Volg ons op YouTube

Laat de kinderkens tot Mij komen. Mattheus 19:13-15

We zien de Heere Jezus omringd door Zijn discipelen. Onafscheidelijk waren zij aan Hem verbonden. Wat een wonderen hadden ze al zien gebeuren. Zieken werden genezen, doden opgewekt en de zonden vergeven. Daar waar Jezus kwam, werden mensen gelukkig. De discipelen hadden al veel geleerd van hun Meester. Zelf hadden zij de heerlijke opdracht gekregen om te prediken dat het Koninkrijk der hemelen nabij gekomen was. Zij hadden de gave ontvangen om kranken te genezen, melaatsen te reinigen, doden op te wekken en de duivelen uit te werpen. Maar ten diepste begrepen ze nog zo weinig van het werkelijk werk van hun Meester. Hij was gekomen om mensen te redden van het verderf en hen het eeuwige leven te geven.

En dan zie we een groepje volwassenen met kinderen naderen tot de Heere Jezus. In onze gedachten zien we de discipelen op hen aflopen en hen vragen wat de bedoeling is. Als zij horen dat deze mensen, kinderen tot Jezus willen brengen om van Hem gezegend te worden, dan wordt dit door de discipelen bestraft. Waarschijnlijk waren ze ontstemd over al dat rumoer, waarom moest nu de rust verstoord worden, wat moest hun Meester nu beginnen met zulke kleine kinderen? Maar als Jezus dat ziet, dan neemt Hij het Zijn discipelen zeer kwalijk. Hij roept de kinderen bij Zich en zegt: ‘Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert hen niet; want derzulken is het Koninkrijk Gods.‘ Jezus had zulke andere gedachten dan Zijn discipelen. Hij zegt tot hen: ‘Zo wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt gelijk een kinderken, die zal in hetzelve geenszins ingaan.’ Dan zien we hoe Jezus de kinderen in Zijn armen neemt en vervolgens Zijn handen op hun hoofden legt en hen zegent.

We willen in een aantal gedachten deze heerlijke geschiedenis overdenken die we vinden in Matthéüs 19:13-15, Markus 10:13-16 en in Lukas 18:15-17.

– Kinderen gebracht tot Jezus.

– Geweerd door de discipelen.

– Jezus bestraft zijn discipelen.

– Jezus neemt de kinderen tot een voorbeeld.

– Jezus zegent de kinderen.

Kinderen gebracht tot Jezus.

Jezus, de Redder der wereld wandelde onder ons. Hij heeft Zichzelf ons in alles gelijk gemaakt, maar zonder zonden. Hij is het Licht der wereld. Een ieder die bij Hem de toevlucht neemt, ondervind Zijn Liefde. In de dagen van Zijn omwandelingen geloofden er velen in Hem en als het geloof ons hart vervuld dan weten we in wie we geloven en hoe gelukkig Hij ons maakt. Nu, zouden zij, die Jezus als hun Redder hebben leren kennen, niet alles in het werk stellen om ook anderen tot Hem te brengen? Niets dan liefde, enkel liefde is het dat God naar ons zondige mensen heeft willen omzien. Wij kozen eigen wegen maar God koos voor ons. Hij, God de Vader zond Zijn eniggeboren Zoon om ons te redden. Zijn liefde vervuld het hart van allen die geloven in de redding door het bloed van Jezus Christus Gods Zoon. Die liefde zorgt ervoor dat zij willen leven tot eer van God hun Vader, Redder en Trooster. Die liefde in ons hart, gewerkt door Gods geest, maakt dat wij anderen lief krijgen en hen willen brengen bij Hem die alleen ons redden kan. Wij zondaren, vonden redding in Jezus bloed en zouden wij dan durven twijfelen aan het behoud wat anderen zullen vinden als zij bij Jezus komen?

En zo zien we dat deze mensen, met de kinderen tot Jezus kwamen. Tot wie zouden zij anders heen moeten gaan (Joh. 6:68)? Jezus, Hij was het die hulp bood aan allen die tot Hem kwamen. Deze kinderen konden zelf de noodzaak van de genade nog niet zo weten of voelen. En daarom kwamen anderen met hen die wel wisten hoe noodzakelijk de genade voor deze kinderen was, tot Jezus in de hoop dat Hij hen zou zegenen. Wie kan meer de noodzaak van redding inzien dan zij die gered zijn? Wie anders kunnen weten hoe gelukkig je wordt van het leven met Jezus dan zij die zelf gered zijn? Laten wij als wij mogen weten gered te zijn dan alles in het werk stellen om ook anderen te brengen tot Jezus.

Geweerd door de discipelen.

In alle drie de Evangeliën lezen we dat de Discipelen de mensen bestraften, omdat zij de kinderen tot Jezus brachten. Wie had dat nu kunnen denken? De discipelen die hun Meester zo goed kenden en wisten hoe goed en vol van liefde Hij was. Als er iemand was die Jezus goed kende dan waren het wel de discipelen en toch hielden zij de kinderen tegen om tot Jezus te komen. Hoe dwaas handelden zij hier. Wat het precisie motief van hun handelen is geweest staat niet vermeld. Misschien hadden zij even geen zin in onrust en wilden zij niet dat hun Meester gestoord werd. Misschien waren zij van mening dat Jezus Zich niet moest ophouden met kleine kinderen, zij snapten toch niets van Jezus onderwijs. Tegelijk houden de discipelen ons een spiegel voor, hoe velen leven er vandaag niet die anderen weerhouden om tot Jezus te komen. Of het nu gaat om kinderen of volwassenen, vele vonden worden gezocht om mensen te waarschuwen niet zomaar tot Jezus te komen. De één waarschuwt met een verkeerde voorstelling van de uitverkiezing en sust zodoende de mensen in slaap. De ander tekent God als een vertoornd God, terwijl wij God inderdaad kennen als een vertoornd God over onze zonden maar tegelijk kennen wij Hem vanuit Zijn Heilig Woord, als een God van trouw, vol Liefde, genade en barmhartigheid, een God die heilig is en rechtvaardig handelt. David zegt in Psalm 86:5 ‘ Want Gij, HEERE, zijt goed en gaarne vergevende, en van grote goedertierenheid allen die U aanroepen.‘ In Ezechiël 33:11 lezen we: ‘ Zeg tot hen: Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik lust heb in den dood des goddelozen! Maar daarin heb Ik lust , dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israëls?’ In 1 Timóthëus 2:4 staat van God beschreven: ‘Welke wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen.’God wil niet dat wij verloren gaan maar dat wij ons bekeren en leven. Natuurlijk kunnen wij uit deze tekst niet opmaken dat alle mensen zalig worden, hier staat dat allerlei mensen zalig worden, een ieder die tot Hem komt en bij Hem het leven zoekt zal dit vinden. ‘Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden. Matth. 7:7.’ Dit zijn de woorden Gods en wij mensen mogen daar niets aan veranderen. Wij mogen geen kleine kinderen of grote mensen tegen houden om tot Jezus te gaan.

Jezus bestraft zijn discipelen.

Jezus nam het Zijn discipelen zeer kwalijk. Al was Hij vermoeid en had Hij behoefte aan rust, deze kinderen konden toch niet bij Hem vandaan gehouden worden? We zien hier dat de discipelen zichzelf en ongetwijfeld hun meester op het oog hadden, zich vergiste. Als zij het beste voor hun Meester zochten, hoe konden zij dan deze kinderen tegenhouden? Het was toch Jezus werk om goed te doen? Hijzelf had nog nooit iemand weggezonden. Wat een zonde begaan wij als wij iemand tegenhouden om tot Jezus te komen. Dit voorbeeld is ons gegeven ter waarschuwing. Jezus nam het Zijn discipelen zeer kwalijk en vandaag neemt Hij het ons kwalijk als wij diezelfde zonde begaan. Wat een voorzichtigheid hebben wij nodig in het omgaan met de mensen om ons heen. Als de Vader trekt mogen wij dan allerlei blokkades opwerpen? Als een mens gaat verlangen naar het leven met God moeten wij dit dan uitblussen? Wij weten dat de Vader Zelf zorg draagt voor hen die tot Jezus komen en dat zij komen en we weten dat niemand die komt verloren zal gaan (Joh. 6:37). En daarom moeten wij de mensen bij Jezus brengen. De Vader in de hemel bestuurt alle dingen Hijzelf draagt zorg voor hen die bij Hem de toevlucht nemen. Wij mogen niet redeneren dat de Vader ons dus moet trekken en dat wij dan wel bekeerd zullen worden. Nee, de Vader roept ons toe dat wij ons moeten bekeren zodat wij zullen leven. Niemand van ons zal straks kunnen schuilen achter een redenering of een smoes als wij voor Gods rechterstoel moeten verschijnen. Daar zullen wij of een liefdevolle Jezus ontmoeten die wij hier in dit leven als onze Zaligmaker hebben leren kennen of een vertoornd Rechter die wij om welke reden dan ook niet hebben verkozen tot onze Redder. Wat zal er door de mensen heen gegaan zijn die hun kinderen brachten tot Jezus. Zij zochten het goede voor hun kinderen en dan staan daar ineens de discipelen van Jezus die hun de weg versperren. Scheve blikken en bestraffende woorden moesten zij trotseren maar Jezus neemt het voor hen op. Niet zij maar Zijn eigen discipelen krijgen te horen dat zij er nog niet veel van begrijpen.

Jezus neemt de kinderen tot een voorbeeld.

Wat zijn de discipelen en wij met hen toch hardleers. Het is nog maar net geleden dat de discipelen onder elkaar in woordenstrijd waren geweest over wie van hen toch wel de belangrijkste zou zijn in het Koninkrijk der hemelen. Jezus neemt dan een kind in Zijn armen en zegt tegen Zijn discipelen dat als zij niet worden als een kind, zij niet in het Koninkrijk der hemelen zullen ingaan. (Matth. 18:1-5, Mark. 9:33-37). Jezus bestraft hun hoogmoed en hun uitzijn op eer. Ze moeten worden al een kind, eenvoudig, oprecht en bescheiden. Wat een beschamende les voor een stelletje kibbelende knechten van de Heere.

En dan zien we nu hoe zij de kinderen tegenhouden om tot Jezus te komen. En wat doet de Heere Jezus? Hij neemt het voor ze op en stelt ze tot een voorbeeld. ‘Jezus riep dezelve kinderkens tot Zich, en zeide: Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert hen niet; want derzulken is het Koninkrijk Gods. Voorwaar zeg Ik u: Zo wie het Koninkrijk Gods niet zal ontvangen als een kindeken, die zal geenszins in hetzelve komen. Luk. 18:16,17.’ Het Koninkrijk Gods is niet alleen voor volwassenen of alleen voor verstandige mensen. God maakt geen onderscheid tussen Jood, of heiden, turk of Koreaan. Arm of rijk ze zijn welkom bij Jezus. Hij zegt zelfs dat derzulken het Koninkrijk Gods is. Niemand zal het koninkrijk Gods ontvangen die niet geworden is als een kind. Daarmee bedoelt Jezus, dat zoals een kind vertrouwt zo moeten ook wij vertrouwen. Zoals een bekend voorbeeld ons leert. Een kind staat bovenaan de trap en vader roept spring maar, ik vang je op. Het kind springt want vaders armen zijn sterk en als vader iets zegt, dan kan het. Als dit kind nu zo’n 12 jaar oud is dan zal het beginnen te sputteren, het gaat redeneren, vader zal mij niet kunnen houden, zijn armen zijn niet sterk genoeg, misschien maakt hij een grapje, enzovoort. Nu zo is het ook in het gelovig komen tot Jezus, als wij niet geloven dat we welkom zijn, dan zullen we ons nooit overgeven in Zijn handen. En daarom, lieve vrienden, een ieder van ons is welkom zoals we zijn. Spring, en ga niet redeneren. Stel je voor. Je zit in een brandende bovenverdieping, beneden staat de brandweer met een vangscherm, hij roept, ‘spring, wij vangen je op’ nu kun je twee dingen doen, dat is eenvoudigweg springen opdat je gered wordt of aarzelen, redeneren dat het te diep is, dat het vangnet te zwak is of wat dan ook maar het feit is er, je zult verbranden.

Als iemand u een geldstuk aanbiedt, dan heeft u de keus om het aan te nemen of om het te weigeren. Als u de blijde boodschap hoort verkondigen dan kunt u twee dingen doen, het Koninkrijk der hemelen ontvangen als een kind of het niet ontvangen om welke reden dan ook. Nu hoor ik iemand tegenwerpen, dat gaat zo maar niet. Nee dat klopt, u wilt geen kind zijn. Een kind is gehoorzaam en gelooft dat wat Vader zegt de waarheid is. En u als u niet gelooft dan wilt u meer zijn dan een kind en u maakt uw hemelse Vader tot een Leugenaar. Hij roept u toe. Komt dan, en laat ons tezamen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol. Indien gijlieden willig zijt en hoort, zo zult gij het goede dezes lands eten. Maar indien gij weigert en wederspannig zijt, zo zult gij van het zwaard gegeten worden; want de mond des HEEREN heeft het gesproken. Jes. 1:18-20′

Laat de woorden willig en wederspannig eens tot ons doordringen. God spreekt geen onduidelijke taal. Zijn Woord is ons gegeven tot ons eeuwig behoud, God heeft onze redding op het oog.

Worden als een kind, een kind is kwetsbaar, heeft geen spierballen, geen grote woordenschat en spreekt de waarheid zonder schaamte. En als u en ik dan eens naar onszelf kijken, waar is dan dat kind zijn gebleven. Maar Jezus zegt dat wij moeten worden als een kind, Ik geloof en weet dat ik in eigen kracht nooit een kind kan worden, maar wat ik niet kan dat doet God. O God, maak ons allen als een kind. Vrienden, stop met reden eren laten we God eren door alles uit handen te geven en aan Jezus voeten ons neer te leggen. Toch lezen we in 1 Kor. 14:20. ‘Broeders, wordt geen kinderen in het verstand, maar zijt kinderen in de boosheid, en wordt in het verstand volwassen.’ Hier worden we opgeroepen om een kind te zijn in de boosheid, dat betekend niet de boze werken van de volwassenen te volgen maar onschuldig als een kind te zijn. Anderzijds worden we opgeroepen om verstandig te zijn in geestelijke zaken (Hebr. 5:12, 6:1). Wij hebben Gods Woord en deze dierbare schat mogen we koesteren en dagelijks onderzoeken. Graven als een goudgraver, opzoek naar de kostbare schatten die verborgen liggen.

Jezus zegent de kinderen.

We zien de discipelen beschaamt aan de kant gaan en de kinderen naderen tot Jezus. Hij neemt ze in Zijn armen. O, welk een Vriend is onze Jezus. Hij is God en mens, Zijn hart is zo vol liefde, geen mens heeft zo’n teder hart als deze Jezus. Hij is onze Zaligmaker, Hij eet met hoeren en tollenaren, Hij laat de kinderen tot Zich komen en sluit ze in Zijn armen. Is er een veiliger plekje denkbaar? O vrienden kom en laten we naar Jezus gaan, Zijn armen zijn nog dezelfde. Hij zal u in Zijn armen sluiten, u zult Zijn liefde ervaren. Hij is de getrouwe, wat Hij zegt, doet Hij.

In onze gedachten gaan we terug in de geschiedenis en zien we de oude vader Jacob. Voor Hem staat zijn zoon Jozef met zijn zonen. Jacob legt zijn oude handen op het hoofd van Manasse en Efraïm en zegent hen. Met deze zegening neemt Jacob hen aan tot zijn eigen zonen (Gen. 48:5,6,16).

En zo zien we hier de Heere Jezus met om Hem heen de kinderen. Hij legt Zijn handen op hun hoofd en zegent hen. Hij de Zoon des mensen, Gods Zoon, de Middelaar en Zaligmaker legt de handen op de hoofden van deze kinderen en zegent hen. Is er een grotere zegen denkbaar? Deze kinderen hoe klein ze ook waren ze zijn gezegend door de Allerhoogste. Hij, Jezus zegende hen zodat de Vader in de hemel hen aan kon nemen als Zijn kinderen. ‘Een krachtig gebed des rechtvaardigen vermag veel’ Zo lezen we in jakobus 5:16. Wie is er rechtvaardiger dan onze Jezus? Als Hij ons zegent dan hebben we niets te vrezen. Wat een blijdschap zal er door de ouders heen gegaan zijn toen ze zagen dat Jezus hun kinderen ontving. Dat Hij ze in Zijn armen sloot, Zijn handen op hen legde en hen zegende.

Deze Jezus leeft! ‘Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in der eeuwigheid Hebr. 13:8.’ Tot wie zouden wij dan heengaan met onze kinderen? Jezus roept ons toe. ‘Laat de kinderen tot Mij komen’ Deze woorden zijn vandaag niet veranderd. Nog zijn we welkom in Zijn armen. Bij Hem vinden we rust voor ons en onze kinderen.

Het is duidelijk dat we niet naar een plaats kunnen gaan waar we onze kinderen bij Jezus kunnen brengen. Jezus is hier niet, Hij is opgestaan, Hij is opgevaren naar de Hemel. Maar toch, Hij is hier wel. Hij hoort ons roepen, Hij ziet ons, Hij kent ons, Hij is heel dicht bij ons. Als Zijn liefde ons hart vervult dan bemerken wij hem overal. Maar hoe komen wij nu praktisch met onze kinderen tot Jezus?

Persoonlijk ben ik er van overtuigd dat zij die zelf niet gered zijn, ten diepste niet beseffen hoe noodzakelijk het is dat hun kinderen gered zullen worden. Zij kennen zelf ook niets van de zalige gemeenschap met God, het wandelen aan Zijn hand en het rusten in Zijn volbrachte Middelaarswerk.

Maar vandaag hebben wij gehoord dat Jezus ons nodigt, Hij zal ons ontvangen en ons zegenen. Zijn liefde zal ons hart vervullen, al het oude mogen we dan achterlaten en in een nieuw leven wandelen. Zodra het leven in de moederschoot zich ontwikkeld kunnen wij onze kleine, al bij Jezus brengen. God zelf heeft er voor gezorgd dat de vrucht in de buik mocht groeien, zonder Zijn Vaderlijke wil gebeurt er niets. Wij hebben dat leven wat voor ons nog onbekend is uit Zijn hand ontvangen en mogen dat ook weer in Zijn Vaderlijke zorg toevertrouwen. Wij weten dat er voor dat kleine ongeboren vruchtje een Verzoener is, die wil dat wij tot Hem komen en het door Hem laten zegenen. Wat kunnen we veel bezig zijn met de voorbereidingen, zoals een babykamertje, alle benodigdheden, een naam en kaartjes, dit mag, dit is mooi om zo uit te zien naar dat wat komen gaat maar weet dat onze kleine kinderen gered moeten worden. Weet dat Jezus onze kinderen aanneemt als zij tot Hem komen. Kunnen zij zelf nog niet komen, laten wij hen dan brengen zoals de ouders in onze geschiedenis.

Gods genadetroon is 24 uur per dag voor ons bereikbaar, alle zorgen en noden kunnen wij daar kwijt. Daar ontvangen wij kracht en moed om te strijden tegen alles wat tegen ons komt. Daar mogen wij komen met onze kinderen. Als zij zelf nog niet kunnen bidden, dan bidden wij voor hen. Denk aan de Kananése vrouw die tot Jezus kwam omdat haar dochter van de duivel bezeten was. Zij kon zelf niet komen maar haar moeder wel en zij ging. Jezus zag haar geloof en haar dochter werd gezond. Of wij het nu geloven of niet, zolang wij geen schuilplaats hebben gevonden in Jezus bloed, zijn wij het eigendom van de duivel. Dan heeft hij bezit van ons en zijn wij dus van de duivel bezeten. Maar bij Jezus is uitkomst. Geloof alleen en u zult de kracht van Jezus woorden ervaren. O vrouw, groot is uw geloof; u geschiede gelijk gij wilt. En haar dochter werd gezond van diezelve ure Matth. 15:28.’

Al kunnen onze kinderen nog niet praten. Praat met hen, over God de Schepper, over de boosheid van de mens en over de liefde van Jezus. Een kind hoe klein ook, proeft de echtheid van uw woorden en als Gods Geest er in mee komt dan doet het kracht in de hartjes van onze kleine kinderen.

Zodra onze kleinen beginnen te praten, leer ze dan eenvoudig met God te praten. Leer ze te zeggen wat ze nodig hebben, te vertellen wat ze moeilijk vinden en leer ze dat ze in vertrouwen bij Vader mogen schuilen omdat Jezus dierbaar bloed hen reinigt van alle zonden. Waak ervoor dat onze kinderen geen standaard gebedjes oprammelen, die ze na tien jaar nog steeds opdreunen. Laat ze spreken met hun verstand in kinderlijke eenvoud. God hoort de jonge raven als zij roepen en geeft hen te eten (Ps. 147:9). Zou Hij dan onze kindertjes niet horen en verhoren? Als onze kinderen leren te schuilen bij de almachtige God dan weten zij in de moeilijkste omstandigheden van Wie zij hun hulp mogen verwachten.

Leer ze te zingen tot eer van God. Wat een kracht kan er uitgaan van de Psalmen en de geestelijke liederen. In moeilijke en in fijne momenten kunnen de woorden die we geleerd hebben ons bemoedigen of verblijden.

Neem ze mee naar de plaatsen waar Gods Woord centraal staat en waar de kracht van het bloed verklaard wordt. De plaatsen waar de kinderen horen van Christus die kwam om zondaren te redden, van Zijn offer, waardoor wij nu vrij mogen zijn. Daar waar gezongen wordt van het wonder van genade. Daar waar gebeden wordt tot de levende God. Daar waar gezien en gehoord wordt dat de volwassenen leven in het kinderlijk vertrouwen in hun Hemelse Vader.

Vertel hun niet alleen van het offer dat Jezus bracht maar ook wat het is om Zijn voetstappen te drukken. Vertel hen hoe Jezus leefde en hoe Hij wil dat wij leven. Vertel ook van de moeite en verdriet die er op ons pad zullen komen als wij Zijn voetstappen drukken maar dat wij goede moed hebben omdat Jezus de wereld overwonnen heeft. Hij zorgt voor ons en heeft ons een behouden aankomst belooft. Vertel hen van satan die rond gaat als een briesende leeuw maar ook van Jezus die zijn kop vermorzeld heeft. Onze Jezus is de Overwinnaar en in Zijn kracht zijn wij meer dan overwinnaars. In Zijn kracht mogen wij wandelen als kinderen des lichts (Ef.5:8).

Met onze mond kunnen wij onze kinderen veel leren, maar kinderen volgen hun ouders in het voorbeeld dat zij geven. Als ouders maar ook als docenten, begeleiders, opa’s en oma’s, ooms, tantes of welk een betrekking we ook hebben met kinderen. Laten wij het goede voorbeeld geven. Zijn er dingen waarvan wij denken dat het eigenlijk niet goed is voor kinderoogjes laten we dat dan niet doen. Als wij denken dat God iets niet goed vindt, laten we onze kinderen daar dan niet mee vergiftigen. Laten we onze kinderen in onze armen nemen en hen bij Jezus brengen. Spreek openlijk met hen over dat wat niet goed is. En als wij in zonden vallen voor het oog van onze kinderen, laten we dit dan niet verbloemen. Als we met onze lippen zondigen, zeg dit dan eerlijk. Als wij onredelijk zijn tegen onze kinderen, laten we dit dan ook bekennen. Ons leven moet voor onze kinderen een voorbeeldig leven zijn. Laten we samen iedere dag met onze kinderen de toevlucht nemen tot Jezus en Hem al onze zonden belijden. Wij zijn kwetsbaar en wij mogen ons kwetsbaar opstellen. God is een hoorder der gebeden. Hij wil dat wij onze zonden belijden. We lezen in Spreuken 28:13: ‘Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar die ze bekent en laat, zal barmhartigheid verkrijgen.’

Misschien bent u van mening dat dit allemaal erg vermoeiend overkomt. U mag dit niet en u moet dat. Ik erken en geloof dat wij in eigen krachten niet zo kunnen en willen wandelen. Dit is dodelijk vermoeiend en het zal op niets uitlopen. Maar door te wandelen in het Licht met Jezus, dicht bij Hem en in de wetenschap dat wij niets kunnen zonder Zijn wil zal dit alles vanzelf gaan. Iedere dag verzoening zoeken in het bloed van Jezus, zal ons niet alleen reinigen van de zonden maar ook verlossen van de zonden. Het zal maken dat we anders wandelen dan voorheen. Als wij dicht bij Hem leven dan worden wij Zijn beeld gelijkvormig. De maan geeft zelf geen licht maar wordt verlicht door de zon. Als wij dicht bij de Christus de Zonne der gerechtigheid verkeren, dan geven wij licht of we dat nu willen of niet. Als je door een kruidentuin hebt gewandeld dan kun je dit niet ontkennen want de geur maakt het openbaar. Nu, zo is het als we wandelen in Gods wegen dan komt dit hoe dan ook openbaar. Is het voor de maan vermoeiend om licht te geven? Is het vermoeiend om de geur van de kruiden door te geven? Zo is de vrucht van het nieuwe leven niet vermoeiend maar een heerlijke vanzelfsheid.

Moet u dit leven bij uzelf nog missen, ach vrienden hoe kunnen wij dan kinderen opvoeden? Hoe kunnen wij dan onze kinderen bij Jezus brengen? Mocht u van mening zijn dat het wel kan, merk dan eens op wat u zult doen als de discipelen u weg zullen jagen. U hebt geen kracht om door te zetten omdat u niet weet hoe vol Liefde Jezus is. Als u bestookt wordt met leerstellingen dan is er in u niets wat hier overheen kan kijken. U stikt in de leer omdat uw ziel geen zuurstof krijgt vanuit de hemel. Neem voor alle dingen zelf de toevlucht tot Jezus en laat u zaligen. Zeg niet langer dat u dit wel wil maar niet weet hoe. Als u nu bekend dat u een zondaar bent, als u nu de toevlucht neemt tot Jezus en zeg met de verloren zoon: ‘Heere hier ben ik, ik heb alles er doorgebracht en ben niet waard om uw kind genaamd te worden’ ervaar hoe Hij u in Zijn armen zal sluiten en u alles zal geven tot rust voor uw ziel. Ga met de tollenaar en roep uit ‘O God, wees mij de zondaar genadig’ en met de tollenaar zult u gerechtvaardigd naar huis gaan. Gaat dat dan zo gemakkelijk? Ja, Gods genade is onbegrijpelijk. Maar onze wil is zo geraffineerd, dat wij onszelf en de zonde liever hebben en allerlei tegenwerpingen verzinnen om niet als zondaar voor de dag te komen. Geef het op om in eigen kracht uw gezin te regeren, geef hetb op om in eigen kracht uw zonden te overwinnen. Legt u nu eens neer en erken dat u moe geworden bent van al uw verbeterwerk. En hoor dan hoe u genodigd wordt. ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Matth. 11:28’

Lieve kinderen, bij Jezus is voor jullie een volkomen zaligheid. Hij staat met uitgestrekte armen en zal jullie in Zijn armen sluiten. Hij zegent je en met hem zul je eeuwig leven. Heb jij de Heere Jezus al lief gekregen, maar zie je dat je vader of moeder, broer of zusje nog niet van de Heere Jezus houd. Vertel dit dan aan de Heere Jezus en vraag Hem of Hij hen ook wil redden. Praat maar met hen over jouw lieve Heere Jezus. In de Bijbel staat dat ‘Uit den mond der jonge kinderen en der zuigelingen hebt Gij U lof toebereid? Matth. 21:16. Kinderen zongen toen zij de Heere Jezus zagen: ‘Hosanna den Zone Davids!‘ De grote mensen werden boos maar de Heere Jezus werd blij. Hij wil graag dat jullie bij Hem schuilen en zingen van zijn lieve Naam. Amen.

Psalm 8 vers 1 en 2

HEER’, onze Heer’, grootmachtig Opperwezen,

Hoe wordt Uw Naam op aard’ alom geprezen!

Gij, Die den glans van Uwe majesteit

Hebt boven lucht en heem’len uitgebreid.

Uw mogendheid heeft sterkte willen gronden

Uit kind’ren, ja, uit zuigelingen monden;

Zo breekt Uw hand des vijands boos geweld,

Daar Gij zijn haat en wraakzucht palen stelt.