aan, als uitverkorenen Gods, heiligen en beminden, de innerlijke bewegingen der barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid, Kol. 3:12.’ Dit is wandelen zoals de Heere Jezus wandelde en handelde. Als we zo in de vreze des Heeren wandelen dan kan er van u en mij gezegd worden dat we uitverkorenen zijn. Uit ons leven zal dat namelijk blijken. En daarom kon Paulus tegen de Thessalonicenzen zeggen: ‘Wetende, geliefde broeders, uw verkiezing van God, 1 Thess. 1:4.’ We hoeven niet geforceerd te wandelen, niet in eigen krachten streven naar een heiligmaking maar stil en gerust leven aan de voeten van onze Heiland, dat zal maken dat we Hem gelijk worden. ‘Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht; Gij die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt; die eertijds niet ontfermd waart, maar nu ontfermd zijt geworden, 1 Petr.2:9,10.’ We zijn gekocht met het doel om de deugden van God Drieenig te verkondigen. Glorie aan God de Vader, Glorie aan God de Zoon, door de Geest die in ons woont. En zo wandelen we in de liefde van God, afgezonderd om geheel voor God te leven en uitziende naar het moment dat wij bij Hem zullen zijn en Hem gelijk zullen wezen. ‘Ziet hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden. Daarom kent ons de wereld niet, omdat zij Hem niet kent. Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods, en het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen. Maar wij weten dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen; want wij zullen Hem zien gelijk Hij is, 1 Joh. 3:1,2.’ Wat een heerlijk leven, wat een zalige toekomst en dat alles door God en God alleen om het eeuwig welbehagen. Wie zal ons scheiden van dit geluk? Geprezen zij de Naam van onze Heere. Amen.