Volg ons op YouTube

Woorden van Jezus – aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten

‘En den farizeen, gehoord hebbende, dat Hij den sadduceen den mond
gestopt had, zijn te zamen bijeenvergaderd. En een uit hen, zijnde een
wetgeleerde, heeft gevraagd, Hem verzoekende, en zeggende: Meester! welk is het
grote gebod in de wet? En Jezus zeide tot hem: Gij zult liefhebben den Heere,
uw God, met geheel uw hart, en met geheel uw ziel, en met geheel uw verstand.
Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede aan dit gelijk, is: Gij
zult uw naaste liefhebben als uzelven. Aan deze twee geboden hangt de ganse wet
en de profeten, Matth. 22:34-40.’

Nadat de Heere Jezus de
strikvragen van de vijandige farizeeërs en sadduceeërs met Goddelijke wijsheid
had beantwoord, zijn zij afgedropen. Terwijl de farizeeërs bij elkaar zitten,
zijn ze niet verblijd over de nederlaag van de sadduceeërs die zij toch echt
als hun vijand zagen maar meer verbitterd in hun haat tegen Jezus Die met Zijn
handel, wandel en woorden niet te strikken leek. Toch was er één van hen, een
wetgeleerde die van andere gedachten leek. Hij was met een vraag tot Jezus
gegaan. Uit de woorden van Mattheus en Markus kunnen we opmaken dat het hem
werkelijk te doen was om een antwoord op zijn vraag; ‘welke toch het grote
gebod van de wet is.’

Er is tot op vandaag over geen
onderwerp zoveel misverstand en twist geweest als over de heerlijke, heilige en
goede wet van God. God de Vader heeft Zijn liefdevolle, zorgzame en heilige
karakter aan ons geopenbaard in het geven van Zijn geboden. Ieder gebod getuigt
van bijzondere wijsheid en zalig zij, die de moeite nemen om Vader beter te
leren kennen door te onderzoeken wat Hij ons geopenbaard heeft. Tegelijk moeten
we bekennen, dat zij die dit doen zonder een hart vol liefde tot God in het
besef van genade alleen te kunnen leven, zullen verzanden in eindeloze
discussies en een wettische krampachtigheid, waarbij zij zich voortslepen van
valkuil naar valkuil. Zalig daarentegen zij die getuigen dat Christus alleen
hun zaligheid, hoop en leven is en de wet van God liefhebben omdat zij door
Gods Geest geleid, hebben ontdekt dat Christus kwam om hen te verlossen van de
vloek van de wet die op hen ruste vanwege de overtreding van de geboden, om nu,
verlost van vloek en oordeel te wandelen in het liefelijke licht dat van Gods
aangezicht straalt. Als we zo de wet benaderen dan zal het ons geen kramp
bezorgen, dan zullen we ontdekken dat veel geboden, zoals rond de offerdienst, vandaag
niet van toepassing zijn, maar ook dat we de geboden moeten onderzoeken met een
hart dat geestelijk hongert naar gerechtigheid. Zo zal een wettisch persoon
vastlopen op het schepje dat voorgeschreven wordt om de ontlasting te begraven,
terwijl een goed verstaander begrijpt dat een toilet de lading dekt. Een
wettisch persoon kijkt naar het schuine dak en weet niet hoe hij het gebod van
het hek om het dak moet toepassen, terwijl een goed verstaander het toepast op
een plat dak dat door mensen gebruikt wordt, of in de bouw, om de werkmannen te
beschermen. De Bijbel leert ons dat de letter dood en dat de Geest levend
maakt. Als wij met een natuurlijk oog, zonder leiding van Gods Heilige Geest,
de wet bestuderen om toe te passen in onze levens dan zullen we vastlopen, zij
daarentegen die door God geleid, het kloppend Vaderhart ontdekken zullen vol
verwondering de zegen en de vrijheid genieten die Zijn wet ons schenkt.

In de tijd van Jezus werd er
gestreden over de belangrijkheid van de verschillende geboden. Men plaatse het
ene gebod boven het andere, waarbij het belangrijk was om de meest belangrijke
geboden strikt te houden en waarbij de minder belangrijke geboden al snel niet
zo nauwgezet bekeken werden. De grote vraag die de geleerden bezighield was, wat
dan wel de belangrijkste geboden waren. Hier bestond verschil van inzicht over.
De één richtte zich voornamelijk op de offers, de ander op de sabbat en weer
anderen op de besnijdenis. In die context moeten we de vraag die de wetgeleerde
aan Jezus stelde plaatsen.

De Rabijnen zijn met hun
onderzoek gekomen op 613 geboden waarbij ze er 248 omschrijven als positief,
net zoveel als het aantal botten in het menselijk lichaam en 365 negatieve naar
het aantal dagen van het jaar. Als we deze 613 geboden en verboden onderzoeken
dan ontdekken we dat de opstellers van deze lijst, helaas ook geboden hebben
uitgelegd naar eigen inzicht, geleid door voorvaderlijke overleveringen en niet
altijd naar de Geest van Gods Woord.

Laten we eens luisteren naar mannen
die door Gods Geest geleid, kort en bondige samenvattingen hebben gegeven van
de geboden. David de man naar Gods hart geeft ons in Psalm 15 een samenvatting
van de wet in 11 geboden: ‘Een psalm van David. HEERE, wie zal verkeren in
Uw tent? Wie zal wonen op den berg Uwer heiligheid? (1) Die oprecht wandelt, en
(2) gerechtigheid werkt, en (3) die met zijn hart de waarheid spreekt; (4) Die
met zijn tong niet achterklapt, (5) zijn metgezellen geen kwaad doet, en (6) geen
smaadrede opneemt tegen zijn naaste; (7) In wiens ogen de verworpene veracht
is, (8) maar hij eert degenen, die den HEERE vrezen; (9) heeft hij gezworen tot
zijn schade, evenwel verandert hij niet; (10) Die zijn geld niet geeft op
woeker, en (11) geen geschenk neemt tegen den onschuldige. Die deze dingen
doet, zal niet wankelen in eeuwigheid, Psalm 15.’

De Profeet Jesaja vat Gods
geboden samen in 6 geboden. ‘De zondaren te Sion zijn verschrikt; beving
heeft de huichelaren aangegrepen; zij zeggen: Wie is er onder ons, die bij een
verterend vuur wonen kan? Wie is er onder ons, die bij een eeuwigen gloed wonen
kan? (1) Die in gerechtigheden wandelt, en (2) die billijkheden spreekt; (3)
die het gewin der onderdrukkingen verwerpt; (4) die zijn handen uitschudt, dat
zij geen geschenken behouden; (5) die zijn oor stopt, dat hij geen
bloedschulden hore, (6) en zijn ogen toesluit; dat hij het kwade niet aanzie;
Die zal in de hoogten wonen, de sterkten der steenrotsen zullen zijn hoog
vertrek zijn; zijn brood wordt hem gegeven, zijn wateren zijn gewis, Jes.
33:14-16.’

Micha omschrijft Gods heilige
wet in 3 geboden. ‘Hij heeft u bekend gemaakt, o mens! wat goed is; en wat
eist de HEERE van u, (1) dan recht te doen, en (2) weldadigheid lief te hebben,
en (3) ootmoediglijk te wandelen met uw God?, Micha 6:8.’

In Jesaja 56 lezen we een samenvatting
in 2 geboden: ‘Alzo zegt de HEERE: (1) Bewaart het recht, en (2) doet
gerechtigheid; want Mijn heil is nabij om te komen, en Mijn gerechtigheid om
geopenbaard te worden, Jes. 56:1.’

Amos omschrijft: ‘Want zo
zegt de HEERE tot het huis Israëls: (1) Zoekt Mij, en leeft, Amos 5:4.’

Waarbij Habakuk tot de
conclusie komt: ‘Ziet, zijn ziel verheft zich, zij is niet recht in hem;
maar (1) de rechtvaardige zal door zijn geloof leven, Habakuk: 2:4.’

David, Jesaja, Amos, Micha en
Habakuk hebben ontdekt dat de rechtvaardige niet struikelt over Gods geboden
maar zich erin verblijdt en weet dat de rechtvaardige door het geloof leeft. Hoewel
de wetgeleerden, de sadduceeën en de farizeeën, wanneer zij door geloof zouden
wandelen, dezelfde conclusie zouden hebben moeten maken, bleven zij in strijd
verwikkeld. Wat een onbevattelijk wonder dat God Zelf van de hemel gekomen is
om ons niet alleen te verlossen van de schuld die wij maken in het overtreden
van de wet, maar ons ook heeft willen leren wat nu de essentie van al Gods
geboden is. Dankbaar mogen wij meeluisteren en leren van het antwoord dat de
wetgeleerde kreeg op zijn vraag: ‘Meester! welk is het grote gebod in de
wet?’
In Lukas 10 lezen we de vraag: ‘Meester, wat doende zal ik het
eeuwige leven beërven?’
Het antwoord van Jezus omschrijft Markus als volgt:
‘Het eerste van al de geboden is: Hoor, Israël! de Heere, onze God, is een
enig Heere.’
Waarbij de Heere Jezus de woorden van de wet citeert uit
Deuteronomium 6, gevolgd door; ‘En gij zult den Heere, uw God, liefhebben
uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw verstand, en uit
geheel uw kracht. Dit is het eerste gebod, Mark. 12:29,30.’
Jaren voor dit
Goddelijke antwoord, hadden de woorden van God geklonken: ‘Nu dan, Israël!
wat eist de HEERE, uw God van u dan den HEERE, uw God, te vrezen, in al Zijn
wegen te wandelen, en Hem lief te hebben, en den HEERE, uw God, te dienen, met
uw ganse hart en met uw ganse ziel, Deut. 10:12.’
Dit grote gebod, ontdekt
ons dat God gediend wil worden door mensen die Hem liefhebben met het hele
hart, met alle verlangens, met alle hartstochten en met alle kracht. Jezus
zegt: ‘Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede aan dit gelijk,
is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven.’
Als wij leven in een
levende relatie met God dan gaat ons hart naar Hem uit, dan weten wij dat onze
zonden verzoend zijn door het bloed van de Heere Jezus Christus, Die ons
terugbracht in gemeenschap met God de Vader. Dan zullen wij elkaar niet om de
oren slaan met de geboden of elkaar de maat nemen maar elkaar liefhebben, omdat
de liefde van God ons daartoe dringt. Dan zullen we elkaars partners niet begeren
of misbruiken, dan zullen we niet doden, niet stelen en niet liegen of begeren
wat van onze naaste is (Rom. 13:9). Paulus zegt: ‘Want de gehele wet wordt
in een woord vervuld, namelijk in dit: Gij zult uw naaste liefhebben, gelijk
uzelven, Gal. 5:14.’
Jezus heeft gezegd: ‘Aan deze twee geboden hangt de
ganse wet en de profeten.’
Laten wij niet muggenziften, niet discussiëren
of elkaar veroordelen maar beseffen dat Jezus, het Levende Woord, de geboden
niet heeft afgeschreven maar er de liefdevolle essentie van heeft geopenbaard.

Vervloekt is eenieder die niet
blijft in al hetgeen geschreven staat in het boek der wet om dat te doen (Gal.
3:10), vervloekt is eenieder die God de Vader niet liefheeft en het offer van
Zijn Zoon afwijst. Vervloekt is eenieder die de Heere Jezus Christus niet
liefheeft (1 Kor. 16:22). Hebben wij Hem lief omdat God ons eerst heeft
liefgehad (1 Joh. 4)? Prijst dan de HEERE. Laten wij waken voor het twisten
over de wet (Titus 3:9) maar onder leiding van de Geest, Zijn vrucht genieten
want dat is; liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid,
goedheid, geloof, zachtmoedigheid en matigheid (Gal. 5:22). De Heere zegene u.
Amen.

Wilco Vos
Veenendaal 09-09-2019