Volg ons op YouTube

Preken onder een deksel

‘Wat dan? Nochtans wordt Christus op allerlei wijze, hetzij onder een deksel, hetzij in der waarheid, verkondigd; en daarin verblijd ik mij, ja, ik zal mij ook verblijden, Filip. 1:18.’

Paulus verblijd zich in het feit dat Christus gepredikt wordt, zelfs al is dat onder een deksel. Nu is er veel verwarring over de betekenis van het deksel waarover Paulus spreekt. Als wij willen weten wat Paulus bedoelt met het evangelie onder een deksel of het preken onder een deksel dan moeten wij kijken naar de context van zijn woorden. Paulus schrijft zijn brief aan de gemeente te Filippi, de eerste door hem gestichte gemeente in Europa. Het is de gemeente waar Lydia de Purperverkoopster tot geloof kwam en waar hij de duivel uitdreef uit een vrouw die een waarzeggende geest had. Samen met Silas werd hij gegrepen, gegeseld en in de gevangenis geworpen vanwege de onrust die zij veroorzaakten in de stad. Hoe wonderlijk is Gods weg, zij predikten de Naam van Jezus, genazen zieken en kwamen in de gevangenis terecht. Juist door deze weg zou Gods almacht en Zijn liefde, meer en meer gezien worden. De stokbewaarder of cipier van Paulus en Silas, moest ook de Heere Jezus leren kennen. Het is te begrijpen dat deze gemeente bij Paulus een grote plaats innam in zijn hart en gebeden. Zij waren gehoorzaam geworden aan de boodschap van het Evangelie. Zij hadden de rijkdom van Gods genade leren kennen in het offer van Zijn Zoon, de Heere Jezus Christus.

Terwijl Paulus deze bemoedigende brief schrijft, is hij weer gevangen. Ondanks zijn gevangenschap, dat een smet op zijn naam zou kunnen brengen is hij goedsmoeds. Hij bemoedigd de Filippenzen om toch vooral te zien op Christus Jezus, Die Zichzelf vernietigd heeft door mens te worden. Hij Die Zichzelf vernederde en gehoorzaam is geworden tot in de kruisdood. God heeft Hem verhoogd opdat alle knie zich voor Hem zou buigen en alle tong zou belijden dat Jezus Christus, de Heere is, tot heerlijkheid des Vaders (Filip. 2:5-11). Als Hij dat voor ons deed, zouden wij dan niet voor Hem willen lijden? Ja, zegt Paulus, Het is genade om niet alleen in Hem te geloven maar ook voor Hem te lijden (Filip. 1:29). ‘Verblijd u in de Heere allen tijd; wederom zeg ik: Verblijdt u, Filip. 4:4.’ Hij zal bij u zijn, ook in de moeilijkste omstandigheden, Zijn vrede zal uw hart vervullen, zie daarom op Hem.

Paulus laat in deze brief zien dat de woorden uit Rom. 8:28, echt betekenis hebben. ‘En wij weten, dat dengenen die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn.’ Zo schrijft hij vanuit de gevangenis. ‘En ik wil, dat gij weet, broeders, dat hetgeen aan mij geschied, meer tot bevordering des Evangelies gekomen is; Alzo dat mijn banden in Christus openbaar geworden zijn in het ganse rechthuis en aan allen, en dat het meerderdeel der broederen in den Heere, door mijn banden vertrouwen gekregen hebbende, overvloediger het Woord onbevreesd durven spreken, Filip. 1:12-14.’ Door deze moeilijke onbegrijpelijke weg, is het Evangelie ook gepredikt in het rechthuis. En door Gods kracht, die in Paulus gezien werd, zijn anderen bemoedigd geworden om de Naam van Jezus te prediken. ‘Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Rom. 8:31.’

Paulus verblijd zich daarin dat het Evangelie nu gepredikt wordt en tegelijk ziet hij dat er tussen de goedwillende Evangelie predikers ook predikers zijn die het doen door nijd en twist. Hij dus ook ziet predikers die wel Christus prediken maar tegelijk afgunstig zijn en ruzie maken. Terwijl zij prediken uit eigenbelang hebben zij de bedoeling om Paulus verdrukking te vergroten.

Ongetwijfeld zal dit een zware last zijn voor Paulus en toch roemt hij daarin, dat het Evangelie gepredikt wordt. ‘Wat dan? Nochtans wordt Christus op allerlei wijze, hetzij onder een deksel, hetzij in der waarheid, verkondigd; en daarin verblijd ik mij, ja, ik zal mij ook verblijden, Filip. 1:18.’

Het deksel waar Paulus over spreekt is niets anders dan een voorwendsel. Denk aan de geschiedenis waar Paulus aan boord is van een schip, op weg naar Rome. Door de grote storm lijkt het schip te pletter te gaan slaan. Paulus heeft geloof op God en zegt dat allen behouden zullen aankomen. De scheepslieden aan boord van het schip zijn zo bang, dat ze alsnog willen wegvluchten. Ze doen alsof zij het anker gaan uitwerpen en laten ondertussen de sloep in zee zakken, om zo weg te kunnen vluchten. ‘Maar als de scheepslieden zochten uit het schip te vlieden, en de boot nederlieten in de zee, onder den schijn alsof zij uit het voorschip de ankers zouden uitbrengen, Hand. 27:30.’ Op Paulus bevel blijven ze toch aan boord en uiteindelijk komen allen behouden aan land. We lezen in de tekst dat de scheepslieden iets deden onder schijn. Zij deden alsof. Hetzelfde grondwoord dat hier voor schijn gebruikt is, is ook gebruikt bij het deksel in onze tekst. Prophasis in het Engels staat er Pretence. De predikers van onze tekst hielden de schijn op, zij wilden Paulus kwaad doen en ondertussen predikten zij Christus.

Net zo goed als Paulus zich verblijdt in zijn gevangenschap, wetend dat God dit ten goede keert, verblijdt hij zich in deze predikers, die onder het voorwendsel het Evangelie te prediken, Paulus kwaad wilde doen. Hij weet dat zelfs dit, hem tot zaligheid strekken zal. Door deze prediking heen zullen zondaren horen van Jezus Christus, die gekomen is om zondaren te zoeken en zalig te maken. Straks in de dag van het oordeel zal openbaar komen wat goed en kwaad geweest is. Dan zullen de schijn predikers openbaar komen en zal blijken dat Paulus niemand bedoeld heeft dan Jezus Christus en Dien gekruisigd (1 Kor. 2:2). De Farizeeërs in Jezus dagen zochten de weduwen op en onder een deksel van het lange bidden, waren zij uit op het geld van deze vrouwen. ‘Wee u, gij schriftgeleerden en farizeeën, gij geveinsden; want gij eet de huizen der weduwen op, en dat onder den schijn van lang te bidden; daarom zult gij te zwaarder oordeel ontvangen, Matth. 23:14.’ Het oordeel zal straks openbaren hoe wij hebben geleefd en wat onze motieven waren in het prediken.

God heeft in Zijn wijsheid besloten dat zondaren tot geloof komen door de prediking van het Evangelie. Nu moeten wij door de woorden van onze tekst niet denken dat het dus niet uitmaakt hoe de boodschap is. Paulus bedoelt niet te zeggen dat het niet uitmaakt hoe of wat we preken. Hij verblijde zich in het feit dat het Evangelie, de Boodschap van redding door genade, gepredikt werd. Hij zag niet op zijn eigen omstandigheden maar op de verkondiging van Jezus Naam, want in Die Naam vinden zondaren het leven. ‘En de zaligheid is in geen ander; want er is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de mensen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden, Hand. 4:12.’ Door de brieven van Paulus leren wij dat het behoud niet is gelegen in onze werken maar in de genade die ons geschonken wordt door Jezus Christus. Het gelovig rusten op Zijn volbrachte werk, is het enige dat aangenaam is voor God. Iedere andere grond, hoe mooi het ook lijkt, zal drijfzand blijken te zijn. De grote vraag is, Hebben wij Jezus Christus lief gekregen, om Wie Hij is en wat Hij deed? ‘Indien iemand den Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking: Maranatha, 1 Kor. 16:22.’

Paulus, door God gezonden naar de heidenen, heeft het fundament van de prediking gelegd. ‘Naar de genade Gods die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fundament gelegd, en een ander bouwt daarop. Maar een iegelijk zie toe hoe hij daarop bouwt. Want niemand kan een ander fundament leggen dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus, 1 Kor. 3:10,11.’ Jezus Christus moet dus het fundament van iedere prediking zijn. Ja, Hij is het fundament van iedere gelovige.

Iedere zondaar die tot geloof komt is een lid van het Lichaam waarvan Jezus het Hoofd is. Tegelijk wordt de gelovige toegevoegd in het gebouw, Gods tempel, dat gebouwd wordt op het fundament. ‘Gebouwd op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen, Ef. 2:20.’ De rechte prediking zal dus altijd gebouwd zijn op Christus, Die en het fundament is, en de uiterste Hoeksteen. Christus, gepreekt door de apostelen en de profeten, en tegelijk de vervulling van de profetieën. In Christus zien we de vervulling van de schaduwen, Hij is het doeleinde van de wet. De wet wijst ons naar Christus, Die aan het kruishout van Golgotha de vloek der wet heeft weggedragen. Allen die geborgen zijn in Hem, zijn vrij van de wet en worden gedreven door Gods liefde om te wandelen zoals Hij dat duidelijk maakt in Zijn wet, de profeten en het Evangelie, dat gebouwd is op de wet en de profeten.

Een prediking die ingaat tegen Gods Woord, door één zijde te belichten kan nooit een prediking zijn waarin wij ons mogen verblijden. Paulus heeft zich duidelijk uitgesproken tegen hen die leerden, dat er tot behoud van de ziel, iets meer gevraagd werd dan geloof alleen. Er waren er die beweerden dat als je niet besneden werd, je niet zalig kon worden (Hand. 15:1). In Galaten lezen we hoe Paulus deze predikers veroordeelt. ‘Doch al ware het ook dat wij, of een engel uit den hemel, u een evangelie verkondigde buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt. Gelijk wij tevoren gezegd hebben, zo zeg ik ook nu wederom: Indien u iemand een evangelie verkondigt buiten hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt, Gal. 1:8,9.’ Goddeloze zondaren worden geroepen te komen tot Jezus en te geloven dat Hij ons redt. Hem onze zonden te belijden en gelovig te rusten in Zijn volbrachte werk is alleen de weg tot behoud. Jezus is de Weg, de Waarheid en het Leven. Allen die iets anders prediken, hoe mooi, hoe ernstig en hoe bevindelijke het ook lijkt, die zijn vervloekt.

Ook zij die menen dat de zaligheid iets twijfelachtigs is, wijken af van Gods Woord. Een prediking die het Woord van God laat spreken is een troostvolle prediking voor iedereen die verlangd naar God. In Hem is het leven en de volle zaligheid, terwijl wij het kunnen weten in de volle verzekerdheid van ons verstand. ‘Opdat hun harten vertroost mogen worden, en zij samengevoegd zijn in de liefde, en dat tot allen rijkdom der volle verzekerdheid des verstands, tot kennis der verborgenheid van God en den Vader, en van Christus, Kol. 2:2.’ Iedereen die Hem aanroept zal zalig worden. ‘Want een iegelijk die den Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden, Rom. 10:13.’ Wat een troost, wat een zekerheid. Op grond van wat Hij heeft gedaan kunnen wij vrijmoedig naderen tot onze God en Vader. ‘Zo laat ons toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van de kwade consciëntie, en het lichaam gewassen zijnde met rein water, Hebr. 10:22.’ Hoe vast is onze zaligheid in Hem, Die ons liefheeft.

Het volle Evangelie, is Jezus te prediken als de grond van ons behoud en te wandelen niet naar onze wil maar naar de wil van God onze Vader. Eerst het geloof, dan de geloofsgehoorzaamheid, eerst het behoud, dan de werken, eerst het leven, dan de vruchten. Die liefde die het hart van al Gods kinderen vervuld, maakt gehoorzaam om te wandelen naar heel Gods Woord. Niet volgens de predikers die zeggen dat de vrijheid in Christus ons bevrijd van de wet. Christus is de volle vervulling van de wet; ‘Meent niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om die te ontbinden, maar te vervullen, Matth. 5:17.’ Hij heeft de wet vervuld, gepreekt en gezegd dat er geen jota of titel zou voorbijgaan totdat het alles zal zijn geschied. De hemel en de aarde zullen eerder voorbijgaan dan dat er ook maar iets van deze wet zal vallen. Moeten wij dan nog offeren? Nee, Christus is ons offer, Zijn bloed reinigt van alle zonden. Hij is ons Lam, onze Hogepriester, Profeet en Koning.

Het is belangrijk dat wij beseffen dat het behoud van onze ziel alleen maar door het geloof in Jezus is. Geen wettische werken, geen opgeknapte mensen, kunnen aangenaam zijn voor God. Zondaren die komen tot de Fontein van leven, worden in Hem gewassen en gereinigd. De liefde tot God, brengt gehoorzaamheid en onderwerping aan Gods wil. Jakobus spreekt dat een geloof zonder de werken geen geloof is. ‘Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, alzo is ook het geloof zonder de werken dood, Jak. 2:26.’ Zoals een lichaam zonder geest, geen levend mens is, zo is een geloof zonder de werken geen levend geloof. Aan de vrucht kent men de boom (Matth. 12:33). Zonde is doel missen, Johannes zegt dat de zonde ongerechtigheid is en ongerechtigheid betekent, wetteloosheid. ‘Een iegelijk die de zonde doet, die doet ook de ongerechtigheid (wetteloosheid); want de zonde is de ongerechtigheid (wetteloosheid), 1 Joh. 3:4.’ Hoe kunnen wij dan zeggen God lief te hebben terwijl wij Zijn geboden niet liefhebben? ‘Want dit is de liefde Gods, dat wij Zijn geboden bewaren; en Zijn geboden zijn niet zwaar, 1 Joh. 5:3.’

Wat zijn dan Gods geboden? Wij zijn toch tot geloof gekomen heidenen en die hoeven toch niet alle gebonden te houden? Het is goed om te zien wat Jakobus door de Heilige Geest zegt in Handelingen 15. ‘Daarom oordeel ik dat men degenen die uit de heidenen zich tot God bekeren, niet beroere, Maar hun zal aanschrijven dat zij zich onthouden van de dingen die door de afgoden besmet zijn, en van hoererij, en van het verstikte, en van bloed. Want Mozes heeft er van oude tijden in elke stad die hem prediken, en hij wordt op elken sabbat in de synagogen gelezen, Hand. 15:19-21.’ Wij moeten elkaar dus geen juk opleggen maar ons houden aan deze geboden. Daarnaast zal het onderwijs uit de wet die wij onderzoeken in het Woord van God ons inzicht geven in de wil van God. Als wij verlangd het Woord van God onderzoeken, dan zal Gods geest ons steeds meer de liefde van God openbaren in het schenken van Zijn wetten.

Zo op zoek naar Gods wil, zullen we meer en meer ontdekken, dat het Woord van God ons vrijmaakt (Joh. 8:32) en dat Zijn geboden gegeven zijn tot ons nut. Niet om daarmee iets te verdienen, maar die te doen, omdat wij niet anders willen. Laten wij elkaar niet veroordelen maar in liefde wijzen op de diepe wijsheid in Gods Woord. Het is van levensbelang dat wij mensen aanmoedigen om God te zoeken, opdat ook zij leren rusten in de genade van onze Heere Jezus Christus. Bij het zien op dat wat Hij voor ons deed en hoe geduldig Hij iedere dag met ons is, zullen wij mild zijn in het omgaan met elkaar.

Lieve vrienden, laten wij het houden bij het Woord des geloofs. ‘Namelijk, indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart geloven dat Hem God uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden. Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid, en met den mond belijdt men ter zaligheid. Want de Schrift zegt: Een iegelijk die in Hem gelooft, die zal niet beschaamd worden, Rom. 10:9-11.’ Gegrond op dit enige Fundament, mogen wij vrijmoedig getuigen van de wonderbare kracht in Zijn Naam. Rustend in Zijn genade, zoeken wij samen door Woord en Geest, Zijn wil te verstaan. Zo, in liefde schouder aan schouder staande, willen wij ontdekken hoe Gods Woord ons richtsnoer is in dit leven. Elke gelovige roepen wij met Paulus toe: ‘Staat dan in de vrijheid met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen, Gal. 5:1.’ Laat niemand u leren dat uw zaligheid afhangt van dat wat u doet. Als u nog niet gered bent, richt u dan met heel uw verstand, met heel uw wil en met al uw verlangens op de Heere Jezus Christus en vindt in Hem het leven. Hij heeft gezegd: ‘Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden.’ Geprezen zij Zijn grote Naam, van nu tot in alle eeuwigheid. Amen.

Heer, uw woord, het woord der waarheid,

is een zwaard in ‘s levens strijd,

is een licht, dat glans en klaarheid

over onze wegen spreidt.

Laat het heersen in ons leven,

en ons leiden in ons lot;

laat het steun en troost ons geven,

‘t heerlijk woord van U, o God.

Ja, dat woord van U, o Heere,

is een onuitputb’re mijn;

zij ‘t ons streven, ons begeren,

delver in zijn schoot te zijn.

Hieruit schatten te vergaren,

houdt een rijke zegen in;

en uw Geest wil ons verklaren

van elk woord de rechte zin.

Doch niet louter tot vergaren

van die schatten spoort G’ ons aan;

Heer, uw woord getrouw bewaren

en te doen sta bovenaan.

Houden we ook, wat wij ontvingen

nimmer voor onszelf alleen;

elk spreid’ uit zijn zegeningen

nieuwe zegen om zich heen.

Heere God, zend zo de stralen

van uw woord de wereld door.

Doe genade – zegen dalen

waar men ook uw sprake hoor.

Werk toch naar uw alvermogen

en sla elke leugen neer;

laat het zien voor aller ogen

hoe U triomfeert, o Heer!

Wilco Vos Veenendaal 29-01-2015