Volg ons op YouTube

Woorden van Jezus – Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft

‘En als Hij bij de discipelen gekomen was, zag Hij een grote schare
rondom hen, en enige Schriftgeleerden met hen twistende. En terstond de gehele
schare Hem ziende, werd verbaasd, en toelopende groetten zij Hem. En Hij
vraagde den Schriftgeleerden: Wat twist gij met dezen? En een uit de schare,
antwoordende, zeide: Meester, ik heb mijn zoon tot U gebracht, die een stommen
geest heeft. En waar hij hem ook aangrijpt, zo scheurt hij hem, en schuimt, en
knerst met zijn tanden, en verdort; en ik heb Uw discipelen gezegd dat zij hem
zouden uitwerpen, en zij hebben niet gekund. En Hij antwoordde hem, en zeide: O
ongelovig geslacht, hoe lang zal Ik nog bij ulieden zijn, hoe lang zal Ik u nog
verdragen? Brengt hem tot Mij. En zij brachten denzelven tot Hem; en als hij
Hem zag, scheurde hem terstond de geest; en hij vallende op de aarde, wentelde
zich al schuimende. En Hij vraagde zijn vader: Hoe langen tijd is het, dat hem
dit overkomen is? En hij zeide: Van zijn kindsheid af. En menigmaal heeft hij
hem ook in het vuur en in het water geworpen, om hem te verderven; maar zo Gij
iets kunt, wees met innerlijke ontferming over ons bewogen, en help ons. En
Jezus zeide tot hem: Zo gij kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk dengene,
die gelooft. En terstond de vader des kinds, roepende met tranen, zeide: Ik
geloof, Heere! kom mijn ongelovigheid te hulp. En Jezus ziende, dat de schare
gezamenlijk toeliep, bestrafte den onreinen geest, zeggende tot hem: Gij stomme
en dove geest! Ik beveel u, ga uit van hem, en kom niet meer in hem. En hij,
roepende en hem zeer scheurende, ging uit; en het kind werd als dood, alzo dat
velen zeiden, dat het gestorven was. En Jezus, hem bij de hand grijpende,
richtte hem op; en hij stond op. En als Hij in huis gegaan was, vraagden Hem
Zijn discipelen alleen: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen? En Hij
zeide tot hen: Dit geslacht kan nergens door uitgaan, dan door bidden en
vasten, Mark. 9:14-29.’

Jezus, Petrus, Jakobus en
Johannes zijn na de bijzondere tijd op de berg van de verheerlijking, weer
afgedaald en ontmoeten de overige discipelen die omringd worden door een grote
groep mensen. De mensen zien Jezus, verbazen zich en groeten Hem. Waarom zouden
zij verbaasd zijn bij het zien van Jezus? We weten dat toen Mozes van de berg
kwam, zijn gezicht zo glinsterde, dat de mensen bang waren hem te ontmoeten
(ex. 34:30). Zou het gezicht van Jezus dat zojuist nog straalde als de zon ook
nu geglinsterd hebben? Hoe het ook zij, de mensen schrikken niet terug terwijl
zij de Heiland ontmoeten, Die niet gekomen is om te oordelen, maar om te
behouden. Jezus richt Zich tot de twistende Schriftgeleerden die het op Zijn
discipelen gemunt hadden en vraagt wat er aan de hand is, dan staat daar een
man voor Jezus.

Het is een vader in nood, zijn
enige zoon is al jaren in zwaar lijden. Wat een verschrikking voor deze vader,
zomaar op het onverwachts verandert zijn zoon in een kronkelende jongen, met
schuim op zijn mond en met knersende tanden, verdort hij als een plant. Wie kan
de nood van deze vader peilen, wie zou geen medelijden hebben met deze arme
jongen en zijn vader? Ongetwijfeld heeft de vader, zijn jongen al bij veel
medicijnmeesters gebracht, maar helaas tevergeefs. Nu was hij op pad gegaan om
zijn heil te zoeken bij Jezus, van Wie hij gehoord had. Wie weet, zou Jezus hen
kunnen helpen. Maar wat een teleurstelling, toen hij wel de discipelen trof
maar niet Jezus. Nog groter werd de teleurstelling toen ook de discipelen van
Jezus zijn zoon niet konden helpen.

En dan nu op het aller
onverwachts staat daar Jezus, hoor de noodkreet van de vader: ‘Meester, ik heb mijn zoon tot U gebracht,
die een stommen geest heeft. En waar hij hem ook aangrijpt, zo scheurt hij hem,
en schuimt, en knerst met zijn tanden, en verdort; en ik heb Uw discipelen
gezegd dat zij hem zouden uitwerpen, en zij hebben niet gekund.’
Dan zegt
Jezus tot hem: ‘O ongelovig geslacht, hoe
lang zal Ik nog bij ulieden zijn, hoe lang zal Ik u nog verdragen? Brengt hem
tot Mij.’
Wat een bijzondere reactie van Jezus, wat een bestraffing klinkt
er in Zijn woorden en toch, ondanks de bestraffing, vraagt Hij de jongen tot
Hem te komen. Wat een heerlijke uitnodiging, want als Jezus roept, dan is er
hoop, gezegend hij en zij die gehoor geven aan Zijn roepstem.

Daar wordt de jongen gebracht,
maar wat een verschrikking, daar is de boze geest weer, de jongen valt en rolt
al kronkelend en schuimend over de grond. Dan vraagt Jezus aan de vader hoelang
dit zich al voordoet. De vader vertelt dat het al vanaf zijn jonge kinderjaren
zo is, vaak heeft de boze geest de jongen in het vuur of in het water geworpen.
Wat een pijn moet het hart van deze vader vervullen. Hoor wat hij zegt: ‘Zo Gij iets kunt, wees met innerlijke
ontferming over ons bewogen, en help ons.’

Juist door deze smeekbede
begrijpen we waarom Jezus hem in eerste instantie bestraffend aansprak als een
ongelovig geslacht. Hoe anders heeft de roep van de melaatse man geklonken: ‘Heere! indien Gij wilt, Gij kunt mij
reinigen, Matth. 8:2.’
De melaatse was ervan overtuigd dat Jezus hem zou
kunnen genezen. Maar hier staat een vader, die twijfelt aan Jezus macht. Het
antwoord van Jezus klinkt dan ook: ‘Zo
gij kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk dengene, die gelooft.’
Het is
niet de vraag of Jezus kan genezen of bewogen is. Zou de Bron van ontferming
niet bewogen zijn bij het zien van Zijn schepsel dat door de boze wordt
geplaagd? Zou voor Jezus iets onmogelijk zijn? Heeft hij niet een man verlost
van een legioen duivelen, heeft Hij niet een dode opgewekt, de storm doen
bedaren en vele andere tekenen en wonderen gedaan? Jezus, Die alle macht heeft
in hemel en op aarde, confronteert de vader met zijn eigen zwakheid, het is
niet de onmacht van Jezus maar het is het ongeloof van de vader.

Zien we dit ook vandaag de dag
niet vaak in praktijk? Hoeveel mensen twijfelen niet aan Jezus. “Als Hij mij
mijn zonde wil vergeven dan ben ik gered, als Hij Zich over mij wil ontfermen
dan zal het goed zijn, als Hij mij wil genezen dan zal ik genezen zijn.” En ook
hier moet dan het onderwijs van Jezus ons stil maken: ‘Zo gij kunt geloven…’ Als wij gelovig vertrouwen dat God ons onze
zonden vergeeft om Jezus wil, dan zijn zij vergeven. Als wij geloven dat God
Zich over ons ontfermt, dan genieten wij Zijn ontferming. Als wij geloven dat
Gods genezing er ook vandaag is, dan zullen wij haar genieten. Ja in dat
gelovig vertrouwen, kunnen wij lijden en sterven met een hart vol liefde en
vrede.

Daar horen we de vader roepen,
terwijl de tranen over zijn wangen rollen: ‘Ik
geloof, Heere! Kom mijn ongelovigheid te hulp.’
Al was het geloof van de
vader niet zo groot als dat van de Kananese vrouw die bij Jezus aanhield om
haar dochter, toch grijpt ook hij zich aan Jezus vast. ‘Heere, al is mijn geloof dan nog zo klein, kom mijn ongelovigheid te
hulp.’
Zie dan niet op mijn kleine geloof maar help mij te geloven en help
mijn zoon.

Vrienden, al is ons geloof dan
nog zo klein, als het gericht is op Jezus, dan zullen wij nooit beschaamd
uitkomen. Hoor Zijn stem: ‘Gij stomme en
dove geest! Ik beveel u, ga uit van hem, en kom niet meer in hem.’
De
discipelen hadden machteloos gestaan, maar hier staat Jezus, de Almachtige, het
Licht van de wereld tegenover de duisternis, de Schepper tegenover de
verwoester, de Waarheid tegenover de leugen. En op Zijn bevel moet de
duisternis wijken. Terwijl het kind ligt te schokken, verlaat de boze zijn prooi
en alles wordt stil. Daar ligt het kind, naar de mening van mensen is hij
gestorven. Maar daar is Jezus, Hij neemt de kinderhand in Zijn gezegende hand
en daar staat de jongen gezond en wel op zijn benen. O welk een Heiland is onze
Jezus. Zou voor Hem iets te wonderlijk zijn?

Later vragen Zijn discipelen Hem
waarom zij de boze niet hebben kunnen uitwerpen. Dan zegt Hij: ‘Om uws ongeloofs wil; want voorwaar zeg Ik
u: Zo gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tot dezen berg zeggen:
Ga heen van hier derwaarts, en hij zal heengaan; en niets zal u onmogelijk zijn,
Matth. 17:20.’
Hoewel zij de macht ontvangen hadden om de duivelen uit te
werpen, schoot hun geloof te kort. Jezus geeft hen een sleutel in handen met de
volgende woorden: ‘Dit geslacht kan
nergens door uitgaan, dan door bidden en vasten.’
Door te bidden en te
vasten, zal het geloof versterkt worden, zal het vertrouwen groeien en zal de
ervaring bevestigen dat wij in Christus meer dan overwinnaars zijn.

Lieve vrienden, wat een lessen
liggen er in deze geschiedenis. Hoe staat het met ons geloof? Hebben wij geloof
in God? Geloven wij dat er voor Hem niets onmogelijk is en vertrouwen wij dat
om Jezus wil, ons al onze zonden vergeven zijn, Hij de vloek heeft weggedragen
en een volkomen verzoening heeft gebracht door Zijn lijden en sterven? Laten
wij toch diep doordrongen zijn van de ernst van onze situatie als wij niet op
God vertrouwen. Hebreeën zegt: ‘Maar
zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Want die tot God komt, moet
geloven, dat Hij is, en een Beloner is dergenen, die Hem zoeken, Hebr. 11:6.’

Aan de ene kant een zeer ernstige boodschap, want alle godsdienst zonder
geloofsvertrouwen is waardeloos voor God, het is onmogelijk om God te behagen
zonder geloof. Aan de andere kant schittert zo heerlijk de genade, want Hij is
een Beloner voor hen die Hem zoeken. Richt u op Jezus en als uw geloof dan
klein is, vraag Hem dan uw ongelovigheid te hulp te komen. Zondert u af, door
te bidden en te vasten, onderzoek de Bijbel en laat de vrede van God uw harten
vervullen. Hem zij alle eer. Amen.

Wilco Vos Veenendaal 20-02-2019