Kinderkens, het is de laatste ure.
Deze woorden, genomen uit de eerste brief van de apostel Johannes wijzen ons op de tijd waarin wij leven. Het zijn woorden waaraan we niet zomaar voorbij kunnen gaan en moeten zien in het verband waarin het geschreven is.
Elk vers in de Bijbel is een waardevolle boodschap, woorden, niet van mensen maar van God. In het tweede hoofdstuk van deze brief lezen we. ‘Mijne kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt; en indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, den Rechtvaardige; En Hij is een Verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden der gehele wereld, 1 Joh. 2:1,2.’ Het doel van deze brief is om ons te bewaren voor de zonden. De zonden die de oorzaak zijn van alle ellende in de wereld. Maar ook die zonden die altijd weer duisternis brengen in het leven van een kind van God. Wat een knak kan het geestelijke leven ondervinden door de zonden die maar niet overwonnen worden. Wat een vreugde als het licht van Gods Geest ons de waarheid van de rijkdom in Christus doet verstaan. Als we mogen zien wat we in Hem ontvangen hebben. O, wat een vreugde om te mogen geloven dat wij 2000 jaar geleden op Golgotha werden gekruisigd. Daar hing Christus, de gezalfde, Hij de Zoon van God tot een vloek geworden om onze zonden. Daar hing Hij de Zoon des Mensen, de Zoon van God en wij met Hem. Dit wondervolle feit, niet te begrijpen maar alleen te bewonderen vinden wij geschreven in Gods Heilig Woord. ‘Dit wetende, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde tenietgedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen, Rom. 6:6.’ Onze oude mens is met Hem gekruisigd. ‘Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, Die mij liefgehad heeft en Zichzelven voor mij overgegeven heeft, Gal. 2:20.’ En dat om niet meer voor onszelf maar geheel voor God te leven. Christus leeft in mij. Wat een wonder van genade. Dit alles, lieve vrienden is een feit. Daar kunnen wij niets aan af of toe doen. Het is op Golgotha geschied. Is dit feit voor ons al een wonder geworden? Hebben wij deze genadegift van God al dankbaar in ontvangst mogen nemen? We zullen niet verloren gaan omdat er geen Verlosser is, o nee, onze verdoemenis zal zijn omdat we niet geloofd hebben in de Zoon van God. We lazen net dat Hij, dat is de Heere Jezus, een Verzoening voor onze zonden is, en niet alleen voor de onze maar ook voor de zonde der gehele wereld. Wie u ook bent, u kunt u niet meer verschuilen achter uw onwetendheid, u kunt u niet verschuilen achter uw onmacht. U, u persoonlijk wordt geroepen om uw zonden te belijden en te geloven in de kracht van het bloed van het Lam. Hij is een verzoening ook voor u. O wat een verschrikkelijke zaak om dit geschenk te verachten, uw schouders op te halen en door te leven alsof er geen God in de hemel is.
Gelukkige vrienden, u die mag getuigen van de hoop die in u is. U die kunt vertellen dat uw verwachting alleen nog maar van God is. Wat een troost in deze woorden van God. ‘Ik schrijf u, kinderkens, want uw zonden zijn u vergeven om Zijns Naams wil, 1 Joh. 2:12’ Het is Jezus die onze plaats innam. Het is Jezus die onze vloek heeft weggedragen en ons heeft verzoend met Zijn en onze Vader. O wat een vreugde om een kind van God te zijn. ‘Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen maar naar den Geest, Rom. 8:1.’ Niet om onze werken. Niet om onze keuzes maar door het geloof in het volbrachte werk van onze Heiland. ‘Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus, Rom. 5:1.’ Is het geloof dan de oorzaak van ons behoud? Nee, het geloof is het instrument waardoor wij het ons aangeboden geschenk ontvangen. Zoals de hand die de gift aanneemt. Of de hand van de drenkeling die het hem toegeworpen touw vastgrijpt. Niet in ons maar het is alles uit Hem, door Hem en tot Hem. ‘Opdat het zij , gelijk geschreven is: Die roemt, roeme in den Heere, 1 Kor. 1:31.’
Johannes gaat verder door ons te waarschuwen voor de gevaren die er om ons heen zijn. ‘Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is; zo iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is, namelijk de begeerlijkheid des vleses en de begeerlijkheid der ogen en de grootsheid des levens, is niet uit den Vader, maar is uit de wereld. En de wereld gaat voorbij en haar begeerlijkheid; maar die den wil van God doet, blijft in der eeuwigheid,1 Joh. 2:15-17.’
Uit deze woorden blijkt duidelijk dat we niet, en de wereld en God kunnen liefhebben. Het is of God of de wereld. Voor iemand die de wereld liefheeft is dit moeilijk te begrijpen, veel mensen denken dat het wel kan, zij spreken over dezelfde God, zingen van diezelfde Jezus en leven hier hun leven. Een kind van God is gestorven aan de wereld en leeft als het ware in de hemel. Daar is zijn of haar hart, daar is het middelpunt van zijn of haar verlangen, Jezus is immers daar! Deze aarde is het domein van de slang. Satan is heer en meester en gaat rond zoekende wie hij verslinden kan. Hoe zouden wij als kinderen van God ons hier dan kunnen thuis voelen? Nee, wij zien uit en verlangen naar die dag dat Jezus komt.
‘Kinderkens, het is de laatste ure, 1 Joh. 2:18a.’ In deze woorden licht een diepe betekenis. Kinderkens, niet getreurd, het kan niet lang meer duren voordat Jezus komt. In deze laatste uren horen wij Zijn voetstappen, Hij komt Hij komt. Tegelijk wijzen deze woorden ons er op dat we opmerkzaam moeten wezen, want in de laatste ure openbaart de antichrist zich. Satan die weet dat hij nog een kleine tijd heeft, heeft duizenden pijlen op zijn boog om te verwonden en te doden wat hij raken kan. Hij laat mensen drinken van het gif van deze wereld, zodat zij bedwelmt hun weg gaan terwijl zij niet in de gaten hebben dat ook zij straks voor Gods Rechterstoel zullen staan. Anderen geeft hij zoveel voorspoed en geluk dat het hier en nu hen geheel in beslag neemt, zij denken geen moment aan sterven. Weer anderen gaan naar de kerk en weten dat als zij zo sterven als zij geboren zijn, dat zij om eigen schuld verloren zullen gaan. Satan heeft hun ogen en oren verblind voor de heerlijke boodschap van genade. Het kruis op Golgotha is er wel maar niet voor hun. Het Evangelie is bedekt geworden door de leerstellingen van mensen. Het Evangelie opent de deur, zie het kruis daar schitteren maar ach er staat een groot hek omheen. O wat een verschrikkelijke listen. Weer anderen huppelen, dansen en springen ze maken zich nergens zorgen om want Jezus is gestorven en nu zijn zij vrij om te doen wat zij willen. Zo zien we satan van verschillende kanten. Wat een troost om te weten dat zijn kop vermorzeld is. Wat een troost om te schuilen in Jezus wonden. Als Zijn liefde ons hart vervult dan willen we met de boze werken van satan geen gemeenschap hebben. ‘Weg wereld, weg schatten, Gij kunt niet bevatten, Hoe rijk of ik ben. ‘k Heb alles verloren, Maar Jezus verkoren, Wiens eigen ik ben.’ Zijn liefde geeft ons de kracht om geheel voor Hem te leven. Er is geen wet die ons verteld hoe dat moet, net zomin er een wet is die ons verteld hoe een man van een vrouw moet houden. Het is Zijn liefde die ons Hem doet liefhebben. En door die liefde gedreven is het ons hartelijke verlangen om te doen dat wat tot eer van Zijn Naam is.
De antichrist zien we om ons heen, in de verschillende godsdiensten, nog even en de antichrist zal zich openbaren en zich zetten in de tempel. ‘Die zich tegenstelt en verheft boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt, alzo dat hij in den tempel Gods als een God zal zitten, zichzelven vertonende dat hij God is, 2 Thess. 2:2.’ Wie het nieuws in de gaten houd weet dat het alles niet ver weg meer is. Het is werkelijk nog een kleine tijd.
Terwijl ik dit schrijf weet ik dat niet iedereen dit zal willen aannemen. Van alle eeuwen is er niets nieuws onder de zon. Spotters zijn er altijd geweest. ‘Dit eerst wetende, dat in het laatste der dagen spotters komen zullen, die naar hun eigen begeerlijkheden zullen wandelen, En zeggen: Waar is de belofte Zijner toekomst? Want van dien dag dat de vaders ontslapen zijn, blijven alle dingen alzo gelijk van het begin der schepping, 12Petr. 3:3,4.’ Deze woorden zijn nu zo’n 2000 jaar geleden geschreven en nog steeds is het einde er niet. Lieve vrienden wat een genadige goedheid van God. Hij heeft zoveel geduld met ons, het is Zijn wil dat wij niet verloren gaan maar behouden zullen worden. Het Evangelie moest nog op zoveel plaatsen in de wereld gebracht worden. We weten dat één dag bij Hem is als duizend jaren en duizend jaren als één dag. ‘De Heere vertraagt de belofte niet (gelijk enigen dat traagheid achten), maar is lankmoedig over ons, niet willende dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen. Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht, in welken de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken die daarin zijn, zullen verbranden, 2 Petr. 3:9,10.’ Zijn molens malen door. Als wij opmerkzaam zijn en verlangend uitzien naar het moment dat Hij komt dan ontgaan ons de tekenen van de tijd niet.
Maar zult u zeggen, als dan toch alles straks vergaat, dan kunnen we wel stoppen met werken, met studeren en met het onderhouden van onze eigendommen. Dit zijn woorden die voortkomen uit een zondige geest. God is onze Schepper en onderhouder, Hij heeft ons op deze aarde gezet met het doel om Hem te eren. Hij heeft ons talenten gegeven en die mogen wij geheel tot eer van Zijn Grote Naam gebruiken. Als Hij ons een gezin heeft toevertrouwd dan ligt daar in de eerste plaats onze verantwoording. Als Hij ons een goed verstand heeft gegeven dan moeten wij dit ook gebruiken. Als Hij ons een zaak heeft toevertrouwd dan zullen wij daar verstandig mee om moeten gaan. En alles wat wij bezitten moeten wij bezitten als niet bezittende (1 Kor. 7:30). ‘Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen, Matth. 6:19.’ Met andere woorden, laat ons hart gericht zijn op Christus en Zijn toekomst. De schatten die we op deze aarde bezitten zijn slechts roest in het licht van de zaligheid. Tegelijk mogen we dankbaar zijn voor dat wat God ons hier op aarde geeft. Wij hebben de verantwoording om goed te zorgen voor alles wat ons is toevertrouwd. In het licht van deze woorden. ‘Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden, Matth. 6:33.’
‘Kinderkens, het is de laatse ure,’ Het is genade om zo, in deze wetenschap te mogen leven. Ik weet dat mijn leven gericht was op het hier en nu, alles hield ik krampachtig vast totdat God mij liet zien dat ook ik sterven moest. Ik was pas 20 jaar toen ik leefde met de boodschap dat ik snel sterven moest. Wat een opschudding bracht dat in mijn leven. Wat ben ik de Heere dankbaar voor die tijd. Vanaf die dag mag ik leven bij de dag. We hebben hier geen blijvende stad. Onlangs sprak ik een broeder die al wat ouder is. Hij vertelde mij hoe hij leefde in het uitzicht naar de komst van onze Heere Jezus. De keuzes die hij nu maakt zijn zo anders als vroeger. Als je hem een boek aanbied dan stelt hij zichzelf de vraag is het wel nuttig om dit boek nog te lezen. Vroeger zou hij dit wel gedaan hebben, hij had immers nog een heel leven voor zich. Nu, als we nu iedere dag leven in het verlangend uitzien naar Jezus komst, dan is iedere dag onze eerste en laatste dag, Jezus is het middelpunt van ons verlangen, Hij is het waar ons hart naar uitgaat en bij alles wat we doen, weten we dat Hij zo komen kan. Wat een blijde toekomst, wat een uitzicht. Jezus komt. Is dat ook uw verlangen? Amen.