Volg ons op YouTube

Wachten op de Heere

‘Ik verwacht den HEERE; mijn ziel verwacht, en ik hoop op Zijn Woord, Ps. 130:5.’

David is in grote nood en uit die diepten roept hij tot de Heere; ‘HEERE! hoor naar mijn stem; laat Uw oren opmerkende zijn op de stem mijner smekingen, Ps. 103:2.’ Hier roept een nietig mens tot de Schepper van hemel en aarde in het verlangen gehoor te vinden terwijl hij beseft dat hij dit niet waard is. ‘Zo Gij, HEERE! de ongerechtigheden gadeslaat; HEERE! wie zal bestaan? Ps. 130:3.’ David is zich bewust van zijn zondige natuur en weet bij ondervinding dat hoewel hij verlangt naar en heilige levenswandel, zijn zwakke vlees maar al te gemakkelijk struikelt. Als hij dit beseft en overdenkt Wie God is in Zijn heiligheid dan komt hij tot deze belijdenis. Ja als God ziet op onze zonden, wie zal dan bestaan? Hoe is het dan mogelijk dat David toch roept tot de Heere? Omdat hij weet dat God genadig is. ‘Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt, Ps. 130:4.’ Deze troost vult het hart van David en dit is de rede waarom hij roept tot de God aller levenden, tot Wie zou hij anders roepen? Hij beseft dat God genadig is en groot van goedertierenheid en daarop is zijn verwachting: ‘Ik verwacht den HEERE; mijn ziel verwacht, en ik hoop op Zijn Woord, Ps. 130:5.’ In dat Woord heeft David Zijn Schepper leren kennen als de ‘…IK ZAL ZIJN, Die IK ZIJN ZAL! Ex. 3:14.’ Hij Die getrouw is en Zijn volk heeft opgeroepen Hem lief te hebben door zich aan Zijn bevelen te houden, heeft laten zien dat Hij waar maakt hetgeen Hij zegt. Dat drijft David uit om zijn troost, hoop en leven te zoeken daar waar het te vinden is. Hij heeft gezondigd en weet dat zijn zonden en de zonden van zijn volk, scheiding maken tussen God en de ziel, nu komt Hij tot de Bron van het leven, pleitend op Gods genade en uitziende naar de verlossing van alle ongerechtigheden. Wat een zegenrijk wachten als het wachten is op deze genadige God. ‘Mijn ziel wacht op den HEERE, meer dan de wachters op den morgen; de wachters op den morgen, Ps. 130:6.’ Ja zoals de wachter verlangt naar de opkomende zon in de wetenschap dat de duisternis en het wachten voorbij zal zijn, zo verlangt David naar de komst van de Zon der Gerechtigheid. ‘Israël hope op den HEERE; want bij den HEERE is goedertierenheid, en bij Hem is veel verlossing. En Hij zal Israël verlossen van al zijn ongerechtigheden, Ps. 130:7,8.’

Bij David is er geen angst voor God maar een verlangen om dicht in Zijn gemeenschap te zijn met het verlangen naar de komst van de Verlosser, Die al zo lang voorzegt was, Hij is het beloofde Zaad waarvan Adam en Eva reeds hoorden in de belofte: ‘En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen, Gen. 3:15.’ Satan die met zijn listige leugens Adam en Eva heeft verleid tot de zonde, zal niet het laatste woord hebben, Christus zal overwinnen. Ook Abraham mocht de belofte ontvangen: ‘En in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, naardien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt, Gen. 22;18.’ We weten uit het leven van Abraham dat hij lang (25 jaar) heeft moeten wachten op zijn zoon die als het ware het begin van het ontelbaar grote nageslacht zou zijn. Wat een beproeving, hoe werd Abrahams geduld en geloof getest. Abraham zag uit naar de vervulling van de beloften, eens zou zijn nageslacht wonen in het beloofde land en eens zou het beloofde Zaad gezien worden. Jakob, de kleinzoon van Abraham en de zoon van Izaäk kreeg de naam Israël en riep het uit op zijn sterfbed: ‘Op uw zaligheid wacht ik, HEERE! Gen. 49:18.’ Velen zijn gevolgd in de voetsporen van deze vaders, zij hadden geloof op God, vertrouwden op Zijn genade en zagen allen als in de verte de belofte reeds vervuld, zoals we ook lezen in de Hebreeënbrief: ‘Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, maar hebben dezelve van verre gezien, en geloofd, en omhelsd, en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren, Hebr. 11:13.’

God is getrouw, Hij schiep hemel, zee en aarde, de dieren en de mens en hoewel de mens Hem ongehoorzaam is geworden, blijft Hij voor hen zorgen in hun dagelijkse behoefte en heeft voorzien in de verlossing van schuld en zonden opdat mensen weer terug zouden komen in Zijn gemeenschap. ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe, Joh. 3:16.’

Lieve vrienden, volgen wij Abraham, Izak en Jakob en allen die hun hoop en verwachting gesteld hebben op de levende God? Hij is getrouw, Hij die zorgt voor de vogels en het gras, zorgt ook voor ons. Hij die zorgt voor ons dagelijks brood zorgt ook voor ons ziel. Maar, zoals wij moeten eten van het brood dat Hij ons schenkt zo moeten ook wij eten van het brood des Levens, zoals de Heere Jezus Christus Zichzelf aan ons heeft bekendgemaakt (Joh. 6). Hij gaf Zichzelf over tot in de dood, opdat wij zouden leven. ‘Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden. Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam des eniggeboren Zoons van God, Joh. 3:17,18.’

Kom vrienden, God is genadig, barmhartig en vol van goedertierenheid, Hij is rechtvaardig en toornend over de zonden, toch is Hij niet uit op de verdoemenis van de mens maar op hun behoud daartoe gaf Hij in Zijn onuitsprekelijke liefde, Zijn Zoon en roept Hij mensen op tot geloof en bekering.

David, die wist dat hij zowel voor dagelijks brood als voor schuldvergeving bij niemand anders moest zijn dan bij de levende God, roept het uit: ‘Ja, allen, die U verwachten, zullen niet beschaamd worden, Ps. 25:3a.’ Waarop is onze verwachting gericht? Simeon had een belofte van de Heere gekregen dat hij niet zou sterven voordat hij de beloofde Christus zien zou. Hij was al oud geworden maar vol verwachting en dan ineens op die onvergetelijke dag stonden daar Jozef en Maria met hun Kindje Jezus in de armen. Wat een vreugdevolle dankbaarheid vervulde het hart van deze oude man toen hij dit Kind in Zijn armen sloot: ‘Nu laat Gij, Heere! Uw dienstknecht gaan in vrede naar Uw woord; Want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien, Die Gij bereid hebt voor het aangezicht van al de volken: Een Licht tot verlichting der heidenen, en tot heerlijkheid van Uw volk Israël, Luk. 2:29-32.’ Hier sloot Simeon het aan Adam en Eva, Abraham, Izak en Jakob beloofde Zaad in de armen. Hij de van God geschonken Verlosser zou Jood en heiden verenigen door de verzoening in Zijn bloed.

Als Johannes de doper in de gevangenis zit, gaan zijn gedachten uit naar de Messias, Hij had Hem lang verwacht en had van Hem gesproken bij het water van de Jordaan: “Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt.” Nu in de gevangenis stuurt hij twee van zijn discipelen op Jezus af met de vraag: “Zijt Gij Degene, Die komen zou, of verwachten wij een anderen? Matth. 11:3.” Het antwoord van Jezus bevestigt dat Hij het werkelijk is van Wie Jesaja had geprofeteerd: ‘De blinden worden ziende, en de kreupelen wandelen; de melaatsen worden gereinigd, en de doven horen; de doden worden opgewekt, en den armen wordt het Evangelie verkondigd, Matth. 11:5.’ De Heere Jezus voegt aan dit getuigenis de volgende woorden toe: ‘En zalig is hij, die aan Mij niet zal geërgerd worden Matth. 11:6.’ Lieve vrienden, is het voor ons een grote vreugde om geheel te vertrouwen op deze Jezus? Gaat ons hart naar Hem uit en verlangen wij ernaar om met heel ons bestaan Hem te volgen? Is het ons grootste verlangen te doen wat Hij wil dat wij doen zullen? Of ergeren wij ons aan Zijn Woord, de oproep en Zijn voorbeeld om onszelf te kruisigen en de wil van Vader te doen? Zalig zijn zij, die Hem liefhebben en zij zullen nooit beschaamd worden. ‘De HEERE is mijn Deel, zegt mijn ziel, daarom zal ik op Hem hopen. De HEERE is goed dengenen, die Hem verwachten, der ziele, die Hem zoekt. Het is goed, dat men hope, en stille zij op het heil des HEEREN, Klaagl. 3:24-28.’

Lieve vrienden, als uw verwachting nog uitgaat naar iets anders dan de Heere Jezus Christus, dan bent u ongelukkig en zult u straks op de dag van het oordeel uw eigen straf moeten dragen. Dan zult u straks Die Jezus Die Zichzelf hier bekend gemaakt heeft als de Verlosser van de wereld moeten ontmoeten als uw Rechter en Zijn vonnis zal luiden: “Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is, Matth. 25:41.” Bedenk dit ernstige feit van dit rechtvaardig oordeel en bedenk toch vandaag nog dat Gods liefde zo groot is dat Hij uw dood en oordeel niet verlangt (2 Petr. 3:9). Bekeert u en gelooft het Evangelie; ‘Komt dan, en laat ons samen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol, Jes. 1:18.’ Ja het bloed van Jezus Christus, de Zoon van God, reinigt van alle zonden, neem dan de toevlucht tot Hem en wordt behouden.

Lieve broeders en zusters, u die gelooft dat Jezus Christus de Zoon van God is en dat Hij voor u stierf op Golgotha, u bent gelukkig. Uw hart gaat naar Hem uit en u verlangt ernaar om in uw leven vrucht te dragen waardoor God uw Vader verheerlijkt wordt. Wat kan het een strijd zijn om te bemerken dat uw verlangen naar een heilig leven groter is dan de vruchten die u bij uzelf ziet. Wat een strijd kan het zijn om de sleutel te vinden in het afleggen van de oude mens en het aandoen van de nieuwe mens. Wat een strijd om te bemerken dat de werken van het vlees nog springlevend lijken terwijl de vruchten van de Geest maar zo gering genoten wordt. Lieve broeders en zusters, wat verwacht u, waarvan verwacht u het? Is Jezus niet uw verwachting? Is Hij het niet die met Zijn liefde uw hart heeft ingewonnen, is Hij het niet Die het rustpunt werd voor uw ziel toen God de Vader u overzette van het rijk der duisternis in het Koninkrijk van Zijn geliefde Zoon? Bedenk dan dat u, net zoals u alles uit handen gaf in het zalig worden, u dat ook nu mag doen in het zalig leven. Verwacht alles van God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. Laat de Almachtige God uw kracht zijn. In de Heere Jezus Christus zult u overwinnen! Geniet Zijn genade en verwacht het van de werking van Zijn Geest, hoor en leer van het gebed van David, de man naar Gods hart: ‘Leid mij in Uw waarheid, en leer mij, want Gij zijt de God mijns heils; U verwacht ik den gansen dag, Psalm 24:4,5.’

Als wij de zaligheid genieten in Christus Jezus dan is het Woord van God het kompas dat ons leidt op heel ons levenspad. Tegelijk is het Gods Geest Die ons onderwijst en de vervulling van die Geest, moet het voortdurend verlangen van ons hart zijn. Paulus roept ons op om vervuld te worden met de Heilige Geest (Ef. 5:18) en zoals de Discipelen de opdracht van de Heere Jezus kregen om in Jeruzalem te wachten op de Heilige Geest (Hand. 1:4), zo mogen ook wij, als wij dit missen, verwachtend uitzien naar die vervulling. Dit verwachten is geen wachten zonder antwoord want de Heere Jezus Zelf heeft het ons beloofd: ‘Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader den Heiligen Geest geven dengenen, die Hem bidden? Luk. 11:13.’ De discipelen hebben Hem geloofd, Hem nagevolgd en hebben de vervulling van de belofte genoten: ‘Indien gij Mij liefhebt, zo bewaart Mijn geboden. En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid; Namelijk den Geest der waarheid, Welken de wereld niet kan ontvangen; want zij ziet Hem niet, en kent Hem niet; maar gij kent Hem; want Hij blijft bij ulieden, en zal in u zijn, Joh. 14:15-17.’ De eens zo bange Petrus verloochende Zijn Meester die daarna voor hem aan het kruis is gegaan. Na de uitstorting van de Heilige Geest was Petrus vervuld en predikte de gekruiste en opgestane Christus waardoor velen tot het geloof kwamen. Later zien we hem weer opnieuw toegeven aan zijn zwakheid als hij met de heidenen eet en daarmee stopt als de Joden komen. Allen die de Heere Jezus navolgen worden aangespoord om vervuld te worden met Die Geest die krachtig werkt in hen die zich aan Hem overgeven. Het is Die Geest Die ons oog steeds weer richt op Christus en de beloofde zaligheid. ‘Want wij verwachten door den Geest, uit het geloof, de hoop der rechtvaardigheid, Gal. 5:5.’ Die hoop der rechtvaardigheid is onze vereniging met Christus, daar geen zonde en geen pijn, geen verdeeldheid, armoede, ziekte en dood maar eeuwig in de heerlijkheid die Hij voor ons bereid heeft.

Die kroon die is weggelegd voor allen die Hem liefhebben verwachten wij, ja daar strekken wij ons reikhalzend naar uit, o wat een dag zal dat zijn. ‘Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus; Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat hetzelve gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam, naar de werking, waardoor Hij ook alle dingen Zichzelven kan onderwerpen, Filip. 3:20,21.’ Lieve broeders en zusters, de tijd zal nu niet lang meer duren, heb nog wat geduld, laat niets of niemand u ontmoedigen, zie omhoog uw verlossing is nabij. Laat uw verwachting zijn op de Heere, dan zult u nooit beschaamd uitkomen. Het is hier op aarde zo onrustig, de boze gaat tekeer en van hen die deze wereld beheersen hebben wij niet veel goeds te verwachten. Zij lijken zo vaak de touwtjes in handen te hebben maar zie niet op wat zichtbaar is, dit alles zal door vuur vergaan; ‘Maar wij verwachten, naar Zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, in dewelke gerechtigheid woont, 2 Petr. 3:13.’ Wat een blijde verwachting, wat een heerlijk vooruitzicht. ‘De God nu der hoop vervulle ulieden met alle blijdschap en vrede in het geloven, opdat gij overvloedig moogt zijn in de hoop, door de kracht des Heiligen Geestes, Rom. 15:13.’ Amen.

Psalm 130

Uit diepten van ellenden

Roep ik, met mond en hart,
Tot U, die heil kunt zenden;
O HEER, aanschouw mijn smart;
Wil naar mijn smeekstem horen;
Merk op mijn jammerklacht;
Verleen mij gunstig’ oren,
Daar ‘k in mijn druk versmacht.

Zo Gij in ‘t recht wilt treden,

O HEER, en gadeslaan
Onz’ ongerechtigheden,
Ach, wie zal dan bestaan?
Maar neen, daar is vergeving
Altijd bij U geweest;
Dies wordt Gij, HEER, met beving,
Recht kinderlijk gevreesd.

Ik blijf den HEER verwachten;
Mijn ziel wacht ongestoord;
Ik hoop, in al mijn klachten,
Op Zijn onfeilbaar woord;
Mijn ziel, vol angst en zorgen,
Wacht sterker op den HEER,
Dan wachters op den morgen;
Den morgen, ach, wanneer?

Hoopt op den HEER, gij vromen;

Is Israël in nood,
Er zal verlossing komen;
Zijn goedheid is zeer groot.
Hij maakt, op hun gebeden,
Gans Israël eens vrij
Van ongerechtigheden;
Zo doe Hij ook aan mij.

Wilco Vos Veenendaal 01-09-2016