Volg ons op YouTube

Volharden in het geloof en de afval der heiligen

‘Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden, Matth. 24:13.’

Uit de tekstwoorden boven deze overdenking blijkt dat zalig worden, samen gaat met volharden. Zij die niet volharden, zullen niet zalig worden. Een vraag die vaak gesteld wordt is of er afval der heiligen is? De Bijbel leert ons dat er in de laatste dagen mensen zullen afvallen van het geloof. ‘Doch de Geest zegt duidelijk, dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, zich begevende tot verleidende geesten en leringen der duivelen, 1 Tim. 1:4.’ Het is belangrijk om goed te begrijpen wat hier bedoelt wordt.

Kan iemand die wederom geboren is, nog afvallen van het geloof? Nee! ‘Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden, 2 Kor. 5:17.’ De wedergeboorte is een nieuwe schepping. Het stenen, ongevoelige hart is weggenomen en er is een vlezen hart voor in de plaats gekomen. ‘En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlezen hart geven, Ezech. 36:26.’

De vorige overdenking hebben we stilgestaan bij de Hervormingsdag en in die overdenking schreef ik: ‘Als uw leven niet veranderd is dan bent u nog dood. Misschien hebt u Jezus aangenomen en probeert u nu anders te leven, terwijl er in uw hart een verlangen is om (bepaal)de zonden te doen. Misschien spijt het u dat u niet zo kunt leven zoals u dat zou willen. Dan bent u niet wedergeboren.’ Hierover kreeg ik een vraag, hoe het dan zat met Paulus, die schrijft dat hij het goede dat hij wil niet doet en het kwade dat hij niet wil, wel doet. We zien dat Paulus juist het goede wil doen en dat is de vrucht van de wedergeboorte. De nieuwe mens wil wandelen zoals Christus gewandeld heeft. Ik doelde in mijn schrijven op die personen die het jammer vinden dat zij niet kunnen leven zoals zij dat zelf graag zouden willen, omdat zij menen een godsdienstig leven te moeten leven. Hun hart en denken is niet vernieuwt, omdat zij in werkelijkheid nog nooit gekomen zijn tot Jezus.

Maar wat is dan dat komen tot Jezus? Hoe moeten wij Hem aannemen? Wel, in de eerste plaats moeten wij erkennen, op grond van Gods Woord, dat wij zondaren zijn en met onze zonden vijandig staan tegenover God. Dat de breuk tussen God de Vader en ons, alleen door genade hersteld kan worden. Christus alleen is de Weg tot de Vader. ‘Jezus zeide tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot den Vader, dan door Mij, Joh. 14:6.’ Wij moeten erkennen dat al onze werken ja zelfs onze beste werken, niets kunnen veranderen aan de breuk tussen God en ons. ‘Doch wij allen zijn als een onreine, en al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed; en wij allen vallen af als een blad, en onze misdaden voeren ons henen weg als een wind, Jes. 64:6.’ Zo staan wij als schuldige zondaren tegenover God en zijn geheel afhankelijk van Zijn genade, geopenbaard in Christus Jezus, de gekruiste Heere en Heiland. Als wij dan zien op onze eigen werken en met Paulus belijden: ‘Ja, ik acht ook nog alles voor schade tegen de alles overtreffende kennis van Christus Jezus, mijn Heer, om wiens wil ik alles voor schade heb gerekend, en het voor slijk acht, opdat ik Christus moge gewinnen, Filip. 3:8.’ Dan beseffen wij dat het eeuwige leven alleen in Gods Zoon te vinden is. ‘En dit is de getuigenis, namelijk dat ons God het eeuwige leven gegeven heeft; en ditzelve leven is in Zijn Zoon, 1 Joh. 5:11.’ Dit is de genadegift van God. Het wordt ons geschonken opdat wij leven zouden. ‘Die den Zoon heeft, die heeft het leven; die den Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet, 1 Joh. 5:12.’

Het enige dat wij moeten doen, is Hem aannemen, dat betekent, eenvoudig in Hem geloven en rusten in Zijn volbrachte werk. ‘Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven, Joh. 1:12.’ Dat moment waarop wij afzien van alles van onszelf en onze toevlucht nemen tot Jezus is de wedergeboorte. Daar wordt de vrede gevonden. Daar wordt het stenen hart weggenomen en een vlezen hart geschonken. Daar wordt de ziel gerechtvaardigd (rechtvaardig verklaard) op grond van Christus gerechtigheid. ‘Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God, door onzen Heere Jezus Christus, Rom. 5:1.’ God de Vader ziet ons aan in Zijn Zoon en in Hem zijn wij volmaakt.

‘En gij zijt in Hem volmaakt, Kol. 2:10a.’ In Christus Jezus, is alles nieuw geworden. ‘Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing, 1 Kor. 1:30.’

Alles, ja alles uit genade, door het geloof, om eeuwig te leven en te wandelen zoals Hij gewandeld heeft. ‘Gelijk gij dan Christus Jezus, den Heere, hebt aangenomen, wandelt alzo in Hem, Kol. 2:6.’ We zien duidelijk dat de Bijbel ons leert dat wij een nieuwe schepping zijn, een vlezen hart hebben ontvangen, gerechtvaardigd en geheiligd zijn. Ja met recht mogen wij zeggen: al het oude is voorbijgegaan en alles is nieuw geworden. Eerst waren wij kinderen der ongehoorzaamheid (Kol. 3:6), nu, uitverkorenen Gods, heiligen en beminden (kol. 3:12). Nu wandelen wij niet meer zoals zij die nog in duisternis zijn maar als kinderen des Lichts. Wij mogen onze positie in Christus innemen en handelen en wandelen naar onze nieuwe natuur. Tegelijk ontdekken wij dat er in het nieuwe leven een strijd is ontstaan tussen ons vlees en de Geest. ‘Want het vlees begeert tegen den Geest, en de Geest tegen het vlees; en deze staan tegen elkander, alzo dat gij niet doet hetgeen gij wildet, Gal. 5:17.’ Ons verlangen is om helemaal te leven tot eer van God, maar dat verdorven vlees speelt steeds weer op. Het is zo zwak als de verleiding ons in haar greep heeft. ‘Want ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet. Want het goede, dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik, Ro,m. 7:18,19.’ Toch mogen wij op grond van Gods Woord weten dat het vlees niet meer de baas hoeft te zijn, wij mogen het voor dood houden en weten dat wij met Christus gestorven en begraven zijn en ook met Hem zijn opgestaan in een nieuw leven (Rom. 6).

Hoe kunnen wij nu weten dat wij echt wederomgeboren zijn, dat wij Christus echt aangenomen hebben en geen stenen maar een vlezen hart hebben? Kunt u zeggen: ‘Eén ding weet ik dat ik blind was en nu zie.? (Joh. 9:25)’ Is uw leven verandert sinds het moment dat u geloven mocht dat Christus uw gerechtigheid is? Bemerkt u dat God in uw leven bezig is met u te vormen naar het beeld van Zijn Zoon? U vraagt om geduld en u krijgt beproevingen, waardoor u geduld leert oefenen. U bidt om vermeerdering van uw geloof en u leert door de beproevingen en uitredding heen, dat God het waard is om geloofd te worden. U merkt dat uw leven totaal verandert is. Waar u vroeger geen zin in had, is nu uw leven, waar u vroeger van genoot, ziet u nu als zonde. U bemerkt dat de zonde scheiding maakt tussen God en uw ziel en zo leert u te leven in afhankelijkheid, uw zonden te belijden en te wandelen door de Geest. Dit is het geestelijke strijden waar de Bijbel ons toe oproept. Te volharden in deze weg zal ons straks doen ingaan in de heerlijkheid die Hij voor ons bereidt heeft. ‘En Hij heeft u, die eertijds vervreemd waart, en vijanden door het verstand in de boze werken, nu ook verzoend, In het lichaam Zijns vleses, door den dood, opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldiglijk voor Zich stellen; Indien gij maar blijft in het geloof, gefundeerd en vast, en niet bewogen wordt van de hoop des Evangelies, dat gij gehoord hebt, hetwelk gepredikt is onder al de creatuur die onder den hemel is; van hetwelk ik, Paulus, een dienaar geworden ben, Kol. 1:21-23.

Christus onze verzoening, indien wij maar blijven in het geloof, zo zegt de tekst. Dat sluit aan bij de woorden boven deze overdenking. ‘Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden, Matth. 24:13.’ De volharding zal uitwijzen dat wij werkelijk kinderen Gods zijn. Ja allen die Hem liefhebben en in Zijn wegen wandelen, zullen volharden! We zien dat de zaligheid een strijd met zich meebrengt. ‘En gij zult gehaat worden van allen om Mijns Naams wil; maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden, Mark. 13:13.’ We worden gehaat omdat zij Jezus gehaat hebben en zij Jezus in ons zien. Zien zij Jezus niet in ons? Kunnen wij meedoen met de wereld en nemen wij het Woord van God niet zo nauw? Dan is het nieuwe leven niet in ons. Als wij nu niet verlangen te wandelen naar het Woord van God, hoe zullen wij dan staande blijven in de verdrukking?

Jezus zei tot de Joden die in Hem geloofden: ‘Indien gijlieden in Mijn woord blijft, zo zijt gij waarlijk Mijn discipelen, En zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken, Joh. 8:31,32.’ In Het Woord blijven, in Christus blijven, in het geloof blijven, dat is het geheim van het zalige leven en het zalige sterven. ‘Versterkende de zielen der discipelen, en vermanende, dat zij zouden blijven in het geloof, en dat wij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk Gods, Hand. 14:22.’

‘Blijft in Mij, en Ik in u. Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelve, zo zij niet in den wijnstok blijft, alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft. Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen.
Zo iemand in Mij niet blijft, die is buitengeworpen gelijkerwijs de rank, en is verdord; en men vergadert dezelve, en men werpt ze in het vuur, en zij worden verbrand, Joh. 15:4-6.’ Het lijkt alsof de Heere Jezus hier leert dat wij af kunnen vallen, als wij eenmaal in Hem zijn. Dit om ons steeds weer opnieuw op te roepen om te onderzoeken hoe ons hart is tegenover God. Zijn wij werkelijk in Christus? Is Hij ons leven en willen wij in Hem vrucht dragen? Dan zullen wij merken dat Gods Geest ons onderwijst en steeds diepere geheimen openbaart om in een steeds nauwere gemeenschap met God de Vader, in Christus Jezus te wandelen. ‘Indien gij Mijn geboden bewaart, zo zult gij in Mijn liefde blijven; gelijkerwijs Ik de geboden Mijns Vaders bewaard heb, en blijf in Zijn liefde, Joh. 15:10.’

Er is geen afval van heiligen, maar zij die zich voordeden als heiligen, zullen afvallen. Lieve vrienden, hoe is het met u? Is Jezus uw leven? Kom verblijd u dan in de Heere. Raak niet ontmoedigd als u merkt dat uw vlees nog zo vaak de baas probeert te spelen. Zie op de gekruiste Christus, wat Hij voor u deed en weet dat in Hem al uw overwinning ligt. Wandelt door de Geest en luister niet naar het vlees maar laat Christus over u lichten. ‘En een iegelijk, die deze hoop op Hem heeft, die reinigt zichzelven, gelijk Hij rein is, 1 Joh. 3:3.’ De verdrukking die wij in deze geestelijke strijd ervaren is maar voor een zeer korte tijd. Straks wacht ons een eeuwige heerlijkheid. Zie op naar de hemel, vanwaaruit wij Hem verwachten en wandel in het Licht met Hem.

Vrienden, is deze Jezus niet uw Heiland? Is zijn dood en opstanding nog niet uw leven geworden? Maak dan ernst, maak de rekening op en zie hoe ellendig het er met u voorstaat. Nu wordt u Gods genade nog aangeboden. Wat is uw antwoord op Zijn aanbod? Neemt u Hem aan omdat u buiten Hem niet verder kunt of meent u het in eigen kracht te kunnen? Stel het niet langer uit, lever uzelf uit aan de Heere God, de Schepper van hemel en aarde en vindt het leven tot in eeuwigheid. Zoekt u het bij Jezus, de Waarheid of houdt u vast aan de leugen? ‘Maar buiten zullen zijn de honden, en de tovenaars, en de hoereerders, en de doodslagers, en de afgodendienaars, en een iegelijk, die de leugen liefheeft, en doet, Openb. 22:15. Amen

Mijn leven is een pelgrimsstand;

ik reis door ’t dorre, vreemde land

tot U, o dierb’re Heer, daar boven.

Daar hebt U mij een plaats bereid,

waar ik, na alle leed en strijd,

in eeuw’ge ruste U zal loven.

Mijn leven is een pelgrimsstand;

ik reis naar ’t hemels vaderland.

O, dat ik, door uw Geest geleid,

volharden moog’ in lijdzaamheid;

wil mij voor struikelen bewaren.

In U alleen is mijne kracht,

schraagt U mij dan door uw macht

en wil mij ’t duistere verklaren.

En laat het licht van uw gena

mij steeds bestralen, waar ik ga.

Al ben ‘k een vreemd’ling hier op aard’,

de blinde wereld ook niets waard,

o troost, uw hand zal mij geleiden.

U komt, om mij uit alle strijd

te brengen in uw heerlijkheid,

waar niets mij meer van U kan scheiden.

Mijn Jezus, kom, en toef niet lang;

’t is mij in deez’ woestijn soms bang.


Wilco Vos Veenendaal 03-11-2014