Uitverkiezing, mijn keus voor God of Gods keus voor mij?
‘Als nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich en prezen het Woord des Heeren; en er geloofden zovelen als er geordineerd waren tot het eeuwige leven, Hand. 13:48.’
Het woord uitverkiezing is een woord wat al veel stof heeft doen opwaaien. Veel is er al over gesproken en geschreven. Veel vriendschappen zijn verbroken omdat er ruzie ontstond over de betekenis en de reikwijdte van dit woord. Met Gods hulp wil ik in deze overdenking stilstaan bij de uitverkiezing, zoals we dat in het Woord van God, de Bijbel tegenkomen.
In de tekst boven deze overdenking lezen we: ‘er geloofden er zovelen als er geordineerd waren tot het eeuwige leven.’ Dus allen, die bestemd waren ten eeuwigen leven, kwamen tot geloof. Dit is juist het punt waar zoveel om gestreden wordt. Hoe zit het dan met hen die niet bestemd zijn tot het eeuwige leven? Zij kunnen er dus niets aan doen dat ze verloren gaan. Als het zo zit, dan hoef ik God niet te zoeken, ik kan mijn gang wel gaan en als ik bestemd ben, dan kom ik wel tot de zaligheid. Dit soort geluiden komen we tegen. Anderen worstelen met dit probleem en zijn benauwd als ze hieraan denken. Ze houden van God en zijn bevreesd dat God niet van hen houdt omdat ze niet uitverkoren zijn. Ze willen niet meer zondigen tegen Gods liefde en tegelijk zijn ze zo bang om verloren te gaan. Als zij horen spreken over de uitverkiezing, dan is dit vaak niet tot troost maar sterk ontmoedigend. Persoonlijk geloof ik dat er veel verwarring is ontstaan vanwege de manier waarop over dit onderwerp wordt gesproken.
Het is van levensbelang om zaken in het verband te zien en de Bijbelse thema’s niet over of onder te belichten. We zien vaak dat een thema wordt behandeld omdat men verontrust is over de manier waarop er op dat moment mee omgesprongen wordt. Het probleem is vaak dat de nuances ontbreken en in de praktijk het tegenovergestelde gebeurd. Gods Woord is niet bedoeld om ons mensen verward of wanhopig te maken. Het is bedoeld om ons te laten zien wie wij mensen zijn tegenover God, zondig en schuldig en niet in staat om God te dienen zoals Hij dat van ons vraagt. Tegelijk openbaart God Zijn liefde in het zenden van Zijn Zoon naar deze wereld. Jezus is gekomen om de weg die door en voor ons gesloten was weer te openen. Hijzelf is de Weg de Waarheid en het Leven en door Hem kunnen wij weer tot de Vader komen. Allen die gelovig tot Hem komen zullen behouden worden. Zij zijn het die door de liefde van God gedreven, weer willen leven tot eer en glorie van Zijn Naam. O, dat wonder van genade dat tot ons komt, wat een kracht in het bloed van Jezus Christus Die Zijn leven gaf aan het kruis van Golgotha. Dat is de Blijde Boodschap die tot ons komt. In het Woord van God spreekt Hij tot ons mensen hoe Hij wil dat wij leven zullen. Het is dan ook van belang om ons te laten leiden door Gods Geest, opdat we niet in uitersten en dwalingen zullen vallen.
De Bijbel spreekt ons over de wet, hierin wordt ons Gods heiligheid en eis geopenbaard. Het stelt ons mensen schuldig en laat ons zien dat wij zondigen tegenover Zijn heilige wil. Maar lieve vrienden, als we het hier bij houden, dan zijn we verkeerd bezig. God heeft ons niet alleen een wet gegeven maar ook het Evangelie. Deze twee zijn niet van elkaar te scheiden! Wat is de wet zonder het Evangelie? Het zal ons in de wanhoop en de hel doen eindigen. Wat is het Evangelie zonder wet? Het is krachteloos en zal niet anders uitwerken dan een religie waar geconsumeerd wordt. Het zal geen stand houden als de verdrukking komt, nog minder zal het ons helpen als we voor Gods troon zullen verschijnen. Het is van levensbelang om met twee woorden te spreken. De wet is gegeven opdat wij zouden zien dat we gezondigd hebben. De wet zegt dat wie liegt, een leugenaar is, wie begerig kijkt naar een man of vrouw, doet overspel en is een overspeler, wie een hekel heeft aan een ander en hem haat, is een doodslager. Een koekje stelen is ook diefstal en begeren is ook zonde. Zo laat de wet zien dat we alle geboden hebben overtreden. ‘Dwaalt niet: noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven, 1 Kor. 6:10.’
De werking van de wet is om ons te overtuigen dat we gezondigd hebben tegenover God en daardoor de dood en de hel verdiend hebben. Dan is er plaats voor de blijde boodschap van het Evangelie, ‘Want de Zoon des mensen is gekomen om zalig te maken wat verloren was, Matth. 18:11.’ Hij is gekomen om zondaren te roepen tot het heil. Geen zondaar heeft teveel, te lang of te verschrikkelijk gezondigd. ‘Komt dan, en laat ons tezamen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol, Jes. 1:18.’ Zo was het ook op de Pinksterdag. Petrus predikt over het leven, de dood, de opstanding en de hemelvaart van de Heere Jezus Christus. Dan sluit hij zijn rede af met deze woorden: ‘Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israëls, dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk dezen Jezus dien gij gekruist hebt, Hand. 2:36.’ Als de mensen dit hoorden werden zij verslagen in het hart, hoe konden zij nu ooit nog zalig worden? Zij hadden Jezus de Zoon van God vermoord, aan het kruis gehangen, Hij die gekomen was om hen te zaligen. Zij roepen het uit: ‘Wat zullen wij doen, mannen broeders?’ Hier zien we de functie van de wet in vervulling gaan, zij stonden schuldig tegenover God en roepen uit, ‘hoe kan dit ooit nog goed komen?’ ‘En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen, Hand. 2:39.’ Zij moesten zich bekeren van hun boze weg en zich keren tot de levende God. Met de doop betuigden zij dat zij het oude leven hadden achtergelaten en in een nieuw leven mochten wandelen. Als het ware begroeven zij hun oude leven in het watergraf en stonden op in een nieuw leven, om dan te leven in de kracht van Zijn opstanding.
Zo is het ook met de rechtvaardigmaking, zodra men het evangelie gelovig omhelsd en gelooft dat Jezus Christus gestorven is in onze plaats en wij daarmee verlost zijn van de vloek der wet en het oordeel, zijn wij rechtvaardig voor God. God ziet ons als heiligen in Christus. Toch is het gevaar groot dat we de rechtvaardiging los zien van heiliging. Dit is onlosmakelijk aan elkaar verbonden. ‘Als gehoorzame kinderen, wordt niet gelijkvormig aan de begeerlijkheden die tevoren in uw onwetendheid waren; Maar gelijk Hij Die u geroepen heeft, heilig is, zo wordt ook gij zelven heilig in al uw wandel; Daarom dat er geschreven is: Zijt heilig, want Ik ben heilig, 1 Petr. 1:14-16.’ Wij worden opgeroepen, ons te richten op het leven dat we in Hem ontvangen hebben, Hem in alles nodig te hebben en ons te onderwerpen aan Zijn Woord. Door de liefde van God gedreven zullen we de wereld en alle zondige zaken van harte haten en verlaten. Nu is het andere gevaar, te spreken over heiligmaking zonder rechtvaardigmaking. Dit kan niet! Hierdoor krijgen we vrome farizeeërs, die de wet houden maar niets kennen van de liefde Gods die er is in Christus Jezus.
We weten dat de Bijbel ons leert dat alleen het geloof ons red. ‘Doch dengene die niet werkt, maar gelooft in Hem Die den goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid, Rom. 4:5.’ Tegelijk moeten we er voor waken dat we van het geloven geen wet maken. Je hoort vaak, ‘Je moet geloven’. Hierdoor zijn veel mensen wanhopig geworden, zij willen wel geloven maar ze weten niet hoe zij moeten geloven. Van Jakobus weten we dat een geloof zonder de werken dood is. ‘Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, alzo is ook het geloof zonder de werken dood, Jak. 2:26.’ Is dit dan in tegenspraak met Romeinen waar gesteld wordt dat alleen het geloof zonder de werken ons rechtvaardigt? Nee, in de brief aan de Romeinen wordt ons geleerd dat we alleen door het geloof worden gered en niet door ons werken. In de brief van Jacobus leren we dat een geloof zonder de werken dood is. Dus op het geloof volgen de werken. Eerst geloof en dan als vrucht van het geloof, de werken tot eer van God. Als wij stellen dat we geloven en ondertussen de wereld liefhebben en meedoen met de wereld, dan kunnen we aan de hand van Gods Woord concluderen dat het een dood geloof is. Zo gaan geloof en bekering hand in hand. Een zondaar keert zich af van het boze en richt zich op God, in Wie hij gelooft. Bekering zonder geloof is net zo waardeloos als geloof zonder bekering.
Nu we deze zaken hebben bekeken komen we bij ons onderwerp, de uitverkiezing. Dit onderwerp wordt vaak gezet tegenover onze verantwoording. Vaak zien we dat zowel de ene als de andere partij doorschiet in het overbelichten. De ene partij zegt: ‘God moet ons uitverkiezen anders zijn we onherroepelijk verloren, er komt niets van de mens bij.’ De andere partij zegt: ‘Je moet kiezen voor Jezus.’ De één leert dat de mens geestelijk dood is en niets kan, de ander probeert een geloof op te dringen en mensen aan te zetten tot het maken van een keuze. Deze ontwikkeling heeft veel schade aangericht. Zo zijn de Dordtse leerregels opgesteld in een tijd dat zij streden tegen de Arminianen, die een vrije wil leerden. De mens kon kiezen voor of tegen God. De Dordtse leerregels streden hiertegen omdat zij vonden dat God van Zijn eer berooft werd. Nu, zoveel jaren later zijn er veel mensen die niets van deze strijd kennen en door de Dordtse leerregels niet goed te begrijpen een verkeerd beeld krijgen van Gods Woord en Zijn bedoeling. Als tegenreactie op deze ontwikkeling zijn al veel boekjes geschreven en zo woedt de strijd door en ontstaan veel koude harten en scheuringen, waar broederliefde zou moeten zijn.
Gods Woord moet voor ons leidend zijn. Hij die gezegd heeft: ‘Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is, en Die was, en Die komen zal, de Almachtige, Openb. 1:8,’ heeft ons Zijn Woord gegeven opdat wij Hem zouden leren kennen en ons door Hem zouden laten leiden. Het gaat in de Bijbel niet om een leer van het verstand, niet het begrip maar het geloof alleen zal ons redden van de dood. Zoals we al zagen boven deze overdenking, geloven er zovelen als er verordineerd zijn. Alleen zij die bestemd zijn om te geloven zullen geloven. Tegelijk worden wij allen opgeroepen om ons te bekeren. ‘God dan de tijden der onwetendheid overgezien hebbende, verkondigt nu allen mensen alom dat zij zich bekeren, Hand. 17:30.’ Om deze boodschap te verspreiden roept Hij tot op vandaag dienstknechten opdat: ‘in Zijn Naam gepredikt (zou) worden bekering en vergeving der zonden onder alle volken, beginnende van Jeruzalem, Luk. 24:47.’
De verkiezing is een troost voor allen die tot het geloof gekomen zijn. Zij roepen met Paulus uit, ‘Want ik ben verzekerd dat noch dood noch leven, noch engelen noch overheden noch machten, noch tegenwoordige noch toekomende dingen, Noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere, Rom. 8:38,39.’ Paulus begint zijn onderwijs in de brief aan de Romeinen ook niet met de uitverkiezing, hij begint met onze ellende buiten Christus, de functie van de wet en de rechtvaardigheid uit het geloof alleen. Dan als troost en tot eer van God alleen spreekt hij over de heerlijke uitverkiezing. God heeft ons liefgehad met een eeuwige liefde en ons getrokken uit de duisternis tot zijn heerlijk en wonderbaar licht. De duivel wil dat u eerst het stuk van de uitverkiezing zal snappen voordat u als een schuldverslagen zondaar aan Jezus voeten zult komen. Hij weet dat hij u op deze manier zal afhouden om te komen omdat uw verstand verduisterd is en u in deze strik zult vastraken om er nooit meer uit te komen.
Als u onbevangen de Bijbel zou lezen dan moet u tot de conclusie komen dat God geen behagen heeft in uw ondergang. ‘De Heere vertraagt de belofte niet (gelijk enigen dat traagheid achten), maar is lankmoedig over ons, niet willende dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen, 2 Petr. 3:9.’ Hij heeft Zijn Zoon niet gezonden om u verloren te laten gaan. ‘Want dat is goed en aangenaam voor God onzen Zaligmaker, Welke wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen, 1 Tim. 2:3,4.’ God is liefde en in Zijn liefde heeft Hij ons Zijn Zoon geschonken. ‘Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem, 1 Joh. 4:9.’ Zou God dan een uitverkiezing stellen tegenover Zijn liefde? Nee! De uitverkiezing is onderdeel van Zijn liefde. Als God ons mensen niet had verkoren dan waren we voor eeuwig verloren omdat niemand Hem zou zoeken.
Misschien zegt u, ‘Ik weet niet hoe het alles moet en hoe ik de uitverkiezing moet zien begrijp ik al helemaal niet maar één ding weet ik, ik verlang naar God met heel mijn hart, maar is het ook voor mij?’ Weet dat juist u zal worden aangevallen door de duivel, hij zal u proberen te overtuigen dat het voor u niet kan, u bent te slecht en u bent waarschijnlijk niet uitverkoren. Zo heeft hij er al vele in de hel getrokken. Hoe anders leert de Heere Jezus het ons in de gelijkenis van de verloren zoon. Hij was bij zijn vader weggegaan en had al zijn geld opgemaakt. Toen hij tussen de varkens zat en niets had om te eten, bedacht hij zich hoe slecht hij was. Hij wilde terug naar zijn vader. ‘Ik zal opstaan en tot mijn vader gaan, en ik zal tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen den Hemel en voor u; En ik ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden; maak mij als een van uw huurlingen. En opstaande ging hij naar zijn vader. En als hij nog ver van hem was, zag hem zijn vader, en werd met innerlijke ontferming bewogen; en toe lopende viel hem om zijn hals en kuste hem. En de zoon zeide tot hem: Vader, ik heb gezondigd tegen den Hemel en voor u, en ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden, Luk. 15:18-21.’ We zien de liefde van de vader, het was juist deze liefde die de zoon bij de varkens vandaan trok en hem weer terug bracht in de armen van zijn vader. Lieve vrienden, als u verlangt naar de liefde van uw hemelse Vader weet dan dat het Zijn liefde is die u trekt. Luister dan niet naar de stem van de duivel maar hoor wat God ons leert. ‘Want het is God Die in u werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen, Filipp. 2:13.’ De wil in u, is een wil die gewerkt is door God Zelf. En om u te bemoedigen om te komen nodigt Hij u. ‘O alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja, komt, koopt zonder geld en zonder prijs, wijn en melk, Jes. 55:1.’ U mag met lege handen komen. U hoeft het niet te begrijpen u mag komen zoals u bent en uzelf gelovig overgeven in Zijn hand. Bij hem alleen zal uw dorst gelest worden. ‘En de Geest en de bruid zeggen: Kom. En die het hoort, zegge: Kom. En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet, Openb. 22:17.’
Wij worden niet geroepen om Gods Woord te begrijpen, niet geroepen om te discussiëren of elkaar te betwisten. We worden geroepen om te geloven in de Zoon van God en om in Hem het eeuwige leven te ontvangen. ‘En dit is de wil Desgenen Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk die den Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage, Joh. 6:40.’ Het is Gods eis! We moeten God niet voorstellen als een bedelaar die staat te schooien totdat wij een keer komen. God is de Almachtige, Hij die alle dingen gemaakt heeft en nog onderhoud, er ontgaat Hem niets en er is niets dat Hij niet van te voren heeft geweten. Hij spreekt en het is er. En daarom is er hoop, hoop voor de toekomst en hoop voor zondaren. U kunt niet uit uw doodstaat opkruipen maar omdat Gods Geest er is en werkt doormiddel van de prediking van Zijn Woord, geloven wij dat u kunt zalig worden. Lazarus was dood, hij kon niet uit het graf komen maar toen Jezus daar kwam en Zijn Woord liet horen, moest de dood wel wijken en kwam Lazarus uit. ‘En als Hij dit gezegd had, riep Hij met grote stem: Lázarus, kom uit. En de gestorvene kwam uit, gebonden aan handen en voeten met grafdoeken, en zijn aangezicht was omwonden met een zweetdoek. Jezus zeide tot hen: Ontbindt hem en laat hem heengaan, Joh. 11:43,44.’ Diezelfde Jezus leeft nog. Hij sprak tot de man met de verdorde hand, strek hem uit en hij moest hem wel uitstrekken. De man die 38 jaar op bed had gelegen moest wel gehoorzamen toen Jezus hem bevel gaf om op te staan. ‘Jezus zeide tot hem: Sta op, neem uw beddeken op en wandel. En terstond werd de mens gezond, en nam zijn beddeken op en wandelde. En het was sabbat op denzelven dag, Joh. 5:8,9.’ Onze geestelijke doodstaat staat Jezus niet in de weg. ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven, Joh. 5:25.’ Zo moest Ezechiël preken tot een heel dal vol doodsbeenderen. Wat een onmogelijke taak! Maar o wonder van Gods genade, als Gods Geest in onze prediking is, dan moeten de doden weer tot leven komen en daarom is er hoop.
U hoeft niet tot God te komen met de vraag of u wel uitverkoren bent, u mag komen met al uw schuld en zonden, leg u maar neer aan de voet van het kruis. Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult leven. Dan, als u mag wandelen in de kracht van Zijn opstanding, zult u broeders ontmoeten als Paulus die tot u zeggen. ‘Wetende, geliefde broeders, uw verkiezing van God, 1 Thess. 1:4.’ Hoe kunnen wij en hoe kon hij dat weten? Uw leven zal een getuigenis zijn, niet meer ik, maar Christus leeft in mij. Zijn liefde vervult uw hart en u kunt niet meer zwijgen van Zijn liefde. In u hart roept u het uit: ‘O God, wat een wonder van genade dat U mij hebt uitverkoren, U zocht mij op in Uw liefde en nu wil ik niet anders meer dan voor U leven. Verlangend zie ik uit naar Uw komst, Kom Heere Jezus, ja Kom.’ Amen.
Zalig, zalig te geloven,
dat ik Jezus heb tot Heer.
Als mijn Heiland Hem te loven,
lief te hebben, immermeer.
Hij verbrak de slavenboeien,
Hij gaf rust aan ‘t moede hart.
Laat de stormen dan maar loeien,
Hij schenkt vrede zelfs in smart.
Welgemoed en blij te leven,
ook in ramp en tegenspoed,
ja, dat wil de Heere geven
aan ‘t gelovig, stil gemoed.
Welk een heil is mij beschoren,
voor de hemel toebereid,
door de Vader uitverkoren
tot een eeuw’ge heerlijkheid.
Eeuwig zal ik mij verblijden,
vrij van zonde, moeite en pijn,
van verdrukking, angst en lijden,
eeuwig zal ‘k bij Jezus zijn.