Volg ons op YouTube

Ik zal Zijn lof zelfs in de nacht (Handelingen 16 deel 3)

‘En omtrent den middernacht baden Paulus en Silas, en zongen Gode lofzangen en de gevangenen hoorden naar hen, Hand. 16:25’

Paulus en Silas, door God geroepen naar Macedonië, mochten getuige zijn hoe door de prediking van het Woord, het hart van Lydia geopend werd. Na de doop en het samenzijn, zijn zij verder getrokken. Al dadelijke werden zij geconfronteerd met de boze die hen achtervolgde. Overal waar zij waren riep de vrouw met de waarzeggende geest hen achterna: “Deze mensen zijn dienstknechten Gods des Allerhoogsten, die ons de weg der zaligheid verkondigen.” In de Naam van de Heere Jezus gebiedt Paulus de boze om deze vrouw te verlaten. Als haar meesters ontdekken dat hun bron van inkomsten waardeloos is geworden, grijpen zij Paulus en Silas, die na vals beschuldigd en gegeseld te zijn in de gevangenis geworpen worden.

We hebben de vorige overdenking stilgestaan bij deze geschiedenis en gezien hoe de boze alles in het werk stelt om het getuigenis van de Heere Jezus Christus tegen te gaan. De Boodschap van zonde en genade, geloof en bekering, heiligheid en rechtvaardigheid, ja de eeuwige heerlijkheid voor allen die Jezus liefhebben en de Vader gehoorzamen, zal de vijandschap van de boze losmaken. Dit Evangelie mag niet gepredikt worden.

Paulus en Silas moesten naar Macedonië komen en nu zijn zij in de gevangenis beland. Het enige wat zij deden was de Naam van Jezus verheerlijken. Is dat nu de weg van een kind van God? Waarom? Deze vragen komen voort uit het menselijk hart dat vijandig is tegen de wegen die God met Zijn kinderen gaat. In heel de wereld horen wij de vraag: “Als God liefde is, waarom dan al dat lijden? Waarom hongersnoden, oorlogen, ziekte en sterfgevallen?” Het vreemde is dat juist zij die willen leven zonder God, deze vragen stellen. Wij zouden de vraag ook anders kunnen stellen: “Waarom hebben wij mensen God verlaten, waarom menen wij het wel zonder Hem te kunnen?” De mens wil van nature autonoom zijn, zelf heer en meester van het leven en beslissen wat goed en kwaad is. Als gevolg daarvan is er ellende in de wereld en dan roept die goddeloze mens God ter verantwoording. Wat een genade dat God de zon nog laat schijnen, dat het regent op Zijn tijd en dat wij als mensen het leven mogen genieten, de liefde mogen delen en Zijn roepstem mogen horen; “Bekeert u en gelooft het Evangelie.”

Daar zitten Paulus en Silas, opgesloten in de meest beveiligde gevangenis, met hun voeten in het blok. Er staat dat de stokbewaarder, ook wel cipier genoemd, hen in de binnenste kerker wierp en hun voeten verzekerde in den stok. Hij heeft zijn werk gedaan en is er van verzekerd dat zij veilig opgeborgen zijn. Wat een omstandigheden, hoe zou dit aflopen? Getuige van Jezus Christus en dan in de gevangenis belanden. Het zou voor Paulus niet de laatste keer zijn, toch hebben zij geleerd niet op de omstandigheden te zien maar op God, Die al de omstandigheden overziet en Zijn raad volvoert. Er is kracht, er is vreugde in iedere situatie. ‘..Want de blijdschap des HEEREN, die is uw sterkte, Neh. 8:11b.’ Daarvan schreef Paulus later aan de gemeente die hij hier in Filippi mocht stichten. ‘Verblijdt u in den Heere te allen tijd; wederom zeg ik: Verblijdt u, Filip. 4:4.’ Paulus had geleerd dat alle dingen in het leven van hen die God liefhebben, moeten medewerken ten goede (Rom. 8:28). Daarom konden zij zich in deze omstandigheden verblijden in de HEERE en hun loflied opheffen tot God in de hemel, Die tegelijk ook bij hen in de gevangenis was en hun harten vertroostte. ‘En omtrent den middernacht baden Paulus en Silas, en zongen Gode lofzangen en de gevangenen hoorden naar hen, Hand. 16:25.’ Wat een getuigenis.

Paulus en Silas verheugde zich in hun God en Zaligmaker, Die voor hen de dood was ingegaan. Zij vertrouwden, ook in dit uur, dat God met hen was. Lieve vrienden, wat onze omstandigheden ook zijn, als wij geborgen mogen zijn in de Heere Jezus Christus, dan is er rede om God te loven. De Bijbel leert ons om overvloedig te zijn in dankzegging. Daarin zullen wij de kracht ervaren in iedere situatie. God loven en danken voor alles wat Hij doet, ook al begrijpen wij er vaak niets van. Dat is wat ook David deed. De afgrond roept tot den afgrond, bij het gedruis Uwer watergoten; al Uw baren en Uw golven zijn over mij heengegaan. Maar de HEERE zal des daags Zijn goedertierenheid gebieden, en des nachts zal Zijn lied bij mij zijn; het gebed tot den God mijns levens, Ps. 42:8,9.’

Dan, terwijl de lofzangen opklimmen tot God in de hemel, antwoord Hij met een aardbeving. De deuren van de gevangenis en de boeien van de gevangenen gaan open. Niets of niemand is bestand tegen de almachtige kracht van deze God. De stokbewaarder wordt wakker en komt tot de ontdekking dat alle deuren openstaan. De schrik slaat om zijn hart, het flitst door hem heen; “alle gevangen zijn verdwenen, dit wordt mijn dood.” Het was zijn verantwoording dat de gevangenen niet zouden vluchten, de dikke deuren en de boeien bleken niet zo’n goede verzekering te zijn als hij gedacht had. Alles gleed hem als het ware tussen de vingers door. De wanhoop greep hem bij de keel, hij trok zijn zwaard, liever maakte hij zelf een einde aan zijn leven dan dat anderen dat zouden doen. Wat een toestand. Hoe vaak gebeurt het ook niet in ons leven? We menen alles goed op de rit te hebben, we hebben wat achter de hand en we zien met een glimlach de toekomst tegemoet. Dan ineens komt er een dikke streep door onze berekening en lijkt alles ons te ontvallen. Vrienden, als ons vertrouwen gericht is op iets buiten God, dan zullen wij vroeg of laat tot de ontdekking komen dat het alles niets anders dan een luchtkasteel bleek te zijn. Zo ook hier bij de stokbewaarder. Het leven was voor hem ineens niets meer waard. Het zwaard moest een einde maken aan zijn waardeloze leven maar o wonder van Gods genade. Hoor daar klinkt een stem: “Doe uzelven geen kwaad; want wij zijn allen hier.” Bevend valt deze eens zo stoere man neer aan de voeten van Paulus en Silas. Hij brengt hen buiten en roept het uit: “Wat moet ik doen, opdat ik zalig worde?” Paulus en Silas de oproerkraaiers, van wie de vrouw had geroepen; “Deze mensen zijn dienstknechten Gods des Allerhoogsten, die ons de weg der zaligheid verkondigen.” mochten nu de weg der zaligheid verkondigen aan de stokbewaarder. De boodschap had hem toen niets gezegd, hij zag de noodzaak van een zaligheid niet in, hij kon zelf zijn boontjes wel doppen. Hij had God niet nodig, dikke deuren, boeien en blokken, daar stelde hij zijn vertrouwen op. Maar nu, nu zag hij in dat alles buiten God geen waarde had. Hij zag, dat ook hij de zaligheid nodig had omdat hij gezondigd had tegen die almachtige God Die dikke gevangenisdeuren opende en er voor zorgde dat niemand was gevlucht. Ja deze almachtige God opende de deuren van het hart van deze man. Nu, nu kwam er plaats voor Gods liefde, nu klonk daar de boodschap van redding en genade. “Geloof in den Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden, gij en uw huis.”

Overvloeiende genade voor allen die geloven. Zo werd die nacht het Evangelie verkondigd aan de stokbewaarder en allen die in zijn huis waren. God gaf geopende deuren opdat Zijn naam verheerlijkt zou worden. De stokbewaarder wast de striemen van Paulus en Silas. Normaal deden dit de slaven maar hier was een cipier een slaaf van Christus geworden om Zijn liefde te delen. Die nacht werd een onvergetelijke nacht, nadat hij de striemen en het bloed van zijn broeders heeft gewassen, gaat hij onder in het water van de doop. Daar mocht hij getuigen van Gods wondere genade verheerlijkt in zijn leven. Hij mocht geloven en vertrouwen dat het bloed van Jezus Hem gereinigd had van alle zonden. Nu mocht hij als het ware met Christus en zijn oude leven, begraven worden in het water van de doop, om met Christus op te staan in een nieuw Godzalig leven.

Die nacht gaat ook de deur van zijn huis open, zijn huis is een plaats van gebed en samenkomst geworden. Daar eten zij samen in de vreugde dat hij met zijn huis aan God gelovig geworden was. Wat een zegen, niet alleen de stokbewaarder maar ook de anderen die het Evangelie hoorden, het in het geloof aannamen en zich lieten dopen mochten weten, “Mijn Verlosser leeft.”

Dwars door de grootste onmogelijkheden heen zien we hoe Gods genade wordt verheerlijkt. Juist door deze weg leren wij meer en meer te vertrouwen op Hem, Die het gezegd heeft: ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb, Matth. 28:18,19.’ God gaat door, ook vandaag mag nog de Boodschap van redding en genade verkondigd worden. Vandaag klinkt nog de oproep, zondaren, bekeert u bekeert u want waarom zou u sterven en verloren gaan, belijdt uw zonden en gelooft het Evangelie. Nog mogen wij met Paulus zeggen dat wij u bidden van Christus’ wege: Laat u met God verzoenen. Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem (2 Kor. 5:20b,21). Op deze boodschap worden harten geopend opdat God alle lof, eer en aanbidding zou ontvangen.

Vrienden, als wij in deze Zaligmaker het leven hebben mogen zien en vinden, dan zijn wij de gelukkigste van alle mensen. Dan mogen wij zeggen, wij hebben alles en zo God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Dan hoeven wij niet bang te zijn als alles tegen lijkt te zitten. Hij regeert en Hij weet wat nodig is om ons daar te brengen waar wij zijn moeten. Wij bidden: “Maak ons een beeld van U.” En dat doet Hij, juist vaak door de onmogelijkste wegen heen. Hij neemt ons soms iets af om iets beters te geven, Hij geeft ons beproevingen zodat wij geloof en geduld leren beoefenen. We zagen Paulus en Silas als het ware als schapen ter slachting geleid worden, zij deden hun mond niet open terwijl zij geslagen werden. Paulus en Silas bezaten het Romeinse burgerrecht en de wet verbood om een Romeins burger te geselen. Zij die dat toch deden zouden zelf gestraft worden. Paulus en Silas hebben zich hierop niet beroepen. Maar als in de morgen de boodschap klinkt dat Paulus en Silas uit de gevangenis vrijgelaten mogen worden, dan gaan zij niet zomaar weg. Iedereen heeft gehoord hoe Paulus en Silas vals beschuldigd zijn, hoe zij geslagen werden en in de gevangenis werden geworpen. Als zij dan nu zomaar zouden vertrekken dan zou dit de voortgang van het Evangelie kunnen belemmeren. Welke geruchten zouden er niet verspreidt kunnen worden? Nee, nu moest het recht zegevieren en de leugen rechtgezet worden. Onveroordeeld waren zij in de gevangenis geworpen en ook dat was bij de wet verboden. Als de hoofdmannen horen dat Paulus en Silas Romeinen zijn, worden zij bang. Zij gaan tot Paulus en Silas en spreken met hen, zij zullen om vergeving gevraagd hebben en gesmeekt of zij er niet over wilde praten. Zo worden Paulus en Silas door de hoofdmannen als het ware in eer hersteld en uitgeleid. Zo God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn?

‘En uitgegaan zijnde uit de gevangenis, gingen zij in tot Lydia; en de broeders gezien hebbende, vertroostten zij dezelve, en gingen uit de stad, Hand. 16:40.’ Wie zal het geluk van een kind van God kunnen beschrijven? Na een nacht van wonderen en grote vreugde mogen zij Lydia en de broeders vertroostten, bemoedigen en versterken in het geloof. Ongetwijfeld hebben Lydia en de broeders gebeden voor hun broeders in de verdrukking. Nu mochten zij verblijd en verwonderd afscheid van elkaar nemen in de wetenschap dat er een moment komt om nooit weer te hoeven scheiden. Jezus komt! Hoe heerlijk zal dat zijn voor allen die Hem vrezen, geen zonde, angsten en pijn, geen verdriet en verdeeldheid, geen gesloten deuren maar een eeuwig Halleluja geprezen zij het Lam. Daar verenigd met God de Vader voor eeuwig in Zijn vrede. Is dat ook uw uitzicht? Amen.

Psalm 42 vers 1,3 en 5

’t Hijgend hert, der jacht ontkomen,

Schreeuwt niet sterker naar ’t genot

Van de frisse waterstromen,

Dan mijn ziel verlangt naar God.

Ja, mijn ziel dorst naar den HEER;

God des levens, ach, wanneer

Zal ik naad’ren voor Uw ogen,

In Uw huis Uw naam verhogen?

O mijn ziel, wat buigt g’ u neder?

Waartoe zijt g’ in mij ontrust?

Voed het oud vertrouwen weder;

Zoek in ’s Hoogsten lof uw lust;

Want Gods goedheid zal uw druk

Eens verwiss’len in geluk.

Hoop op God, sla ’t oog naar boven;

Want ik zal Zijn naam nog loven.


Maar de HEER zal uitkomst geven,

Hij, die ’s daags Zijn gunst gebiedt;

‘k Zal in dit vertrouwen leven,

En dat melden in mijn lied;

‘k Zal Zijn lof zelfs in den nacht

Zingen, daar ik Hem verwacht;

En mijn hart, wat mij moog’ treffen,

Tot den God mijns levens heffen.


Wilco Vos Veenendaal 28-04-2015