Volg ons op YouTube

Want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.

‘Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen. Want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht, Matth. 11:29,30.’

De uitdrukking, “gebukt gaan onder een juk” is wel bekend. Van 10 Mei 1940 tot 5 mei 1945 ging Nederland gebukt onder het Duitse juk. Wat een vreugde toen het juk van Nederland afviel en er in vrijheid geleefd kon worden. Weg was de angst, de schuwheid en de bedrukte spanning. We begrijpen dat het juk hier gebruikt wordt als een beeldspraak. Zo komen we dit ook veel tegen in de Bijbel. Denk aan het volk Israël dat 430 jaar (Ex. 12:40) gebukt heeft onder de Egyptische slavernij, wat een juk is dat geweest. De Heere heeft hen bevrijd en sprak tot hen in de woestijn. ‘Ik ben de HEERE uw God, Die u uit het land der Egyptenaars uitgevoerd heb, opdat gij hun slaven niet zoudt zijn; en Ik heb de disselbomen van uw juk verbroken en heb u doen rechtop gaan, Lev. 26:13.’ Wat een vreugdevolle vrijheid moet dat voor het volk zijn geweest, nu geen zweepslagen en geen onbarmhartige slavendrijvers die het volk opjoegen en veel te zware lasten oplegden. Het volk was vrij van de Egyptenaren, geheel vrij om God, hun God te dienen. In de woestijn heeft God Zijn wetten gegeven. Als het ware legde God nu in liefde het volk het juk van Zijn geboden op, waardoor het volk precies wist hoe zij handelen moesten. Als zij in gehoorzaamheid zouden wandelen dan zouden zij de zegen van de Heere ervaren. ‘Maar indien gij Mij niet zult horen, en al deze geboden niet zult doen, Lev. 26:14,’ dan zal de vervloeking u treffen. Dat lezen we duidelijk in de rest van hoofdstuk 26. Het leven met de Heere vraagt onvoorwaardelijke gehoorzaamheid van ons mensen. Als wij wandelen in Zijn wegen dan ervaren wij Zijn zegen, wandelen wij naar ons eigen inzicht, dan treffen ons Zijn oordelen. ‘Omdat gij den HEERE uw God niet gediend zult hebben met vrolijkheid en goedheid des harten, vanwege de veelheid van alles, Zo zult gij uw vijanden die de HEERE onder u zenden zal, dienen, in honger en in dorst en in naaktheid en in gebrek van alles; en Hij zal een ijzeren juk op uw hals leggen, totdat Hij u verdelg, Deutr. 28:47,48.’

We hebben nu gezien hoe het beeld van het juk in de Bijbel gebruikt wordt. Bij ongehoorzaamheid zou een ijzeren juk op het volk gelegd worden. Dit is het beeld van een zeer zware verdrukking. Maar wat is nu precies een juk? In de tijd van de Bijbelse geschiedenis werd een akker geploegd door ossen. Men nam twee ossen, een oude ervaren os en een jonge onervaren os. Op hun nekken legde men een houten balk en verbond door middel van touwen de nekken aan de balk. Zo bleven de ossen naast elkaar en aan de balk maakte men dan een wagen of een ploeg vast. Zo kon de jonge os van de oudere os leren. De oude os wist precies wat er komen ging, hij wist dat de balk om zijn nek minder pijn zou doen als hij gehoorzaam was aan zijn meester. Hij wist ook dat als hij niet gehoorzaam was dat hij dan gecorrigeerd moest worden door middel van de pijnlijke prikkel, de stok met de ijzeren punt (Hand. 9:5). Wat een zegen voor de jonge os dat hij samen mocht lopen met deze oude ervaren os.

Als wij onze jonge kinderen zien opgroeien dan komen wij er al snel achter dat zij gehoorzaamheid moeten leren. Dit doen wij door hen te vertellen wat wij van hen verlangen. Wij stellen regels, normen en waarden. Als het ware leggen wij hen een juk op, wat een zegen voor onze kinderen, als dat juk een Bijbels juk is, als onze regels gebaseerd zijn op de geboden van de Heere God. De gehoorzaamheid van onze kinderen zal dan gezegend worden door de Heere. Wat een verantwoording voor ouders om te wandelen in de wegen van de Heere om zo als het ware als de oudere os onze jonge ossen de weg in gehoorzaamheid aan de Heere te leren gaan. Wat een zegen om dan als kind een liefdevolle, gehoorzame ouder naast zich te mogen hebben.

We komen in de Bijbel ook ongehoorzame kinderen tegen. Denk aan Hofni en Pinehas, de zonen van Eli, de hogepriester en richter. Zij gehoorzaamden niet aan de geboden van de Heere en leefden in de zonden. Van hen staat geschreven: ‘Doch de zonen van Eli waren kinderen Belials; zij kenden den HEERE niet, 1 Sam. 2:12.’ Letterlijk betekent Belial, zonder juk. Het kan ook vertaald worden met zonen van een wetteloze. Eli had zijn kinderen niet geleerd te gehoorzamen aan de wetten van de Heere. De zonen van Eli, leefden zonder de Heere, zij hielden geen rekening met Zijn wetten. Hoe staat het met ons? Zijn wij en onze kinderen gehoorzaam aan Gods wetten of zijn ook wij kinderen Belials? Gaan wij onze kinderen voor in de wegen met de Heere, is ons leven een leven dat getuigd van Godsvreze? Of leggen wij hen een juk op terwijl wij zelf ten diepste vijandig zijn tegenover Gods wet? Hoe is ons leven, 24 uur per dag? Kunnen onze kinderen ieder moment van de dag zien dat wij met de Heere wandelen? God kent al onze gedachten, motieven, verlangens en ziet onze daden. Hoe is Zijn oordeel over u en mij? Hoe kunnen wij verwachten dat onze kinderen rechte voren zullen trekken als wij niet gehoorzamen aan de wil van onze Meester? Als wij met de Heere wandelen, dan zullen wij onze kinderen vanzelf in liefde de weg voorgaan en zullen zij in al ons handelen erkennen dat wij het doen uit liefde tot God. Als zij dan toch andere wegen gaan, dan doet ons dat wel verdriet maar het zal ons niet aangerekend worden. Lieve vaders en moeders, juffrouw en meesters, kinderwerkers en anderen die omgang hebben met kinderen, wat een verantwoording rust er op uw en mijn schouders. Wat een zegen als wij onze kinderen de blijdschap van het leven met de Heere mogen laten zien. In de moeilijkste wegen, is de Heere bij ons. Hij kent ons, Hij stuurt ons en zal ons niet boven vermogen belasten.

In de Bijbelse tijd waren er net als in onze tijd, leermeesters. Zij staken, wat kennis betreft, boven anderen uit en konden anderen leren. Zo’n meester werd een Rabbi genoemd. Rabbijnen gingen op zoek naar leerlingen, als zij dan een verstandige jongeman tegenkwamen, dan vroegen zij: ‘wil je mijn juk op je nemen?’ Zo’n jongen wist wat dat betekende, hij zou deze rabbi volgen en precies doen wat hij deed. Het was een hele eer voor een jongeman om uitgekozen te worden door zo’n Rabbi. Thuisgekomen werd deze uitverkoren jongen gezegend door zijn vader of een oom met de woorden: ‘Moge je bedekt worden door het stof van je Rabbi.’ Daar waar de Rabbi ging, daar ging zijn volgeling, zoals hij sliep, zo sliep zijn leerling en zoals hij sprak zo zou zijn discipel spreken. Langzaam maar zeker werd de leerling zoals zijn meester. Zo zat Paulus aan de voeten van Rabbi Gamaliël (Hand. 22:3).

Voor ons westerlingen, zijn deze dingen vreemd en onbekend. In de tijd van de omwandeling van de Heere Jezus was dit de praktijk van het leven. Laten we ons verplaatsen zo’n 2000 jaar terug in de tijd. We zien de mensen, het uitverkoren volk van God, gebukt onder de heilige wet, de Thora. Het juk waar zij onder gebukt gingen was verzwaard, de liefelijke geboden vanuit de Thora waren aangevuld met ondraaglijke lasten van de menselijke geboden. We zien ze als het ware krom lopen onder de zware last en als ze al probeerden om onder het juk uit te komen, dan was daar wel een farizeeër die zijn prikkel diep in hun vlees stak. De mensen waren werkelijk vermoeid en belast onder dit ondraaglijke juk. Op de heilige wet van God was een vals licht gevallen. De farizeeën en de wetgeleerden maakten het volk wijs dat zij door het houden van de geboden de zaligheid verdienen konden. De liefde van God, die tot zegen kon zijn, werd zo verdraaid tot een ondraaglijke last.

Hoe is het in uw leven? Is de wet van God u tot vreugde of is het u een kwelling? Bent u een gewillig kind van God of bent u een belialskind? Ziet u dat uw hemelse Vader u Zijn wetten heeft gegeven om u Zijn liefdevolle wil te openbaren of is de wet u een aanstoot en vervloekt en veroordeelt zij u? U en ik, wij moeten sterven en zullen dan rekenschap af moeten leggen van alles wat wij gedaan hebben. Zal die wet dan tegen ons getuigen omdat wij haar nooit hebben lief gekregen of kunt u dan met David zeggen: ‘Hoe lief heb ik Uw wet! Zij is mijn betrachting den gansen dag, Ps. 119:97.’ Misschien denkt u helemaal niet na over deze belangrijke vraag. Hebt u dan niet in de gaten dat u hier op deze aarde maar even bent, in vergelijking met de eeuwigheid die straks op ons wacht? Misschien hebt u het hier goed voor elkaar en wilt u helemaal niet nadenken over dat wat realiteit is. Misschien hebt u in uw leven wel heel veel tegenslagen moeten incasseren en is uw leven nu nog steeds vol zorg en strijd. Toch zou dit u niet moeten tegenhouden om ernstig na te denken over uw leven, de keuzes die u maakt en de rekenschap die u over al deze keuzes moet afleggen tegenover een alwetend God. Ongetwijfeld zijn er ook onder de lezers die worstelen met deze wezenlijke zaken. Zij zien in dat zij sterven moeten, het oordeel zal eens komen, hoe zal u dan rechtvaardig verschijnen voor God? Ziet u in dat al uw eigen werken u alleen maar schuldiger maken tegenover God? Ziet u dan niet in dat u steeds maar een eigenwijze onwillige os bent die zijn eigen gang wilt gaan? Doet het juk van Gods wet u pijn, zijn de lasten die de mensen om u heen u opgelegd hebben u bijna te zwaar? Hoe zal dit aflopen, u worstelt, u bid en roept, maar het juk doet u steeds meer pijn. Steeds als u uw eigen weg wilt gaan dan voelt u de corrigerende pijn van Gods prikkel. Nu, zo waren er ook in de dagen van Rabbi Jezus, mensen die net als u worstelden.

Hoor Zijn liefelijke stem, hoor Zijn heerlijke uitnodigende woorden: ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen. Want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht, Matth. 11:28-30.’ Kom maar, met al uw vermoeidheid tot Hem, Hij wil het zware, ondraaglijke juk van uw schouders nemen en u mag samen met Hem wandelen onder Zijn juk. Dat juk is zacht en die last is licht, Hij de Zoon van God heeft het oordeel en de vloek die op ons mensen rust weggenomen en wil u rust geven. Hij heeft in Zijn leven laten zien wat het is om gehoorzaam te zijn aan Zijn Vader. Hij, de Volmaakte, de Volzalige, die de banier draagt boven tienduizenden is de verschrikkelijke kruisdood ingegaan om voor ons de weg te banen tot de Vader. Hij moest de banden en de werken van de duisternis verbreken opdat wij bevrijd konden worden van het juk der wet. Hij moest het oordeel in om ons te verlossen van het oordeel. Hij stond op uit de dood opdat wij uit onze geestelijke doodstaat zouden opstaan om met Hem leven. Hij is opgevaren naar de hemel om ons een plaats te bereiden, o hoe heerlijk is Zijn Naam.

Met Hem te mogen wandelen, van Hem Zijn wegen leren, dat is alles wat ik wil. Is dat ook uw wil? Zijn geboden zijn niet zwaar, het is Zijn liefde die ons de weg wijst, het is de liefde van God die in de harten van al Zijn gunstgenoten wordt uitgestort, dat het leven in Zijn wegen licht maakt. Als wij zo wandelen, in hetzelfde spoor als Rabbi Jezus, omdat wij Hem hebben lief gekregen, dan zullen wij ook straks de heerlijkheid die Hij voor ons bereid heeft, in ontvangst nemen. Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Als wij zo wandelen dan kunnen wij zeker zijn van ons aandeel in Christus. Paulus zei: ‘Wetende, geliefde broeders, uw verkiezing van God. Want ons Evangelie is onder u niet alleen in woorden geweest, maar ook in kracht, en in den Heiligen Geest, en in veel verzekerdheid; gelijk gij weet hoedanigen wij onder u geweest zijn om uwentwil. En gij zijt onze navolgers geworden en des Heeren, het Woord aangenomen hebbende in veel verdrukking, met blijdschap des Heiligen Geestes, 1 Thess. 1:4-6.’ Verzekert van ons aandeel in Christus, mogen wij dan met Paulus zeggen: ‘Weest mijn navolgers, gelijk ik van Christus, 1 Kor. 11:1.’ Zo zullen we spreken als Jezus, handelen als Jezus, lijden met Jezus, omdat wij leven met Jezus. Geprezen zij de Heere voor Zijn genade aan ons bewezen. Amen.

O maak ons tot uw eer

zachtmoedig, need’rig, goed;

leer ons uw juk te dragen, Heer,

met rust in ons gemoed.

O Heer, laat uw persoon

vervullen hart en geest,

opdat uw vrede in ons woon’;

dan zijn wij onbevreesd.

Heer, laat uw heerlijk beeld

ons zo voor ogen staan,

dat onze harten onverdeeld

alleen voor U nog slaan.


Wilco Vos Veenendaal 23-01-2013