Volg ons op YouTube

Woorden van de opgestane Jezus – Hebt gij Mij lief?

‘Toen zij dan het middagmaal
gehouden hadden, zeide Jezus tot Simon Petrus: Simon, Jona’s zoon, hebt gij Mij
liever dan dezen? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere, Gij weet dat ik U liefheb. Hij
zeide tot hem: Weid Mijn lammeren. Hij zeide wederom tot hem ten tweeden male:
Simon, Jona’s zoon, hebt gij Mij lief? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere, Gij weet
dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Hoed Mijn schapen. Hij zeide tot hem ten
derden male: Simon, Jona’s zoon, hebt gij Mij lief? Petrus werd bedroefd, omdat
Hij ten derden male tot hem zeide: Hebt gij Mij lief? en zeide tot Hem: Heere,
Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U liefheb. Jezus zeide tot hem: Weid Mijn
schapen. Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Toen gij jonger waart, gorddet gij
uzelven, en wandeldet alwaar gij wildet; maar wanneer gij zult oud geworden
zijn, zo zult gij uw handen uitstrekken, en een ander zal u gorden, en brengen
waar gij niet wilt. En dit zeide Hij, betekenende met hoedanigen dood hij God
verheerlijken zou. En dit gesproken hebbende, zeide Hij tot hem: Volg Mij, Joh.
21:15-19.’

Daar aan de zee van Tiberias zit
de opgestane Jezus met Zijn discipelen rond het vuur. De avond ervoor had
Petrus geopperd om te gaan vissen, zes andere discipelen gingen met hem. De
hele nacht hadden ze gevist en niets gevangen. Toen daar aan de oever, de voor
hen onbekende man, hen vroeg of zij wat te eten hadden, hadden zij een “nee”
moeten verkopen, Hij zei hen dat zij het net aan de rechterzijde moesten werpen,
waarop zij honderddrie en vijftig grote vissen vingen. Toen Johannes tegen
Petrus zei dat de man aan de oever hun Meester was, sprong hij in het water om
zo snel mogelijk bij Zijn Meester te zijn. Hoe heerlijk is het om steeds dat
vuur in Petrus te zien, je proeft zo die pure liefde. Maar tegelijk is het
juist Petrus die in zijn oprechte gedrevenheid steeds opnieuw geconfronteerd
moest worden met zijn zwakheid.

Had Petrus niet gezegd dat hij
zich nooit aan Jezus zou ergeren? Had hij niet gezegd met Jezus te willen
sterven, al zouden alle anderen Hem verlaten? Toch was het juist Petrus die
daar bij het vuur in de zaal van Kajafas zijn Meester tot drie keer had
verloochend. Met vloeken en eed zweren had hij beweerd Jezus niet te kennen. Nooit
zou Petrus dat moment vergeten waarop Jezus hem aankeek met ogen vol liefde die
als het ware vroegen: ‘Petrus ken jij Mij niet?’ Hoe bitter heeft hij gehuild
toen hij zijn Meester daar zag, de haan hoorde kraaien en besefte dat hij het
niet waard was ooit nog in de nabijheid van zijn Meester te zijn.

Hij had gezien hoe zijn Meester
daar hing aan dat vervloekte kruishout. Hij had gezien dat zijn Meester niet
meer in het graf was. Toch had ook hij, afzonderlijk van de anderen, zijn
opgestane Meester ontmoet zoals Paulus omschrijft: ‘En dat Hij is van Céfas
gezien, daarna van de twaalve, 1 Kor. 15:5.’
Nee, God had hem niet
verworpen.

Het vuur in Petrus was ondanks de
zwakheid van zijn zondige vlees toch een liefdevuur van God ontstoken. Petrus
moest leren dat in hem geen goeds woont maar dat hij al zijn krachten alleen
van God moest verwachten. Daar klinkt de stem van Jezus: ‘Simon, Jona’s
zoon, hebt gij Mij liever dan dezen?’
Hier wordt Petrus beproeft, zijn
woorden en daden voor de kruisiging waren veelbelovend geweest en toch was daar
dat inktzwarte moment geweest waar Petrus aan de kant van de tegenpartij had
gestaan. Hoe had hij zijn Meester verloochend in het uur waarin Jezus vals
beschuldigd, bespot en geslagen werd. Nee, Petrus had toen niets laten merken
van zijn liefde voor Jezus. Dan nu die vraag: ‘hebt gij Mij liever dan
deze?’
Is het echt zo, dat hoewel je met je woorden vaak aangaf dwars door
het vuur te gaan voor je Meester, dat je Hem echt liever hebt dan al die andere
volgelingen van Jezus? O wat een pijnlijk onderzoek, van Petrus staat
geschreven dat hij zijn Meester verloochende, van de anderen niet. Toch klinkt
daar vanuit dat hart van Petrus het getuigenis: ‘Ja, Heere, Gij weet dat ik
U liefheb.’
Petrus gaat zich niet verontschuldigen, hij herinnert zich heus
wel dat moment dat Jezus naar hem keek. Tegelijk weet hij ook dat Jezus zijn
hart als geen ander kent. Dan klinkt de stem van Jezus: ‘Weid Mijn lammeren.’
Wat een bijzondere reactie, geen veroordelingen, geen woorden over die diepe pijnlijke
val van Petrus. Hier roept Jezus Petrus
op om de lammeren van Jezus kudde in de grazige weiden van het evangelie te
leiden. Hij mag ze voeden en leren om in alles op God de Vader door het geloof
in de Heere Jezus Christus te vertrouwen. Hoe groot is toch Gods trouw, hoe
wonderlijk dat Hij zwakke, in zichzelf totaal onbekwame mensen, roept en zendt
om Zijn herders te zijn.

Opnieuw klinkt de stem van Jezus,
nu zonder te refereren aan anderen: ‘Simon, Jona’s zoon, hebt gij Mij lief?’
Waarom opnieuw die vraag? Kent Jezus dan het hart van Petrus niet? Weet Hij
niet wat daarin leeft? Kent hij niet dat pijnlijke verdriet in Petrus hart dat
hem zo levendig zijn angst, vloeken en eedzweren doen herinneren? O jawel, maar Jezus beproeft het hart van hen
die Hem belijden. Hij wil hun getuigenis horen. ‘Want met het hart gelooft
men ter rechtvaardigheid, en met den mond belijdt men ter zaligheid, Rom.
10:10.’
Opnieuw zegt Petrus: ‘Ja, Heere, Gij weet dat ik U liefheb.’
Als het ware doet Petrus een beroep op het hart van zijn Meester, Hij weet het,
niets is voor Hem verborgen. Dan zegt Jezus: ‘Hoed Mijn schapen.’ Petrus
krijgt de opdracht om schapen te hoeden, nee niet om vissen te vangen maar om
mensen in grazige weiden te leiden en hen te hoeden zoals alleen een goede
herder dat doen kan. Hij moet ze beschermen tegen de wolven, hij moet hen
weerbaar maken en leren onderscheiden wat van de mens en wat van God is. Hij
moet hen leren af te zien van eigen krachten om het alleen van God te
verwachten. Opnieuw klinkt Jezus stem: ‘Simon, Jona’s zoon, hebt gij Mij
lief?’
Nu wordt het te veel voor Petrus, verdriet vervult zijn hart, waarom
tot drie keer toe die vraag? Zou hij nu denken aan de drie keer dat hij bewees
meer liefde tot zichzelf te hebben dan tot Jezus? Als het ware zucht hij het
uit: ‘Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U liefheb.’ Dit is de
plek waar Jezus Petrus hebben wil. Deze paar woorden zijn als het ware een
schreeuw vanuit het hart, ‘Heere U kent mijn verlangens, U kent mijn gedachten,
mijn twijfelingen en mijn struikelingen maar U weet toch dat ik U liefheb met
heel mijn hart?’ Petrus geeft zich geheel aan zijn Meester. Waarop Jezus hem
voor de derde keer bevestigt ja als het ware hersteld in zijn roeping tot een
visser van mensen, met de woorden: ‘Weid Mijn schapen.’

Deze les is nodig geweest om
Petrus tot een vurige maar tegelijk zachtmoedige herder te kneden. Later
onderwijst hij de lammeren en de schapen: ‘Vernedert u onder de krachtige
hand Gods, opdat Hij u verhoge te zijner tijd, 1 Petr. 5:6.’
Hij wees op de
trouwe zorg van God met de woorden: ‘Werpt al uw bekommernis op Hem, want
Hij zorgt voor u, 1 Petr. 5:7’
De levende hoop in het hart van Petrus is
nooit uitgeblust, hij had geleerd te leven vanuit de kracht van Christus
opstanding. Hoor wat hij als het ware heeft uitgejubeld: ‘Geloofd zij de God
en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons
heeft wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus
uit de doden; Tot een onverderfelijke en onbevlekkelijke en onverwelkelijke
erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u, Die in de kracht Gods bewaard
wordt door het geloof tot de zaligheid, die bereid is om geopenbaard te worden
in den laatsten tijd, 1 Petr. 1:3-5.’

Petrus krijgt tegelijk met deze
bijzondere herstelling en bekrachtiging van de liefdesrelatie te horen dat hij
op een bijzondere manier zal sterven. ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Toen gij
jonger waart, gorddet gij uzelven, en wandeldet alwaar gij wildet; maar wanneer
gij zult oud geworden zijn, zo zult gij uw handen uitstrekken, en een ander zal
u gorden, en brengen waar gij niet wilt.’
Hoewel hij goed besefte dat er
aan zijn leven een einde zou komen (2 Petr. 1:14) heeft hij niet nagelaten om
de genade en vrede in onze Heere Jezus Christus te verkondigen. Heel zijn
bediening stond in het teken van een oproep aan de lammeren en de schapen om de
roeping en verkiezing vast te maken, om vast verzekerd de ingang in het eeuwige
Koninkrijk van onze Heere Jezus Christus te verwachten (2 Petr. 1:11).

Nadat Jezus gesproken had over
het einde van Petrus, sprak Hij: ‘Volg Mij.’ Wat een inhoud in deze twee
woorden. “Zie op Mij, verblijd je in Mij, verlaat je op Mij, vertrouw Mij en doe
als Mij.” Als Petrus dan Johannes ziet volgen vraagt hij Jezus naar Johannes.
Waarop Jezus zegt: ‘Indien Ik wil dat hij blijft totdat Ik kom, wat gaat het
u aan? Volg gij Mij, Joh. 21:22’
Jezus zegt hier niet dat Johannes niet zal
sterven maar maant Petrus om zich niet druk te maken over anderen maar Jezus te
volgen zonder te vragen.

Lieve vrienden, de vraag die
Jezus vandaag aan ons stelt is: ‘Heb je Mij lief?’ Laten wij ons hart
onderzoeken! Brand er in ons hart een liefdevuur dat verlangt naar meer van
Jezus te kennen? Of blijft ons hart koud als we nadenken over Jezus en Zijn vraag;
‘Hebt gij Mij lief?’ Neem de Bijbel en lees, ontdek hoe lief God de Vader deze
wereld heeft gehad om Zijn Zoon te zenden, opdat zondaren Hem zouden kennen als
de Bron van liefde. Bedenk dat Johannes heeft gezegd: ‘God is liefde.’
Ja, ik heb Hem lief omdat Hij mij eerst heeft liefgehad. Kom, laten wij Hem
volgen. Amen.

Wilco Vos Veenendaal
16-04-2020