Naomi bemoedigt Ruth.
‘Toen zeide zij: Zit stil, mijn dochter, totdat gij weet, hoe de zaak zal vallen; want die man zal niet rusten, tenzij dat hij heden deze zaak voleind hebbe, Ruth. 3:18.’
De vorige twee keer hebben we stilgestaan bij de wonderlijke leiding van de Heere God in het leven van Ruth. Als heiden is zij door Goddelijke genade geënt in de olijfboom. Zij is als eersteling uit de heidenen bekeert tot de God van Abraham, Izak en Jakob en daarin het beeld van de gemeente die God uit de heidenen heeft uitverkoren. Zij liet haar familie, haar land en haar goden achter om God te dienen. We weten hoe zij ijverig is uitgegaan om in levensonderhoud te voorzien. Door Goddelijke leiding komt zij op de akker van Boaz, die zich over haar ontfermt. We hebben gezien hoe de Heere genadig voorziet als het ons om genade te doen is. We hebben gezien wat genade met ons doet. Het maakt ons klein. Hoe is het mogelijk dat zo’n rijke Boaz wil zorgen voor zo’n arme dienstmaagd? Hoe is het mogelijk dat God, de Schepper van hemel en aarde Zich wil ontfermen over een zondaar? Het is juist die genade, die ons doet uitroepen: “O God Wie bent U, dat U naar mij wilt omzien?” Genade is zo onbegrijpelijk. Het loon op de zonde is de dood, maar de genadegift van God is het eeuwige leven.‘Want de bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere, Rom. 6:23.’ De genade die ons wordt aangeboden is alleen mogelijk door het offer dat de Heere Jezus bracht. Hij stierf in plaats van de zondaar, opdat de zondaar eeuwig leven zou. Hoe groot als dit wonder van genade, voor ons persoonlijk wordt. Als het niet meer is; “Hij stierf voor de zondaar” maar, “Hij stierf voor mij”. Dan kennen wij ook iets van die verootmoediging die Ruth op haar knieën bracht. Dan roemen wij niet meer in onszelf maar in Goddelijke genade alleen!
Ruth is vol blijdschap, met haar gerst, bij haar schoonmoeder Naomi teruggekomen. Samen hebben zij zich verblijd over de rijke zegen van de Heere. Wat een troost moet deze wonderlijke leiding voor Naomi geweest zijn. Als arme weduwe is ze teruggekomen in haar eigen land met haar zo pas bekeerde schoondochter. Ze bemerkt in het leven van Ruth dat haar bekering niet alleen maar met de mond is geweest. Ze ziet haar ijver en de genadige leiding van de Heere. Ruth is op de akker van Boaz gekomen, één van haar rijke familieleden, één van haar lossers.
De Heer Zelf heeft het land Kanaän aan Zijn volk gegeven. Het is Zijn land en Zijn volk krijgt het als het ware in bruikleen. Zo mag een Jood ook geen land verkopen aan een niet Jood, het is immers van God en Hij gaf het aan Zijn volk. Als men nu door armoede het land moest verkopen, dan was daar de mogelijkheid dat een familielid het land weer terug kon kopen. Zo werd het weer teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaar. Boaz kwam in aanmerking om het stuk land van Elimelech, de overleden man van Naomi, terug te kopen, ook wel lossen genoemd.
‘Het land ook zal niet voor altoos verkocht worden, want het land is Mijne; dewijl gij vreemdelingen en bijwoners bij Mij zijt. Daarom zult gij, in het ganse land uwer bezitting, lossing voor het land toelaten. Wanneer uw broeder zal verarmd zijn en iets van zijn bezitting verkocht zal hebben, zo zal zijn losser, die hem nabestaande is, komen en zal het verkochte zijns broeders lossen. En wanneer iemand geen losser zal hebben, maar zijn hand bekomen en hij gevonden zal hebben zoveel genoeg is tot zijn lossing, Dan zal hij de jaren zijner verkoping rekenen en het overschot zal hij den man wien hij het verkocht had, wederuitkeren, en zal weder tot zijn bezitting komen. Maar indien zijn hand niet gevonden heeft wat genoeg is om aan hem wederuit te keren, zo zal zijn verkochte goed zijn in de hand van deszelfs koper tot het jubeljaar toe; maar in het jubeljaar zal het uitgaan en hij zal tot zijn bezitting wederkeren, Lev. 25:23-28.’
Nu, twee maanden nadat Ruth voor het eerst op de akker van Boaz gekomen is, is de oogsttijd voorbij. Dan zeg Naomi tegen Ruth: ‘Mijn dochter, zou ik u geen rust zoeken, dat het u welga? Ruth. 3:1.’ Naomi zoekt een plaats van rust voor haar dochter. Het is haar verlangen dat Ruth zal trouwen met Boaz. Hij zal deze nacht op de dorsvloer zijn om zijn gerst te wannen. Ze stelt voor dat Ruth zichzelf zal wassen, zalven en goed zal kleden, om dan uit te kijken naar de plaats waar Boaz zich neer zal leggen. Het was de gewoonte dat men na het wannen bij de korenhoop sliep om tegelijk het koren te bewaken. Als Boaz dan slaapt moet Ruth aan zijn voeteneind gaan liggen in afwachting van dat wat Boaz haar zal zeggen. Het is wonderlijk dat Ruth deze weg in gehoorzaamheid gaat. We horen haar niet tegensputteren, terwijl er toch heel wat van haar gevraagd wordt. Hoe zal Boaz reageren?
Als Boaz klaar is met zijn werk, eet en drinkt hij en met een vrolijk hart legt hij zich neer bij zijn korenhoop. Dan komt Ruth, tilt zijn deken op en legt zich neer aan zijn voeteneind. Wat zij hier doet is van symbolische betekenis en bekent onder het Joodse volk. Zij vraagt hier eigenlijk: “Mag ik uw vrouw worden?” Midden in de nacht schrikt Boaz wakker en grijpt om zich heen. In de grondtaal lezen we dat hij beeft. Dan bemerkt hij dat er een vrouw aan zijn voeteneind ligt. ‘En hij zeide: Wie zijt gij? En zij zeide: Ik ben Ruth, uw dienstmaagd, breid dan uw vleugel uit over uw dienstmaagd, want gij zijt de losser, Ruth. 3:9.’
Hier zien we Ruth aan de voeten van Boaz, hier horen wij haar vragen of hij zich over haar wil ontfermen, of hij zijn vleugel over haar wil uitbreiden, wat niets minder betekent dan een huwelijksverbond aangaan, zij beroept zich er op dat hij de losser is.
Lieve vrienden, wij hebben al eerder gezien dat Boaz hier een type van de Heere Jezus is. Bent u ook aan de voeten van uw Losser terechtgekomen. Heeft u ook uw hele leven in Zijn hand gelegd? Ruth wist niet hoe Boaz zou reageren, Naomi wist het ook niet, zij hebben dit gedaan in de weg van het geloof. En zo is het ook in het komen tot Jezus. Alleen in het geloof, neerbuigend aan Zijn voeten en smekend om Zijn genade, waarbij wij pleiten op Hem als Losser, Borg en Middelaar, zullen wij genade vinden. Hoe is het in uw hart? Is Jezus uw Verlosser? Is Hij u alles geworden en kan de wereld met al haar begeerlijkheid u gestolen worden? Ruth was het om Boaz te doen. Zij wenste geen ander. En zo is het in het leven van allen die Jezus liefhebben gekregen, zij wensen niemand dan Jezus alleen.
Ruth is niet beschaamd uitgekomen. Boaz zegent haar. ‘En hij zeide: Gezegend zijt gij den HEERE, mijn dochter! Gij hebt deze uw laatste weldadigheid beter gemaakt dan de eerste, dewijl gij geen jonge gezellen zijt nagegaan, hetzij arm of rijk. En nu, mijn dochter, vrees niet; al wat gij gezegd hebt, zal ik u doen; want de ganse stad mijns volks weet, dat gij een deugdelijke vrouw zijt, Ruth. 3:10,11.’ Boaz belooft haar te zullen huwen op voorwaarde dat de andere losser, het niet zal doen. Voordat iemand kon bemerken dat Ruth bij Boaz was geweest, is zij gegaan met de zes maten gerst die Boaz haar meegaf. Hoe hadden de namen van Ruth en die van Boaz te gronde gericht kunnen worden door deze handelingen. De mensen hadden kwaad kunnen spreken over dit geval, toch hebben Naomi en Ruth in het geloof gehandeld en God heeft voorzien. God zag hun hart en kende hun bedoeling.
Als Ruth bij Naomi komt vertelt zij alles. Nu is het wachten op Boaz, wat zal er in het hart van Ruth om gegaan? Misschien zou alles nu toch ander gaan dan gehoopt? Dan horen we de liefdevolle en wijze woorden van Naomi: ‘Toen zeide zij: Zit stil, mijn dochter, totdat gij weet, hoe de zaak zal vallen; want die man zal niet rusten, tenzij dat hij heden deze zaak voleind hebbe, Ruth. 3:18.’
De zaak was begonnen in het geloof, zouden ze dan nu gaan twijfelen? Wat een les ook voor ons allemaal. Als het ons om genade te doen is, dan is geloof nodig om te gaan tot de Heere Jezus Christus. Hij is de bron van genade, Licht, Liefde en Leven. Dan kunnen we niet aankloppen en onszelf beroepen op onze afkomst, goede werken, inzichten of voornemens. We kunnen dan alleen maar buigen en uitroepen met de tollenaar: “O God, wees mij zondaar genadig.” Dan, lieve vrienden, is daar genade, overvloeiende, voor de grootste der zondaren. Er is nog nooit een zondaar afgewezen, die het bij Hem zocht. Er is nog nooit iemand gekomen die te veel gezondigd had. Er is ook nog nooit iemand gekomen tegen wie gezegd werd; “je hebt niet genoeg kennis van je zonden”. Er is nog nooit iemand teruggezonden omdat hij nog te weinig begreep van Gods rechtvaardigheid en genade. Nee, allen die daar zijn gekomen weten dat zij tot op vandaag niets begrijpen van Goddelijke genade. Het is een wonder, zo oneindig groot, dat ik die het niet verdien, genade vond. Nadat wij geknield hebben aan de voeten van onze Verlosser, zijn wij gaan inzien wat de zonde werkelijk zijn. Ja toen pas zijn wij de zonden pijnlijk gaan voelen. O, hoe verschrikkelijk om te zondigen tegen zoveel genade. Om dan te zien op het kruis en te horen hoe Jezus bad: “Vader vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.” Ja vrienden, dan doen de zonden pijn. Dan willen we niet en nooit meer zondigen. Maar ach dat vuile vlees, die zwakke wil. Dan gaat ons hart roepen; “o God, wees mij de zondaar opnieuw genadig.” Verlos mij van al mijn zonden en maak mij rein, ja puur voor U. Als we dan steeds opnieuw weer in conflict komen met ons zondige vlees en onze slechte karakter. Dan kan ons hart zo moedeloos worden. Hoe wordt ik ooit heilig, hoe wordt ik ooit rechtvaardig?
Onze kracht ligt in de Heere Jezus Christus! ‘Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing, 1 Kor. 1:30.’ Christus is onze rechtvaardigmaking, Hij is onze heiligmaking en verlossing. Dat is de positie die wij ontvangen hebben op het moment dat wij de Heere Jezus leerden kennen als onze persoonlijke Verlosser en Zaligmaker. In het geloof moeten wij deze positie innemen en staande blijven tegen alle verleidingen. Zie op het kruis, zie op Jezus, zie hoe Hij leed en hoe Hij bloedde uit zoveel wonden. Het zijn uw en mijn zonden die Hem doorwonde. Door het zien op Hem, door te leven in gemeenschap met Hem, zal de zonde haar kracht verliezen en zullen wij merken dat wij meer en meer gevormd worden naar het beeld van Hem die ons liefheeft. God de Vader ziet ons aan in Zijn Zoon. Dat moet ons kracht geven om te staan. Zie niet langer op uzelf, zie niet op uw afkomst maar zie op Jezus uw Verlosser en leef.
Als het dan lijkt dat alles stilstaat, luister dan naar de woorden van Naomi, “Zit stil”. Wij kunnen ons zelf niet verlossen. Het is in en door het geloof alleen. Hij is niet een halve verlosser maar een volkomen Verlosser! Het begint met genade en het zal eindigen met genade. Kent u de kracht van Zijn genade? Dankt God, leef in het geloof en zit stil, Hij volvoert Zijn raad, Hij draagt zorg voor Zijn schapen. Nog een kleine tijd en wij zullen voor altijd met Hem zijn.
Lieve vrienden, als u de rust en vrede nog niet gevonden hebt in de enige Losser, Jezus Christus. Overdenkt dan uw situatie. Bedenkt wie u bent, weet dat u een zondaar bent en dat Jezus straks niet komt als Verlosser maar als Rechter. Wie zal dan kunnen bestaan voor Zijn oordeel? Kom, het is nu nog de tijd van genade, bekeert u en leg u neer aan Zijn voeten, Hij zal zich over u ontfermen.
Twijfelende zielen, stop met langer vasthouden aan de zonden van ongeloof. Belijd ze eenvoudig aan de Heere en leg u neer aan de voet van het kruis. Zie op Hem en weest stil. ‘Het is goed, dat men hope en stil zij op het heil des HEEREN, Klaagl. 3:26.’ Hij zal u rust geven. Amen.
Rust, mijn ziel, wat zou u kwellen
of ontstellen?
Is dan God uw Vader niet?
Hoort Hij niet naar Jezus’ bede?
Is zijn vrede
u niet meer dan al ’t verdriet?
Heeft zijn Zoon voor u zijn leven
niet gegeven?
Woont zijn Geest niet in uw hart?
Zou Hij uw belang niet weten,
u vergeten,
u verlaten in uw smart?
Heeft Hij niet in vele noden
hulp geboden?
God is goed, ja God alleen.
Nimmer is zijn trouw bezweken,
ze is gebleken,
als het u onmoog’lijk scheen.
Wie kon ooit zijn macht beperken?
God kan werken
alles wat zijn wijsheid wil;
Hij is machtig, uw ontfermer,
uw beschermer;
als Hij spreekt, zijn stormen stil.
Is u de uitkomst nog verborgen,
werp uw zorgen
op de Heer; want Hij is goed.
Hij zal raad en hulpe geven;
wil niet beven,
wat u op deez’ aard’ ontmoet.
Hoop op zijn beloftenissen.
Niets zal missen,
wat Gods Woord u heeft beloofd;
wat Gods liefde goed zal keuren
zal gebeuren;
volg dan zwijgend, en geloof.
Jezus bidt, dat ge uw verlangen
moogt ontvangen,
als ’t u nuttig wezen zou.
Geeft God niet naar uw begeren,
’t mag u leren
rusten in zijn Vadertrouw.
Wilco Vos 25-08-2014 Veenendaal