Woorden van Jezus – De oogst is wel groot maar de arbeiders zijn weinige
‘En Hij, de scharen ziende, werd innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, gelijk schapen, die geen herder hebben. Toen zeide Hij tot Zijn discipelen: De oogst is wel groot; maar de arbeiders zijn weinige; Bidt dan den Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote, Matth. 9:36-38.’
‘Gij Zone Davids, ontferm u onzer,’ zo klonk het uit de monden van de blinden. Zij zagen met de ogen van hun hart, in Jezus de Messias, de Zoon van David. Dwars door de onmogelijkheid heen hielden zij zich vast aan Hem door Hem te volgen en vonden dat wat zij verlangden. Zou er voor Jezus iets te wonderlijk zijn? Jezus, Die niet gevolgd wilde worden door mensen die uit waren op wonderen en tekenen, verbood hen om te zwijgen. Toch zijn zij in grote blijdschap uitgegaan en hebben verteld wat Jezus aan hen had gedaan. Dan wordt een mens tot Jezus gebracht die niet kan spreken vanwege de machten van de duisternis. Jezus, de bron van alle goed, Die gekomen is als het Licht van de wereld verbreekt de machten van de duisternis, werpt de duivel uit en de stomme spreekt. Verwondering vervult de mensen zodat zij zeggen: ‘Er is nooit desgelijks in Israël gezien.’ Van wonderen hadden zij gehoord. Mozes, Elia en Eliza hadden wonderen gedaan maar nooit zoals Jezus, Die alles deed als Machthebbende. Wat een zegen als het hart vervuld wordt met verwondering, als de geest van de mens onder de indruk komt van God en Zijn wonderbare ontfermen. Ach dat heel de wereld zich zou verwonderen over Jezus de Zoon van God. Verwonderen over Zijn liefde, Zijn macht en Zijn onderwijs. Ja stil worden over het feit dat Hij als de Zoon van God, gekomen is om te dienen en Zijn leven af te leggen, zodat wij, zondaren, door het geloof in Hem, weer terug kunnen komen bij God de Vader. Als de stille verwondering wordt gevolgd door geloof dan moet de macht der duisternis wijken, ja verliest de hel haar grip op de mens en vindt de zondaar het eeuwig leven in de doorboorde handen van Jezus. Zijn bloed reinigt van alle zonden. Hoe verschrikkelijk, als in plaats van verwondering en geloof, verbittering en afschuw het hart vervult. Hoor wat de farizeeërs zeggen: ‘Hij werpt de duivelen uit door de overste der duivelen.’ Hier maken zij van de hemelse heerlijkheid een helse duisternis, hier maken zij de gezegende Heiland tot een overste van de duivelen. Wat is de mens, die vertrouwt op eigen inzicht en meent God een dienst te kunnen doen met eigen inzet en ideeën. De mens die vertrouwt op eigen kunnen, is een vijand van genade en verafschuwt het leven door het geloof alleen.
Jezus trekt verder en terwijl Hij in al de steden de synagogen bezoekt, predikt Hij het Evangelie van het Koninkrijk en geneest de zieken. Na Zijn doop en de overwinning over de satan die Hem verzocht in de woestijn, begon Hij Zijn prediking met: ‘Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.’ Ook nu, nu Hij zijn wonderbare krachten heeft betoond, klinkt het Evangelie van het Koninkrijk. Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen, Jezus de Messias, de Zoon van David is gekomen en allen die in Hem geloven worden burgers van dat Koninkrijk. Dat betekent dat wij door Gods genade en de werking van de Heilige Geest in Hem het leven hebben gezien. Dat we ons afkeren van de slechte weg waarop we wandelen en ons richten op de Weg, de Waarheid en het Leven. Dat we als het ware net als de blinden tot Hem getrokken worden, dat we breken met de zonden, de zonden belijden en uit genade de vergeving van alle schuld ontvangen. Een burger worden van dat Koninkrijk is niet ingewikkeld, het is zo eenvoudig dat de meeste mensen het niet willen. Een burger van dat Koninkrijk kun je niet worden door eigen inzet, goede ideeën of hard werken, nee het is alleen Gods genade en allen die dat dankbaar aanvaarden mogen weten dat zij nu alreeds met Christus in de hemel zijn gezet, zoals Paulus ons dat leert in Efeze 2:6. Een burger van dat Koninkrijk wordt opgeroepen om bezig te zijn met de dingen van dat Koninkrijk dat zo anders is als het koninkrijk der duisternis. Hoor wat Paulus zegt: ‘Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God, Kol. 3:1-3.’ Door het geloof worden wij één met Christus, dan wordt Zijn dood de onze en mogen wij weten dat de kracht van Zijn opstanding ook in ons werkzaam is. O wat een vreugde om een onderdaan te zijn van Koning Jezus.
Eens klonk de stem van de HEERE tot Ezechiël: ‘Mensenkind! profeteer tegen de herders van Israël; profeteer en zeg tot hen, tot de herders: Alzo zegt de Heere HEERE: Wee den herderen Israëls, die zichzelven weiden! zullen niet de herders de schapen weiden? Gij eet het vette, en bekleedt u met de wol, gij slacht het gemeste, maar de schapen weidt gij niet, Ezech. 34:2,4.’ God zag vanuit de hemel, hoe Zijn volk, verstrooid als schapen zonder herder, ronddoolden. Zij die herders moesten zijn waren gericht op zichzelf en gaven niets om het lot van de schapen. Nu twee duizend jaar geleden, terwijl de volheid van de tijd gekomen was, is de goede Herder gekomen om Zijn leven te geven voor de schapen. Als Hij wandelt te midden van Zijn volk, wordt hij met ontferming bewogen. Hij ziet hen, vermoeid en verstrooid als schapen zonder herder. De mensen zijn moe geworden, moe vanwege de gevolgen van de zonden, moe vanwege de lasten die zij moeten dragen, lasten die de liefdeloze herders hen oplegden. Herders die zich voordeden als goede herders maar niets anders waren dan grijpende wolven. Herders die onrust, twist en tweedracht zaaiden. Herders die de mensen onder een juk van wetten en regels gebukt lieten gaan waarbij het zicht op de ware God en Zijn heilige wet verduisterd was geworden. De herders legden de kudde lasten op die te zwaar waren om te dragen. Het volk dat gebukt ging, onder deze lasten begreep niet hoe God gediend wilde worden. God Die verlangde naar een relatie met Zijn volk, zag hoe zij Hem dachten te kunnen dienen met een vorm zonder inhoud. In plaats van een volk dat Hem in een heilige overgave diende, gedreven door de liefde, was alles een schijnheilige vertoning geworden waarbij de zuivere liefde tot God verloren scheen te zijn gegaan. Maar, God zij dank, tussen deze schapen, ja tussen deze aanbidders, waren aanbidders die God dienden in geest en in waarheid. Daar waren volgers die in Jezus de Messias, de goede Herder hadden ontdekt. Hoewel de valse herders zichzelf zochten, zocht Jezus de mensen, de goede Herder, stelde Zijn leven voor de schapen. Ij
Hij sprak tot Zijn discipelen: ‘De oogst is wel groot; maar de arbeiders zijn weinige; Bidt dan den Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote.’ De vergelijking genomen van de akker die vol staat om geoogst te worden, ziet Jezus de wereld als een akker vol mensen, maar waar zijn de arbeiders? Waar zijn zij die het Evangelie van het Koninkrijk prediken? Waar zijn zij die geloven dat het niet lang meer duren zal voordat het Koninkrijk der hemelen voorgoed zal afrekenen met het koninkrijk der duisternis? Waar zijn zij die innerlijk met ontferming bewogen worden als zij de mensen zien als schapen zonder herder? Waar zijn zij die de mensen oproepen om te breken met de zonde en het volgen van de wereldse moraal om terug te keren tot de levende God en Zijn heilige wetten? Waar zijn zij die openlijk durven ingaan tegen de leerstellingen van de valse herders die zichzelf wijden en zich niet bekommeren om het heil van de schapen? Waar zijn zij die gedreven worden door de liefde en beseffen wat het is om alleen uit genade te leven en die genade aanbevelen bij de mensen? O vrienden, de Heere Jezus riep op om te bidden of de Heere nog arbeiders in Zijn oogst zou uitstoten. Ook vandaag hebben wij arbeiders nodig, geen arbeiders die staan te springen om een baantje in het Koninkrijk maar arbeiders die uitgestoten moeten worden omdat zij inleven van zichzelf niet bekwaam te zijn en dat het prediken van wet en evangelie een leven is dat ingaat tegen de mening van de massa. Als ze Jezus Christus, de prediker der gerechtigheid een overste van de duivelen hebben genoemd, dan zullen zij allen die Zijn voetstappen drukken ook beoordelen met dezelfde maatstaf.
Maar vrienden, is er een heerlijker werk dan dat werk te doen waar Jezus Zelf ons toe roept? Is er een kostbaarder werk denkbaar dan te wijzen op de Goede Herder Die Zijn leven heeft afgelegd als een Lam dat geslacht moest worden voor onze zonden? Vrienden laten wij samen bidden of God nog arbeiders uitstoot in Zijn oogst. Opdat er nog velen tot bekering en geloof zullen komen. Want iedere gelovige wordt geroepen om op de plaats waar God ons stelt een arbeider te zijn in de grote oogst. De één als moeder in haar gezin, de ander als juffrouw op school, de één als boer tussen de boeren en de ander als verkoper tussen de klanten, de één als evangelist op de plek waar God hem vandaag nodig heeft, de ander als voorganger van Gods gemeenten. Tegelijk worden allen die Jezus liefhebben geroepen evangelisten en voorgangers te zijn, in ons gezin, op school, in de samenkomst, op straat, op kantoor en in de fabriek, in de vrachtwagen of aan boord van het schip. Laten wij samen, schouder aan schouder de grote daden van God onze Vader, Jezus onze Zaligmaker en de Heilige Geest als onze Trooster bewonderen, aanbidden en verkondigen totdat Jezus komt om als de Koning der koningen om af te reken met al het kwaad, zodat Zijn gerechtigheid de aarde zal vervullen. Hallelujah Jezus komt. Amen.
Wilco Vos Veenendaal 13-04-2018