Volg ons op YouTube

Woorden van de opgestane Jezus – Vrede zij ulieden

‘De Heere is waarlijk
opgestaan…, Lukas 24:34.’

Nadat de Heere Jezus Zijn leven
overgegeven heeft tot in de vervloekte kruisdood, is Hij na drie dagen als de
Triomfator over dood, hel en graf opgestaan. De machten van de duisternis
hebben niet overwonnen, maar Jezus heeft met Zijn lijden en sterven en met Zijn
opstanding hen openlijk hun macht ontnomen en te kijk gezet. Kolossenzen 2:15
zegt zo mooi: ‘En de overheden en de machten uitgetogen hebbende, heeft Hij
die in het openbaar tentoongesteld, en heeft door hetzelve over hen
getriomfeerd.’
Hij Die alle macht heeft in hemel en op aarde moest sterven
om de schuld en de zonden van het menselijk geslacht weg te dragen en voor ons
de Weg tot het Vaderhart van God vrij te maken. In Hem mogen alle gelovigen
uitroepen: ‘Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? 1 Kor.
15:55.’
Met de apostel Paulus roepen wij in alle vrijmoedigheid: ‘Zo is
er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn, die niet
naar het vlees wandelen, maar naar den Geest, Rom. 8:1.’
Jezus Christus is
de Overwinnaar, Hij is waarlijk opgestaan.

Hoewel de Romeinse soldaten het
verzegelde graf moesten bewaken uit angst dat het lichaam gestolen zou worden
en Jezus in ieder geval het graf niet zou kunnen verlaten, brak Gods almacht door,
als een lichtstraal van de hemel. Geen steen of aardse macht kon Jezus macht
weerstaan. Zou Hij voor wie de demonen sidderen en aan wie de doden en de stormen
van de zee moeten gehoorzamen, gehinderd kunnen worden door een zegel, een
steen of aardse macht? De aarde beeft, de steen rolt weg, hoor de stem van de
engel: ‘Vreest gijlieden niet; want ik weet, dat gij zoekt Jezus, Die
gekruisigd was. Hij is hier niet; want Hij is opgestaan, gelijk Hij gezegd
heeft… Matth. 28:5,6.’

We willen samen de woorden van de
opgestane Jezus overdenken waarbij we opnieuw de vier evangeliën naast elkaar
leggen om te zien wat Hij gesproken heeft tot Zijn geliefden. De echo van de woorden
die van Zijn gezegende lippen vloeiden mogen ons ook vandaag onderwijzen,
vertroosten en bemoedigen.

Markus beschrijft de ontmoetingen
van Jezus na Zijn opstanding in een korte samenvatting: ‘En als Jezus
opgestaan was des morgens vroeg op den eersten dag der week, verscheen Hij
eerst aan Maria Magdaléna, uit welke Hij zeven duivelen uitgeworpen had. Deze
heengaande boodschapte het dengenen die met Hem geweest waren, welke treurden
en weenden. En als dezen hoorden dat Hij leefde en van haar gezien was,
geloofden zij het niet. En na dezen is Hij geopenbaard in een andere gedaante
aan twee van hen, daar zij wandelden en in het veld gingen. Dezen ook
heengaande, boodschapten het den anderen, maar zij geloofden ook die niet.
Daarna is Hij geopenbaard aan de elve, daar zij aanzaten, en verweet hun hun
ongelovigheid en hardigheid der harten, omdat zij niet geloofd hadden degenen
die Hem gezien hadden nadat Hij opgestaan was, Mark. 16:9-14.’
Verdriet,
teleurstelling en ongelovigheid heeft de harten van Jezus discipelen bevangen.
Hem van Wie zij zoveel hielden was gekruisigd en begraven, hun leven leek
zinloos te zijn geworden al hun hoop en verwachting was vergaan. Hoe heerlijk
moeten dan de woorden hebben geklonken: ‘De Heere is waarlijk opgestaan.’
Hij liet Zijn geliefden niet in het onzekere, heel de wereld moet het weten dat
God regeert en dat niet satan maar Jezus heeft overwonnen. De bron van Hoop is
niet vergaan, Hij is opgestaan en heeft tot de Zijnen gesproken: ‘Vreest
niet… vrede zij ulieden’

Maria Magdalena, de vrouw die
door Jezus was vrijgezet van zeven duivelen, is de eerste die in haar verdriet
getroost wordt. Johannes (hoofdstuk 20) beschrijft dat Jezus haar van achteren ontmoet
met de vraag: ‘Vrouw wat weent gij? Wien zoekt gij?‘ Hoe heerlijk klinkt
dan voor Maria, die denkt dat het de hovenier is, haar naam: ‘Maria!’ In
één ogenblik is alle verdriet vervlogen, haar hart vervult zich met blijdschap
en aanbidding, haar Meester, haar Verlosser, Hij is het Die haar naam heeft
genoemd. Ze draait zich om en zegt: Rabouni, Meester. Waarop Jezus zegt: ‘Raak
Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader; maar ga heen tot
Mijn broeders, en zeg hun: Ik vaar op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn
God en uw God, Joh. 20:17.’
Jezus Die nog niet als de eersteling uit de
doden is opgevaren tot Zijn Vader, wil niet aangeraakt worden. Hij moet net als
de graan schoof van de eerstelingen van de oogst, welke door de priester op de
eerste dag na de sabbat na Pesach als hefoffer werd opgeheven, aan de Vader
worden voorgesteld. Hoe heerlijk vervult Jezus de schaduwen van het Oude
Testament (Lev. 23:10,11).

Uit de andere evangeliën kunnen
we opmaken dat Maria samen met Johanna en Maria de moeder van Jakobus en Salomé,
Jezus hebben ontmoet. Zij moeten aan de discipelen gaan vertellen dat zij naar Galilea
moeten gaan, waar zij Jezus zullen zien (Matth. 28:10).

Ondertussen wandelen er twee
volgelingen van Jezus op de weg naar Emmaüs (Luk 24) Terwijl zij in een gesprek
zijn over dat wat hen zo bezighoudt, voegt een onbekende zich bij hen met de
vraag: ‘Wat redenen zijn dit, die gij wandelende onder elkander verhandelt,
en waarom ziet gij droevig?’
Kleopas antwoordt: ‘Zijt Gij alleen een
vreemdeling te Jeruzalem, en weet niet de dingen die deze dagen daarin geschied
zijn?’
Hij vertelt de vreemdeling de dingen die er gebeurd zijn. Hij
vertelt van hun hoop en verwachting, van de dood van Jezus en van de vrouwen
die zeiden dat Hij is opgestaan. Waarop Jezus reageert: ‘O onverstandigen en
tragen van hart om te geloven al hetgeen dat de profeten gesproken hebben;
Moest de Christus niet deze dingen lijden, en alzo in Zijn heerlijkheid
ingaan?’
Jezus gaat hen aan de hand van Mozes en de profeten uitleggen wat
er van Jezus geschreven staat. Hun hart brandt van verwondering, van liefde en
aanbidding, hun angst en verdriet wordt verwisseld voor blij geluk en een
levende hoop. Als Hij later het brood breekt en met hen deelt, worden hun ogen
geopend en zien zij Jezus hun gekruisigde maar opgestane Heiland. Vol
blijdschap keren zij de lange reis terug naar Jeruzalem om de discipelen het
blijde nieuws te vertellen.

Terwijl de discipelen achter
gesloten deuren bij elkaar zijn, teleurgesteld, verdrietig en bevreesd voor dat
wat komen gaat, klinkt de stem van Jezus (Joh. 20): ‘Vrede zij ulieden.’
Tot drie keer toe klinken deze heerlijke woorden uit de mond van de Vrede Vorst;
‘Vrede zij ulieden’
. Hoe vaak had
Hij voor Zijn dood niet gezegd, ‘weest niet bevreesd en weest niet bezorgd’? En
dan staat Hij hier tussen Zijn bevreesde vrienden, die denken dat zij een geest
zien: ‘Vrede zij ulieden; gelijkerwijs Mij de Vader gezonden heeft, zend Ik
ook ulieden.’
Hij blaast op hen en zegt: ‘Ontvangt de Heilige Geest. Zo
gij iemands zonden vergeeft, dien worden ze vergeven; zo gij iemands zonden
houdt, dien zijn ze gehouden.’
Is er een grotere troost denkbaar dan de
Trooster Zelf te ontvangen? Uit het evangelie van Lukas kunnen we opmaken dat
Jezus al hun twijfel had weggenomen door ook voor hen de Schriften te openen,
Zijn handen en voeten te tonen waarin zij de tekenen van Zijn lijden en sterven
zien. ‘En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij ontroerd, en waarom klimmen zulke
overleggingen in uw harten? Ziet Mijn handen en Mijn voeten; want Ik ben het
Zelf. Tast Mij aan en ziet, want een geest heeft geen vlees en benen, gelijk
gij ziet dat Ik heb, Luk. 24:38-39.’
Als zij dan van blijdschap en
verwondering het nog steeds niet geloven zegt Hij: ‘Hebt gij hier iets te
eten?’
Hij eet wat vis en honingraten om hun twijfel weg te nemen en
duidelijk te maken dat Hij geen geest is. ‘En zeide tot hen: Alzo is er
geschreven, en alzo moest de Christus lijden, en van de doden opstaan ten
derden dage; En in Zijn Naam gepredikt worden bekering en vergeving der zonden
onder alle volken, beginnende van Jeruzalem. En gij zijt getuigen van deze
dingen. En zie, Ik zend de belofte Mijns Vaders op u; maar blijft gij in de
stad Jeruzalem, totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoogte, Luk.
24:46-49.’

Hoe liefdevol is toch de Heiland
voor hen die Hem liefhebben. Hij komt hen tegemoet en dat terwijl zij wankelden
en vreesden met harten vol twijfel en ongeloof. Wat een blijdschap hebben de
volgelingen van Jezus met elkaar genoten nadat Hij Zich aan hen geopenbaard
heeft als de Heiland die alles Volbracht heeft. Hoe genadig en barmhartig is
onze God. Ook de twijfelende Thomas, die vanwege verdriet de eerste keer niet
op de juiste plek was waardoor hij de ontmoeting met Jezus moest missen, wordt
door Jezus opgezocht. Acht dagen later als de discipelen weer bij elkaar zijn
en de deuren gesloten zijn, klinkt opnieuw de stem van Jezus (Joh. 20): ‘Vrede
zij ulieden!’
Thomas wordt persoonlijk aangesproken: ‘Breng uw vinger
hier, en zie Mijn handen, en breng uw hand en steek ze in Mijn zijde; en zijt
niet ongelovig, maar gelovig.’
Waarop Thomas uitroept: ‘Mijn Heere en
mijn God.’
Dan zegt Jezus: ‘Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas, zo hebt
gij geloofd; zalig zijn zij die niet zullen gezien hebben en nochtans zullen
geloofd hebben.’

Vrienden wat een heerlijke
woorden hebben wij overdacht. Allemaal met het doel waarvan Johannes schrijft: ‘Jezus
dan heeft nog wel vele andere tekenen in de tegenwoordigheid Zijner discipelen
gedaan, die niet zijn geschreven in dit boek; Maar deze zijn geschreven, opdat
gij gelooft dat Jezus is de Christus, de Zone Gods, en opdat gij gelovende het
leven hebt in Zijn Naam, Joh. 20:30,31.’

Wilco Vos Veenendaal 31-03-2020