Woorden van Jezus – Bekeert u want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen
‘Van toen aan heeft Jezus begonnen te prediken en te zeggen: Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen, Matth. 4:17.’
In gedachten zien we in een prachtig landschap een machtige vulkaan oprijzen. Aan de voet van de vulkaan is een dorp ontstaan waar verschillende families leven. Als we daar rondlopen, ontdekken we hoe kinderen spelen en balanceren over twee ijzeren balken, terwijl ouders en jongelui met elkaar kletsen of gezellig op een kleedje zitten te picknicken. We vragen ons af wat die ijzeren balken zijn die dwars door het landschap lopen en geen einde lijken te hebben. We vragen het aan een paar spelende kinderen, zij weten het niet. Terwijl we wat verder lopen voelen we hoe de grond trilt en de lucht vervuld wordt met een wat rommelend geluid, dat klinkt als een ver verwijderd gedonder. Aan wat oudere mensen vragen we wat die ijzeren balken zijn, ze halen hun schouders op en zeggen; “Die balken? Ach dat is achterhaald maar er zijn nog steeds mensen die er anders over denken en er waarde aan hechten.” Verder worden we niet veel wijzer. Als we naar de vulkaan kijken zien we hoe donkere wolken opstijgen. Verderop zien we een groepje mensen staan, ze kijken ook naar de vulkaan en staren over de ijzeren balken in de verte. We lopen naar hen toe en vragen waar zij naar turen. Een oudere man begint vurig te vertellen hoe zij met elkaar al lange tijd reikhalzend uitzien naar de trein die zal komen om hen op te halen voordat de vulkaan zijn vernietigende vuur en lava over dit dorp zal uitspuwen. “Generaties lang hebben wij gewacht op de komst van de trein, iedere keer als wij de rails zien dan vertrouwen wij opnieuw dat de trein spoedig zal komen. Helaas de meeste van onze generatie hebben de moed opgegeven en hoewel de vulkaan steeds onrustiger wordt stoppen zij hun oren dicht als hen verteld wordt over de komende trein.” Terwijl de man steeds vuriger begint te spreken, loopt hij naar wat jongelui toe, die hun roes lijken uit te slapen en roept hen toe dat zij wakker moeten worden, hij wijst op de donkere wolken boven de vulkaan en roept hen toe dat de trein spoedig zal komen. Ze halen hun schouders op en kijken de man aan alsof hij gek geworden is. Ze hebben de oproep tot bekering al zo vaak gehoord… Het verhaal eindigt zo dubbel. De vulkaan begint haar lava uit te storten en terwijl de lang verwachte trein nadert, zien we hoe kinderen en etende en drinkende mensen, die geen waarde meer hechtte aan de rails nu verpletterd worden onder de trein. Zij die zolang hebben uitgezien naar de komende redding, stappen nu zingend en juichend in terwijl het vuur wordt uitgestort over het dorp dat reddeloos verloren is.
Zomaar een verhaal.. Toch een verhaal met een diepe boodschap, want moeten wij onwillekeurig niet denken aan Noach en zijn ark en aan de engelen die Lot kwam halen voordat het vuur Sodom en Gomórra verwoestte? Hoe vaak heeft vandaag de oproep tot bekering al geklonken en wie geeft er gehoor aan deze oproep? We leven in de dagen die zijn als de dagen van Noach… Nog even en Gods oordelen zullen over deze wereld worden uitgestort.
Terwijl de oude vader Jakob op zijn sterfbed lag, profeteerde hij van de komst van de Koning der Koningen: ‘De schepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Denzelven zullen de volken gehoorzaam zijn, Gen. 49:10.’ Reikhalzend zag hij uit naar de komst van de Messias en horen hem zeggen: ‘Op Uw zaligheid wacht ik HEERE, Gen. 49:18.’ Jakob zag uit naar de zaligheid, de komende Yeshua, de Verlosser Israëls. Heel de Schrift is van God ingegeven en wijst ons op de Messias waar ook Jesaja zoveel van geprofeteerd heeft. ‘Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen. Spreekt naar het hart van Jeruzalem, en roept haar toe, dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is, dat zij van de hand des HEEREN dubbel ontvangen heeft voor al haar zonden. Een stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des HEEREN, maakt recht in de wildernis een baan voor onzen God! Alle dalen zullen verhoogd worden, en alle bergen en heuvelen zullen vernederd worden; en wat krom is, dat zal recht, en wat hobbelachtig is, dat zal tot een vallei gemaakt worden, Jes. 40:1-4.’ Al die tijd zijn er gelovige mensen geweest die vertrouwen hebben gesteld in de beloften die tot hen kwamen door het Woord van de HEERE. Hoewel niemand van hen de Messias gezien heeft, zagen zij Hem als het ware vanuit de verte naderen als de komende Verlosser.
De Verlosser zou komen om hen die Hem verwachtte te verlossen van de vijanden en hen de beloofde heerlijkheid te schenken. Hij zou komen om Zijn Volk te verlossen van alle ongerechtigheid. Helaas, hoe velen zijn de hoop op verlossing verloren en ingeslapen met de rest van de mensen om hen heen. De afgoden van de wereld leken meer te bieden dan het dienen van de Levende God, de Schepper van hemel en aarde. Steeds opnieuw klonk de oproep tot bekering: “Keert weder gij afkerige kinderen.” Steeds opnieuw zond de HEERE Zijn profeten om wakker te schudden en te wijzen op de beloften die Hij geschonken had. ‘Daarom zal Ik u richten, o huis Israëls! een ieder naar zijn wegen, spreekt de Heere HEERE, keert weder, en bekeert u van al uw overtredingen, zo zal de ongerechtigheid u niet tot een aanstoot worden. Werpt van u weg al uw overtredingen, waardoor gij overtreden hebt, en maakt u een nieuw hart en een nieuwen geest; want waarom zoudt gij sterven, o huis Israëls? Want Ik heb geen lust aan den dood des stervenden, spreekt de Heere HEERE; daarom bekeert u en leeft, Ezechiel 18:30-32.’ Te midden van dit afkerige volk zijn er steeds geweest die de hoop niet opgaven en uitzagen naar de Messias, zij hebben zich onbesmet bewaard van de afgoden en niet meegedaan met de zonden van het volk. Uitziende zijn zij gestorven en wachtend op de grote dag zullen zij straks ingaan in de heerlijkheid die Vader hen beloofd heeft. Wat een onderscheid tussen hen die hopen op de Verlosser en hen die hopeloos zijn. Nog eenmaal klonk de stem van de profeet onder het Oude Verbond: ‘Want ziet, die dag komt, brandende als een oven, dan zullen alle hoogmoedigen, en al wie goddeloosheid doet, een stoppel zijn, en de toekomstige dag zal ze in vlam zetten, zegt de HEERE der heirscharen, Die hun noch wortel, noch tak laten zal. Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen; en gij zult uitgaan, en toenemen, als mestkalveren. En gij zult de goddelozen vertreden; want zij zullen as worden onder de zolen uwer voeten, te dien dage, dien Ik maken zal, zegt de HEERE der heirscharen. Gedenk der wet van Mozes, Mijn knecht, die Ik hem bevolen heb op Horeb aan gans Israël, der inzettingen en rechten. Ziet, Ik zende ulieden den profeet Elia, eer dat die grote en die vreselijke dag des HEEREN komen zal. En hij zal het hart der vaderen tot de kinderen wederbrengen, en het hart der kinderen tot hun vaderen; opdat Ik niet kome, en de aarde met den ban sla, Mal. 4:1-6.’
Na deze ernstige, waarschuwende en moedgevende woorden is het zo’n vierhonderd jaar stil geweest. Wie zou nog hopen op de beloften? Is het niet net als bij Noach? Zien we het tafereel van de picknickende mensen tussen de rails? Wie hoopt er nog op een Verlosser? Wie ziet nog uit naar de Koning der Koningen? Wie heeft zich nog onbesmet bewaard van de afgoden en de leugenachtige woorden van de valse profeten? Hoe groot is God, Hij is getrouw en doet wat Hij beloofd heeft. Ja daar zien we een Simeon en een Anna, ze waren oud geworden en hadden al zo lang reikhalzend uitgezien naar de dag dat de Messias komen zou. Waar bleef toch de vertroosting Israëls? Zij werden niet moedeloos maar zagen op de beloften en hielden zich daaraan vast. Het verlangen wat leefde in het hart van de oude Jakob leefde in de harten van deze mensen: Hoor wat Simeon uitroept als hij Jezus in zijn armen sluit: ‘Nu laat Gij, Heere! Uw dienstknecht gaan in vrede naar Uw woord; Want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien, Die Gij bereid hebt voor het aangezicht van al de volken: Een Licht tot verlichting der heidenen, en tot heerlijkheid van Uw volk Israël, Lukas 2:29-32.’
Hoor daar klinkt een stem, het is de stem van de roepende in de woestijn. De profetie van Jesaja en Maleachi gaat in vervulling, daar staat Johannes de Doper, de Elia waar Maleachi van profeteerde. Hoor hoe hij roept: ‘Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.’ Als hij de Farizeeën en de Schriftgeleerden tot zich ziet komen om gedoopt te worden zegt hij: ‘Gij adderengebroedsels! wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn? Brengt dan vruchten voort, der bekering waardig. En meent niet bij u zelven te zeggen: Wij hebben Abraham tot een vader; want ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken. En ook is alrede de bijl aan den wortel der bomen gelegd; alle boom dan, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen, Matth. 3:7-10.’
Bekeert u, dat zijn de woorden die al zo lang hebben geklonken en ja, dat zijn de eerste woorden die Jezus sprak tot de mensen nadat Hij gedoopt is en de verzoeking in de woestijn heeft doorstaan. ‘Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen, Matth. 4:17.’ Jezus, de Messias, de van God de Vader gezonden Profeet, Priester en Koning der Koningen is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat wat verloren was. Kom vrienden, bekeert u. Keer u af van de wereld die voorbijgaat en straks zal eindigen in het vuur. Keer terug tot de levende God, beleid Hem uw zonden en schuil achter deze Jezus. Zie op de beloften en hebt goede moed, want Hij die gestorven is tot een verzoening voor onze zonden, is opgestaan en opgevaren naar de hemel en staat gereed om te komen en als de Koning der Koningen de wereld te zuiveren van ongerechtigheid en Zijn Koninkrijk van gerechtigheid op te richten. Nog klinkt Zijn stem: Bekeert u. Hij komt Hij komt. O vrienden wat een dag zal dat zijn. Kom, zien wij reikhalzend uit naar die dag, weest nuchter en waakt. Amen.
Wilco Vos Veenendaal 17-07-2017