Opdat Mijn huis vol worde.
Een rijke man bereidde een maaltijd. Alle dingen werden goed voorbereid, het beste eten werd klaargemaakt, de duurste wijnen waren in huis, je kon zien dat deze man zijn uiterste best had gedaan om alles zo goed mogelijk te verzorgen. Een knecht werd uitgezonden in de straten om hen die wisten dat deze maaltijd zou komen, te nodigen, omdat alles nu gereed was.
Maar wat gebeurde er? Zij die genodigd werden om te komen hadden allemaal een smoes. De één zei: Ik heb een akker gekocht en moet eerst eens even gaan kijken. Een ander zei: Ik heb net vijf paar ossen gekocht en wil ze eerst een goed bekijken en mee werken. Weer een ander zei: Ik heb een vrouw getrouwd en daarom kan ik niet komen.
Hoe verbaasd moet de knecht niet geweest zijn, zijn heer bereidt een heerlijke maaltijd en de genodigde gasten zijn in het geheel niet dankbaar, ze verontschuldigen zich één voor één. De knecht ging terug naar zijn heer en vertelde hem wat er gebeurd was. De heer werd boos en zei tot zijn knecht: ga snel in de wijken van de stad en breng de armen en verminkten en kreupelen hier. Hij gehoorzaamde en als hij ze binnengebracht had, vertelde hij zijn heer dat er nog plaats was.
De heer zei tot zijn knecht: Ga uit in de wegen en heggen en dwing hen in te komen, opdat mijn huis vol worde, want ik zeg u, dat niemand van diegene die genodigd waren en niet wilde komen, hier zal eten.
Zo’n maaltijd was voor het Joodse volk een bekende gebeurtenis. Het verhaal van de bruiloft sprak de Heere Jezus in de vorm van een gelijkenis tot één van de farizeeën die met Hem aan tafel aanzat. Deze farizeeër plaatste de opmerking, dat diegene wel zalig is, die brood zal eten in het Koninkrijk Gods. Hij had echter helemaal niets op met de Heere Jezus, in die zin dat hij Jezus niet nodig had als zijn Zaligmaker. Zoals we weten waren de farizeeën er van overtuigd dat zij de 613 wetten moesten onderhouden. Zij onderwezen het volk in deze wetten en letten goed op of de mensen deze wetten ook echt onderhielden. Hiermee dachten zij dat zij straks, als de Messias gekomen zou zijn zeker een plaats zouden hebben in het Koninkrijk Gods. Deze farizeeër geloofde niet dat de Messias al gekomen was en dat hijzelf met Hem aan de tafel zat. Om deze man te onderwijzen en te wijzen op zijn valse hoop, verteld de Heere Jezus de gelijkenis van de maaltijd.
De diepere betekenis van dit verhaal is dat God de Vader een groot Avondmaal heeft bereid, namelijk, de eeuwige heerlijkheid. Zijn knechten worden uitgezonden om te nodigen tot de deze heerlijke gelukzaligheid. De knechten zijn zij, die het Woord Gods verkondigen en de mensen voorhouden dat het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon reinigt van alle zonden. En een ieder die in Hem gelooft, zal straks aanzitten aan het grote Avondmaal.
De knecht komt tot hen, en zij hebben een smoes, allen hebben zij een verontschuldiging. Juist die dingen die zij uit genade hebben ontvangen, zouden hen moeten uitdrijven tot God, die alle dingen schenkt. Maar nee, zij zitten vast aan datgene wat ze eens moeten achterlaten.
Zou de akker dan niet even kunnen wachten, zouden de ossen er morgen ook niet zijn en zou de vrouw niet meewillen naar zo’n heerlijke maaltijd?
Hoe schetst dit niet ons aller beeld. Wat hebben wij niet al een zaken op deze aarde die ons in beslag kunnen nemen. De één heeft veel goeds waardoor hij slapeloze nachten heeft in de overdenking hoe alles in goede banen geleid moet worden. Een ander heeft veel zorgen om een studie die zoveel tijd kost. Weer een ander heeft te kampen met een zwakke gezondheid. Een ander heeft zorgen of er wel een ooit een huwelijkspartner zal zijn. Een ander heeft juist door die huwelijkspartner zoveel zorgen. Een ander heeft een gelukkig huwelijk maar maakt zich zorgen om de kinderen. Kortom als we zo om ons heen zien dan is het hier op aarde vol met zorgen. Maar nu, er is een God in de Hemel van wie alle dingen komen. Hij hoort en ziet ons, Hij kent ons, Hij weet wat wij nodig hebben. Deze God heeft een maaltijd bereid en nodigt ons mensenkinderen. Zo komt de boodschap tot ons en zo kwam hij tot het Joodse volk, maar het Joodse volk had geen oog voor Jezus, zij verwachtte een Messias die hen van de Romeinen kwam verlossen. Zij hebben Hem verworpen en in deze gelijkenis gaat Jezus hen aanzeggen wat hen te wachten staat, die Hem verwerpen.
De heer werd namelijk toornig en sprak tot zijn knecht, dat hij moest uitgaan in de straten en de wijken. Daar in die straten moest hij de armen, de verminkten, de kreupelen en de blinden halen en hen in het huis van zijn heer brengen. Een heerlijke maaltijd was bereid, alles was zeer goed en nu worden zij die aan de rand van de samenleving leefden gebracht tot deze heerlijke maaltijd. Eigenlijk bedoeld de Heere hier te zeggen: jullie Joden hebben het Evangelie veracht en nu zal Ik de heidenen, die door jullie veracht worden, in gaan brengen in Mijn huis. De knecht luistert naar zijn heer en haalt de armen, de verminkten, de kreupelen en de blinden en brengt ze aan de tafel, daarna zegt hij tot zijn heer: Ik heb gedaan wat u bevolen had en nog is er plaats.
Willen we nu stilstaan bij de woorden die de heer sprak tot zijn knecht in het 23e vers van Lukas 14.
Ga uit in de wegen en heggen, en dwing hen in te komen, opdat mijn huis vol worde.
Vandaag komt de knecht tot ons, wij die in de wegen en heggen verkeren. Wat een wonder dat God uit de Hemel gedachten des Vredes heeft gehad en tot ons komt met de Blijde boodschap. God wist dat niemand van ons tot Hem zou komen, daarom heeft het Hem behaagd om knechten uit te zenden, die moeten gaan, daar waar Hij wil dat zij heen zullen gaan. Zij mogen geen eigen gekozen wegen gaan, maar moeten luisteren naar hun Zender. Hij zal hen de boodschap in de mond geven en zeggen tot wie zij moeten spreken.
Zoals we zagen, hebben de Joden, Christus veracht en Zijn Blijde Boodschap van redding in de wind geslagen.
Johannes de Doper was gekomen en had gepredikt bekeerd u want het Koninkrijk der Hemelen is nabij gekomen, Matth. 3:2. Allen hadden zij gehoord van de komende verlosser, aan het water van de Jordaan sprak Johannes, toen hij Jezus zag komen: “Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt, Joh 1:29.” We weten hoe Jezus verwelkomd werd toen hij Jeruzalem binnenreedt op een Ezel. Het volk legde hun klederen op de grond en namen palmtakken in de hand en riepen:
“Hosanna den Zone Davids! Gezegend is Hij Die komt in den Naam des Heeren! Hosanna in de hoogste hemelen ! Matth. 21:9”
Maar ditzelfde volk, riep even later: “Kruis Hem, Kruis Hem, Mark. 15:13,14” De discipelen waren uitgezonden om te prediken de boodschap van vergeving der zonde, maar ook zij werden verjaagd. En zo zijn de knechten op de straten gekomen om de heidenen te verkondigen dat Jezus Christus gekomen is om hen te redden. En zo zijn ze gekomen in de wegen en de heggen tot ons.
Misschien hoort u vandaag voor het eerst verkondigen dat u genodigd wordt tot de maaltijd des Heeren. Misschien heeft u nog nooit gehoord dat ook u welkom bent aan de tafel des Heeren. Hij roept u toe, Komt want alle dingen zijn nu gereed, vers 17. Doen wij nu hetzelfde als de mensen in de gelijkenis? Hebben wij ook een verontschuldiging? Zeg toch niet, ik heb een akker gekocht, zeg toch niet ik heb een paar koeien gekocht of ik heb een vrouw getrouwd. Wij begrijpen wel dat dit maar voorbeelden zijn. En toch, in Gods woord lezen we niet de Goddeloze gedachten en woorden van velen in onze dagen, die zeggen: Ik ben niet uitverkoren, of ik ben niet genodigd. U wordt vandaag genodigd en als u komt zult u weten dat u, juist u was uitverkoren. Laat ons niet denken en zeggen, nog even en dan zullen ook wij wel proberen gehoor te geven aan deze oproep. U weet, als moeder het eten gekookt heeft en zij roept om te komen dat ze dan verwacht dat we komen. Komen wij een uur later dan is het eten koud en doen we haar tekort. Met zoveel zorg had zij het eten bereid en wij doen maar of het zo gewoon is. Nu, zo is dit ook als God ons roept, Komt, want alle dingen zijn nu gereed. Durven wij dan te zeggen, nu nog even niet? Weet dan dat Hij ons voorbij zal gaan en dat we straks als we zullen proberen in te komen, niet zullen kunnen. Vandaag worden wij geroepen, morgen is het misschien al eeuwigheid voor ons.
In de wegen en heggen,dat is daar waar in eerste instantie de nodiging niet gehoord werd.
Misschien hadden zij wel eens gehoord dat er een maaltijd aangericht was, maar dit was niet voor hen, zij hoorden er immers niet bij. Maar nu werd de knecht juist tot hen gestuurd om te zeggen: Kom, jij wordt genodigd. Aan wie moeten wij dan denken? Wel, in eerste instantie kwam de boodschap tot bepaalde hoorders, zij werden genodigd maar zij hadden geen behoefte aan het Heil wat hen werd aangeboden. Zij hadden te veel zorgen aan hun hoofd. Zij moesten eerst nog het één en ander in gereedheid brengen. De ander meende dat hij of zij niet slecht genoeg was om op deze nodiging tot het heil in te gaan. Weer een ander meende dat hij of zij niet mocht komen omdat er niet aan bepaalde voorwaarde voldaan kon worden. Een ander meende dat er eerst zonder zonde geleefd moest worden, of in ieder geval eerst nog wat zonden overwonnen moesten worden. En zo moest de knecht terug tot zijn heer. We weten hoe de heer reageerde. Hij werd toornig, toornig omdat hij juist alles in gereedheid had gebracht om hen te verlossen van al deze zaken waar zij zich in ophielden. Hij immers, God de Vader had Zijn eniggeboren Zoon gegeven en voor hen geofferd, om hen te verlossen van hun zonden. En nu, nu meenden zij dat dit offer niet genoeg was maar wilden zij zelf nog iets toedoen. En zo zijn zij jammerlijk verloren gegaan.
Zo is het gekomen, dat de boodschap kwam tot hen die daarvoor niet genodigd waren. Nu komt de knecht tot hen die, in eigen ogen, te vuil zijn voor zo’n maaltijd. We lazen van armen, verminkten, kreupelen en blinden. Dit zijn nu niet echt de meest aantrekkelijke mensen om aan een maaltijd te nodigen. Van hen zal niet iets terug ontvangen worden, maar de Heer die deze maaltijd heeft bereid verwacht ook niets terug. Hij geeft het om niet, uit enkel genade mogen zij zich tegoed doen aan dat wat Hij voor hen bereid heeft. Hij vindt hen juist wel aantrekkelijk, hoe zal Zijn maaltijd hen niet verblijden en goed doen.
Het is een eer voor een arts om vuile wonden te genezen, het is een eer voor een hovenier om van een woestenij een prachtige hof te maken. Nu zo is het voor deze gastheer een eer om zijn arme en hongerige gasten te voeden en te verblijden met zijn heerlijke wijn.
Voor God is het een eer om een hemel vol gezaligde zondaren te hebben. Hij heeft alles in gereedheid gebracht en vandaag komt de nodiging tot ons. Vandaag wordt u opgezocht in uw vuile lompen achter de heg, u wilt u misschien verstoppen met uw vuile hart, u wilt niet openbaar komen, maar schroom niet, de maaltijd waar u genodigd wordt zal u verblijden. U zult iets ervaren, wat u nog nooit ervaren heeft. En u, u loopt langs de wegen en weet niet meer hoe u verder moet, anderen worden genodigd maar ach, voor u zal het alles wel niet zijn. Hoe zou u nu ooit aan mogen zitten aan zo’n heerlijke Tafel vol hemelse gerechten. Maar vandaag wordt u aangesproken en verkondigd dat uw plaats gereed is. Ook voor u staat de maaltijd gereed. En u daar, u probeert weg te lopen want u durft niet openbaar te komen met uw onreine hart, kom, roept de knecht mijn heer zal u verzadigen met hemels eten en drinken. Daar hoor ik er één die zegt, maar dienstknecht ik kan in deze lompen toch niet verschijnen aan zo’n schone tafel. O jawel zegt de knecht, mijn heer zal u van uw lompen ontdoen en u kleden met een bruiloftskleed.
Welk een blijde boodschap komt er nu tot ons, vandaag worden wij genodigd, wat meer is, wij worden gedwongen om in te gaan, dat betekent, ons wordt ernstig gebeden of we willen komen. God de Vader heeft vanuit een nooit te begrijpen liefde Zijn eniggeboren Zoon geschonken, die in alle gewilligheid zichzelf heeft opgeofferd om ons te bevrijden van schuld en zonden. Jezus is gekomen als de Zaligmaker van de wereld. Hij is de Weg de Waarheid en het Leven (Joh. 14:6) opdat wij door Hem tot de Vader kunnen komen. Zijn Woord is de waarheid en in Hem vinden wij het Leven. Als de Vader u nodigt tot de maaltijd dan is voor u de deur geopend in Hem, Jezus die gesproken heeft: Ik ben de deur, (Joh.10:9). Hij heeft Zichzelf zo diep willen vernederen, opdat Hij ons uit onze diepe staat van ellende, ja uit de dood zou oprichten, opdat wij weer verzoend zouden worden met God de Vader. Levend in Hem mogen wij straks aanzitten aan die tafel met Abraham, Izaäk en Jacob om eeuwig Gode lof te geven.
Alle dingen zijn nu gereed, nu wordt u genodigd, alles mag u achterlaten en komen zoals u bent. Zie niet op de omstandigheden, zie niet op uzelf, op uw afkomst, op uw zonden op uw onkunde maar kom en laat uw blijdschap vervult worden in Hem, die u roept. Hij is getrouw. Hij heeft een huis vol specerijen, een huis vol heerlijk voedsel, heerlijke wijn, een huis vol rust en vrede, een vrede die alle verstand te boven gaat.
Is het niet moedgevend en bevrijdend, dat Zijn knechten uitgezonden worden naar die plaatsen waar de zelfingenomene farizeeër niet zal komen. In de wegen en de heggen, in de sloppenwijken , de bars en de hoerenwijken wordt de blijde boodschap gehoord dat Jezus Christus is gekomen om zondaren zalig te maken, een boodschap die niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is. Zondaren zijn zij, mensen van vlees en bloed, u en ik. Kijk in de spiegel en constateer dat er een zondaar staat. Een zondaar van vlees en bloed, vol gedachten die de toets van Gods Heilige wet niet kunnen doorstaan. Wij hebben God op het hoogst misdaan, wij zijn van het heilspoor afgegaan, maar vandaag wordt u geroepen tot de bruiloft van de Grote Koning. Jezus heeft voor ons de deur geopend, Hij is in onze plaats gekruisigd om onze zonden te verzoenen. Hij heeft verschrikkelijk moeten lijden vanwege onze zonden. Zijn plaatsbekledende werk is onze redding. In Hem en in Zijn werk zijn alle dingen gereed.
Kom dan, want alles is gereed, Jezus heeft uw plaats gekocht, Hij heeft de prijs betaald met Zijn dierbare hartenbloed. Hij schonk zichzelf om u plaats te bereiden. De Vader is bevredigd in het offer van Zijn Zoon en Hij is het die u roept.
Als de nodiging nu tot u komt, zie dan niet op uw bevuilde handen, zie niet in uw vuile hart vol misdaden. Zie dan niet op de bevlekte weg, die u hebt afgelegd, maar zie omhoog. Zie het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt, laat uw oog rusten op het kruis op Golgotha, zie het water en het bloed wat stroomt uit de zijde van Jezus, het is gestort om uw vuilheid, om uw onreinheid te wassen. In Hem is een fontein geopend, tegen die fontein is geen zonde bestand, hoe groot hoe vuil u ook bent, Kom tot Jezus, kom en laat u reinigen.
Zie Zijn doorboorde handen, het is voor u dat de nagelen Zijn handen doorboorden. Zie zijn liefdevolle ogen en laat u zaligen in Hem, die ons heeft liefgehad met een eeuwige liefde.
Luister nu niet naar de stemmen van hen die niet willen horen, zij zullen u wijzen op uw onvolmaaktheid. Zij zullen u toeroepen dat u niet geroepen bent, zij zullen u zeggen dat u te zondig bent. Daar is er één die u toeroept dat u niet genoeg gezien hebt van uw vuilheid. Een ander zegt u dat u bedrogen zult uitkomen. Och, luister niet naar hen die zeggen dat u de duivel volgt. Kom stop uw oren, zie omhoog op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke voor de vreugde die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechter hand van den troon Gods, (Hebr. 12:2). Verhardt u niet maar laat u leiden. Zij allen die u toeroepen om u af te houden van deze heerlijke tafel zullen zelf bedrogen uitkomen. Zij leunen nog op eigen gerechtigheden, zij leunen op inzichten en verstandskennis. Zij steunen op theorieën en filosofieën, wat zal het een verschrikkelijke ontnuchtering zijn om te ontdekken dat deze vijgenbladeren weg zullen waaien in de dag des oordeels.
Vrienden ik weet, dat juist zij met hun redeneringen, aansluiting vinden bij wat er in ons hart leeft. Wij zijn te slecht, te zondig en God die zo heilig en rein van ogen is kan toch geen gemeenschap hebben met zo’n zondaar als ik ben? Maar weet dat Satan ons weet te overtuigen om ons in zijn helse klauwen te houden. Alles zal hij in het werk zetten om u te doen geloven, dat de aangeboden zaligheid niet voor u is.
U mag nu alle krachten verachten, u mag komen met al uw gebreken, met uw zonden en uw ongelovige hart, u mag u zelf uit handen geven en de Meester volgen. U hoeft niets te weten, geen boeken te onderzoeken, om daarin te zien of u ook genodigd word. U bent een zondaar en zondaren worden geroepen: Komt dan, en laat ons tezamen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol, Jes. 1:18.
Ga uit in de wegen en heggen, en dwing hen in te komen, waarom worden wij gedwongen, waarom komt deze liefdevolle aandringende boodschap tot ons? Wel, opdat Gods huis vol worde. God wil dat Zijn huis vol zal worden en daarom stuurt Hij getrouwe knechten uit, die u de boodschap van het heil verkondigen. Gezanten van Christuswege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christuswege: Laat u met God verzoenen, 2 Kor. 5:20. Laat u verzoenen door het zoenbloed van Christus, Hij is zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtvaardigd in Hem voor God. In Hem worden wij overkleed met de mantel der gerechtigheid, in Hem worden wij overkleed met het bruiloftskleed. Zijn gerechtigheid de onze, Zijn eeuwige heerlijkheid de onze, Zijn Vader de onze. Alles is in hem volbracht.
In Zijn huis zal alles vrede zijn, daar mag de vermoeide zondaar rusten van de arbeid, daar zal geen zonde en ongeloof meer kwellen, daar zal geen binnenprater meer zeggen, je hebt geen heil bij God.
Satan zal daar niet zijn, geen mens zal u daar kunnen aftrekken van de vrede die u mag ervaren in uw God. Geen angst, geen pijn, geen zorg en nood, geen ziekte noch dood zal daar gevonden worden.
Daar zal zijn, God alles en in allen. Daar op de straten van goud zal het eeuwige Halleluja gehoord worden. Daar zal het Lam Gods gezien worden in alle Glorie, daar zal God Drieënig alle lof eer en aanbidding ontvangen. Ja alle mensen die daar zullen zijn zullen volzalig en heerlijk zijn. In vrede zullen wij met elkaar wandelen terwijl wij nu gescheiden worden door luttele zaken. Gebroken vriendschappen, zullen daar verleden tijd zijn. Twisten en tweedrachten zullen er niet gevonden worden. Zij die nu niet met elkaar door één deur kunnen, zullen daar samen God grootmaken. Wat is God toch onbegrijpelijk groot, alle tranen zullen van onze ogen afgewist worden, daar zal het Lichaam weer één zijn.
Opdat Mijn huis vol worde, in dat huis zijn vele woningen, Joh. 14:2. Jezus, heeft de plaats bereid, voor allen die Hem volgen. Het is geen huis met handen gemaakt, geen huis wat weer zal vergaan, geen roest, verval of brand, zal die woning ooit verwoesten. Een eeuwig huis is ons bereid, 2 Kor. 5:1.
Straks als daar zal zijn een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal geen van Jezus volgelingen gemist worden. Zijn duurgekochte kerk zal daar triomferen en Hem eeuwig eren.
Wij mensen die nu op deze door de zonde verwoeste aarde zijn kunnen ons niet voorstellen wat dat zal zijn. In de eerste plaats zal de heerlijkheid van dat nieuwe leven bestaan uit de onafscheidelijke gemeenschap met een Drieënig God. De gemeenschap die ons hier in het hart de hemel op aarde geeft, die gemeenschap die hier zo veel gemist moet worden vanwege onze zonde. Die heerlijkheid zal niet verstoord worden door ons ongeloof of enige andere zonde. Geen lichamelijke zwakheden zullen ons daar kwellen. De satan kan ons niet meer aanvallen. De dood is daar overwonnen. Onze naasten zullen dan deel uitmaken van de eeuwige heerlijkheid, daar zal geen verwijt, afgunst of hoogmoed ons meer scheiden. Vrede met God, vrede met de naasten, vrede met de dieren, kortom een heerlijkheid die straks alleen maar te beleven zal zijn.
Het is Gods begeerte dat Zijn huis vol worde, vandaag is er nog plaats en nog worden wij geroepen om te komen en deel uit te maken van die Hemelse vreugde aan de Tafel des HEEREN.
In Matthéüs het 22e hoofdstuk lezen wij de geschiedenis die we nu behandeld hebben met iets andere woorden. Matthéüs spreekt over de Koninklijke bruiloft maar de strekking is hetzelfde.
Toch lezen we daar een aangrijpend gedeelte wat in Lukas niet beschreven wordt. Het gaat daar over het bruiloftskleed.
Een ieder die genodigd was op zo’n feestmaal kreeg bij de ingang een bruiloftskleed aangeboden. De eigen vuile kleren werden uitgetrokken en men werd bekleed met de ontvangen bruiloftsklederen. De koning had alles zo voortreffelijk voorbereid, alles aan tafel was in een heerlijke schoonheid, de gasten kwamen schoon en opgefrist met prachtige klederen binnen zodat alles er heerlijk uitzag. Als de koning binnenkomt en zijn gasten overziet, dan ziet hij daar iemand zitten zonder bruiloftskleed. Hoe onbeschaamd en vernederend voor de koning om met die vuile kleding, aan zijn tafel deel te nemen. De Koning vraagt hem: Vriend hoe zijt gij hier ingekomen, geen bruiloftskleed aan hebbende? Hoe is het toch mogelijk dat u hier aan tafel zit zonder zo’n kleed, is het u dan niet aangeboden? Ach, wat moest hij daarop antwoorden? Hij verstomde, er was geen weerwoord, hij moest toestemmen dat hij inderdaad de aangeboden klederen veracht had en ‘s Konings heerlijkheid bevuild door zijn handelen. De koning gaf bevel om hem te binden aan handen en voeten en hem uit te werpen in de buitenste duisternis, daar waar wening en knersing der tanden is.
Welk een verschrikkelijk lot, genodigd, gekomen maar het aangeboden kleed veracht, en daardoor buiten geworpen.
Ook wij zijn vandaag genodigd om te komen op de Bruiloft van de Koning, de Koning is hier God en de Bruiloft is het eeuwige leven. Zoals we gezien hebben is het van levensbelang om met het bruiloftskleed bekleed te zijn. Het bruiloftskleed ziet hier op Jezus Christus en Zijn gerechtigheid.
Onze vuile lompen moeten verwisseld worden voor het schone bruiloftskleed, onze eigengerechtigheid moet vervangen worden door de Gerechtigheid van Christus. Onze eigengerechtigheid bestaat daarin, dat wij menen iets toe te moeten of te kunnen doen aan onze zaligheid. Wij leven voor eigen rekening zolang wij op eigen benen staan. Vandaag wordt u geroepen om af te zien van alle eigen krachten en uzelf uit te leveren aan de Heere Jezus Christus, die gekomen is om u te verlossen van uw eigengerechtigheid en u te bekleden met Zijn Gerechtigheid. Zijn Gerechtigheid alleen kan de Koning behagen. Straks zullen wij niet geoordeeld worden omdat wij vuil zijn maar omdat wij het bruiloftskleed veracht hebben.
Alle gasten aan de tafel van de Koning waren vuil en vies, armen, kreupelen en blinden mochten komen zo vies als ze waren, Maar het bruiloftskleed maakte hen aantrekkelijk voor de Koning. Zoals de bruid uit het Hooglied geheel schoon was in de ogen van de Bruidegom.
Allen die Jezus hebben mogen vinden als hun Zaligmaker worden toegeroepen, Zie gij zijt schoon, zie gij zijt schoon.
Misschien zegt iemand, als ik zie op mijzelf hoe kan ik dan schoon zijn? Als ik zie in mijn boze hart hoe kan ik dan overkleed worden? Zie niet op uzelf maar Zie op Jezus uw Heiland die kwam om u te verlossen van uw vuilheid. Veracht zijn Woorden niet maar laat u overkleden en u zult rein zijn, heerlijk in Zijn ogen. U mag alle hoop op behoud van uw eigen kant verliezen, stop maar met opknappen, al u opknappen zal ineens verbleken wanneer de Koning zijn gasten overziet. Uw eigen gemaakte klederen zijn vodden in vergelijking met het kleed wat u wordt aangeboden. Die vodden zullen u niet kunnen redden. Uw bidden, uw kerkgaan, uw zuchten en verbeteren zullen u niet baten in het uur van de dood. Jezus, allen kan uw gerechtigheid zijn, Hij roept u toe, Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven, Matth. 11:28. In Zijn doorboorde handen ligt uw zaligheid, veracht het niet maar laat u zaligen. De deur staat nog open, nog is er plaats, hoelang nog?
Hoe gelukkig zijn wij als we bekleed mogen zijn met dit bruiloftskleed. Als we dan terugzien op onze afkomst. Natuurlijk is er verschil tussen de ene en de andere mens, maar toch, allen zullen we kunnen zeggen dat we gevonden werden als zondaren. Onverdiend kwam tot ons de nodiging om in te gaan tot de bruiloft en ach hoe moest er gedwongen worden voor dat we luisterden. Hoe dwaas was ons hart om de aangeboden nodigingen in de wind te slaan. En wat al een moeite maakten wij om van ons eigen gerechtige kleed verlost te worden. De één zal daar meer last hebben als de ander, maar hoe heb ik geprobeerd om mijzelf op te knappen en hoe meende ik dat ik zelf wel een bruiloftskleed kon maken. En juist daarom heeft het zoveel pijn gedaan om dat eigen gemaakte kleed weer te verliezen. Dat kleed moest verdwijnen, naakt moest ik voor God verschijnen en daar ontving ik Zijn kleed, Jezus werd mijn kleed, o vrienden hoe gelukkig zijn wij als we mogen wandelen in dat kleed. Alles uit genade ontvangen. Uit genade opgezocht, uit genade genodigd, uit genade ontkleed en uit genade overkleed om straks uit genade de eeuwige heerlijkheid te mogen ingaan. Hoe branden mijn genegenheen, om ‘s Heeren voorhof in te treen.
Welk een zaligheid om te mogen weten dat Jezus bloed ons reinigt van alle zonden, dat God de Vader ons aanziet in de gerechtigheid van Zijn Zoon en dat de Heilige Geest ons altijd weer opbeurt en ons doet uitzien naar de komst van onze Heiland. Straks op de wolken zal onze Jezus verschijnen en alle oog zal Hem zien. En alle knie zal zich voor Hem buigen. Daar zal het klinken Komt, gij gezegenden Mijns Vaders, beërft dat Koninkrijk hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld.
Daar zullen wij zingen, Het is door u, door U, alleen, om het eeuwig welbehagen. Amen ja Amen.